Ze debuteerde op achtjarige leeftijd in de gedaante van een elfje. Niet eens een decennium later zag producent Samuel Goldwyn haar dansen in een theaterstuk. Terstond bood deze rijkaard uit Hollywood de feeërieke blondine een filmcontract aan. Dit leidde uiteindelijk tot bijna vijftig rolprenten waarin deze groenogige beauty valt te bewonderen.[1]
Jeugd
Virginia Mayo zag het levenslicht in 1920 te Saint Louis, in de Amerikaanse staat Missouri. Haar vader, Luke Jones, was werkzaam als journalist. Haar moeder bestierde het huishouden en kluste af en toe bij als verkoopster.[2]
Terugkijkend op haar jeugd zei de latere filmgodin ooit het volgende. Ik was als klein meisje nogal ziekelijk en bepaald niet mooi. Pas vanaf mijn zeventiende jaar begonnen mensen enthousiast op mijn uiterlijk te reageren.
Als kind volgde ze reeds lessen aan de drama school van een tante. Zij leerde me erg veel, inbegrepen dansen. Ik wilde toen al de showbusiness in. Dat verlangen dreef mij boven alles. Desbetreffend familielid had ook na haar opleiding nog een grote impact op haar. De autobiografie van de actrice laat dit namelijk zonneklaar zien! [3]
Haar middelbare schoolopleiding voltooide ze in 1937. Gelijk daarna trok ze in de toneeltroep van Andy Mayo drie jaar door de Verenigde Staten. In die periode veranderde ze ook haar achternaam. Sindsdien werd Virginia Mayo haar nom de plume.
Hollywood
Begin jaren veertig vertrok Mayo in het gezelschap van haar moeder naar Hollywood. Al gauw kreeg de blondgelokte pin-up girl van Goldwyn allerlei rollen aangeboden. In de door Alfred Santell vervaardigde film Jack London (1943) wordt het leven van deze kleurrijke Amerikaanse schrijver verbeeld. Mayo vervulde hierin een bescheiden rol. De protagonisten in desbetreffend werk waren Michael O’ Shea en Susan Hayward.
Een jaar nadien vertolkte ze de vrouwelijke hoofdrol in The princess and the pirate. Niettemin draait het in deze komedie toch vooral om Bob Hope. In die tijd was deze acteur reeds een wereldster. Ook Bing Crosby en Hugo Haas zijn in dit werk trouwens eventjes te zien.[4]
Vervolgens werd ze gekoppeld aan Danny Kaye. Met deze komiek maakte ze Wonder man (1945) en een jaar daarna The kid from Brooklyn. Haar beroemdste film met hem werd The secret life of Walter Mitty (1947). In deze komedie draait het om kunstschatten uit Nederland dat toen werd bezet door de nazi’s. Rosalind van Hoorn is het door Mayo gespeelde personage dat in Amerika een veilig heenkomen heeft gezocht. Haar ontmoetingen met een fantasievolle redacteur (Kaye), die werkt voor een uitgeverij van stripboeken, leiden frequent tot zeer hilarische situaties.
Kaye liet overigens overal gedurig weten ontevreden te zijn met Mayo. Hij wilde liever de Zweedse actrice Ingrid Bergman als zijn tegenspeelster.[5]
Huwelijk en gezin
Tijdens de opnames van Jack London had Mayo hoofdrolspeler Michael O’ Shea leren kennen. De man was in die tijd getrouwd en vader van twee kinderen. Al gauw vonden zij elkaar echter in de liefde. Hun relatie werd in de zomer van 1947 bekroond met een huwelijk. Gaandeweg werd de filmgodin de kostwinner van het stel. Met de carrière van O’ Shea ging het namelijk gestaag bergafwaarts. Begin jaren vijftig kreeg hij nauwelijks nog rollen aangeboden. Bovendien begon hij te kwakkelen met zijn gezondheid. Volgens Mayo hield haar echtgenoot ten diepste niet van acteren. Hij was veel liever politieagent geworden, zoals veel van diens familieleden. Voor de hermandad was destijds zijn lichaamslengte onvoldoende. Een illusie armer rolde hij vervolgens toevallig de wereld in van film en toneel. Weer wat later in diens leven begon de man te tobben met zwaarmoedigheid en daadwerkelijke depressies.[6]
In 1954 beviel Mayo van een dochter, Mary geheten. Zij zou haar enige kind blijven. Ik ben geen broedmachine. Met deze opmerking sloot de filmster nog meer koters uit. Volgens de actrice genoot haar man van het opvoeden van diens dochter, zeker in de perioden waarin hij niet (voor TV) werkte. Mayo omschrijft haar echtgenoot als een fictieve Ier. De filmgodin beweert dat de vader van haar partner een Schot was. Zijn moeder schijnt een Canadese met Franse roots te zijn geweest. Haar man verzon de nazaat te zijn van een grote Ierse familie. Al in diens jeugd had hij zijn naam aangepast door een O ervoor te zetten. In de zienswijze van Mayo leek haar man op een Ier en acteerde alsof hij dat ook was. Zijn bezetenheid dreef hem en het gezinnetje enige tijd naar Ierland, doch dat werd een teleurstelling.
Gedurende haar huwelijk kreeg Mayo een bloedhekel aan Barbara Stanwyck. Well, I hate her. She was always after her leading men and even went after Mike when they worked in The lady of burlesque. She is the most ugly actress that ever got anyplace. Bad figure. Flat chested. Am I angry? Yeah, because she kept going after my husband.[7]
In de ban van het wereldscherm
In The best years of our lives speelde Mayo een aantrekkelijke maar nogal dellerige jonge vrouw. Dit door William Wyler geregisseerd drama uit 1946 werd onderscheiden met negen Oscars. Volgens onder meer topregisseur John Huston en filmdiva Bette Davis had ook Mayo deze prijs verdiend vanwege haar acteerprestatie in dit meesterwerk. De blondgelokte fantasie uit St. Louis had overigens weinig met drama’s. Naar haar eigen zeggen greep het haar te zeer aan. Het zich verplaatsen in dergelijke personages kostte haar buitendien erg veel energie.
Colorado territory (1949) was de eerste western waarin Mayo een rol vervulde. In deze door Raoul Walsh vervaardigde klassieker verbeeldde ze op sensuele wijze een jonge vrouw met Pueblo roots. Uit haar autobiografie blijkt hoe ze genoot van de buitenopnames, het landschap en het fysiek bezig zijn.[8] De filmster was over de regisseur uiterst enthousiast. Wat hield ik van die man! Hij op zijn beurt wilde me hebben in elk werk dat hij maakte. Hij moet heel veel van me hebben gehouden. Onder regie van Walsh vertolkte ze de vrouwelijke hoofdrol in White Heat. Deze film noir uit 1949 wordt gerekend tot een der hoogtepunten in dit genre. In deze klassieker had Mayo als tegenspeler James Cagney. In haar autobiografie vertelt de filmgodin echt bang voor hem te zijn geweest omdat de man helemaal opging in diens personage.
Een jaar later werkte ze wederom samen met deze acteur. Deze keer was het echter in een muzikale komedie. Roy Del Ruth vervaardigde The West Point story in 1950. Een bescheiden rol had hij toebedeeld aan Doris Day. Vele jaren later liet Mayo haar lezers weten dat desbetreffende publiekslieveling in films eigenlijk alleen maar mannen om zich heen wilde. Andere vrouwelijke sterren verdroeg ze absoluut niet.[9]
Mayo zelf vond She ’s working her way through college (1952) haar allerbeste film. In dit verhaal was Ronald Reagan haar tegenspeler. Met voornoemde acteur maakte ze drie jaar eerder de komedie The girl from Jones beach. In haar memoires vertelt de filmlegende dat ze Reagan een erg charmante man vond. Bovendien was hij fantastisch om mee samen te werken. In de jaren tachtig werd ze tot haar verrassing een keer gebeld door Reagan. Ik wist niet hoe ik hem moest aanspreken. Ronnie achtte ik gezien zijn ambt als president van de USA niet meer toepasselijk. Ik hield het maar bij Mr. President. De actrice was overigens een overtuigd Republikein. Rond 1980 had ze hem zelfs nog gesteund in diens strijd om het Witte Huis.
Vanaf de jaren vijftig schitterde ze ook in allerlei avonturenfilms. In Captain Horatio Hornblower (1951) had Walsh de vrouwelijke hoofdrol toegekend aan Mayo. In deze verfilming van dit door C. S. Forrester geschreven werk was Gregory Peck ontegenzeggelijk de grote held van het verhaal. Mayo keek bijzonder op tegen het uiterlijk van haar tegenspeler. In haar optiek was Peck bovendien the best kisser in the business.
Een kassucces werd Pearl of the south pacific. Voor deze rolprent uit 1955 van Allan Dwan vonden de opnames plaats in Hawaï. Een jaar voordien had deze filmveteraan nog Cattle queen of Montana met Barbara Stanwyck en Ronald Reagan geregisseerd.
The story of mankind (1957) van Irwin Allen werd de film die ze het meest verafschuwde. Aan deze rolprent werkten beroemdheden mee zoals Peter Lorre, Hedy Lamarr, Groucho Marx, Marie Windsor en Vincent Price. Hendrik van Loon was de schrijver van The story of mankind. Deze in Rotterdam geboren kleurrijke figuur vertrok in het begin der twintigste eeuw naar de USA. Aldaar werkte hij als journalist, schrijver en enige tijd ook als hoogleraar. Desbetreffend boek publiceerde hij in 1921. In de gelijknamige film ziet de kijker het mensdom voor de rechter staan. Slavernij, land toe-eigening en nog veel meer wordt deze primatensoort ten laste gelegd. In deze rechtszaak is de door Vincent Price gespeelde duivel de aanklager. Zijn redeneringen en verwijten komen sterk overeen met het woke-gedachtengoed dat in deze tijd wordt gekoesterd door veel bestuurders, journalisten en universitaire leerkrachten. Een opmerkelijk verschil is wel dat in de film de kritiek voor alle mensen gold. Momenteel is zulks toch veeleer beperkt geraakt tot een specifieke sekse en figuren met een bepaalde huidskleur.
Na deze volstrekte flop trad ze onder meer op in Fort Dobbs, Westbound en Young fury. In laatstgenoemde rolprent was Rory Calhoun haar tegenspeler. Begin jaren zestig vloog ze naar Italië om aldaar een rol te spelen in Revolt of the mercenaries. Fort Utah (1967) werd haar laatste western. Daarna speelde ze voornamelijk personages in horrorfilms. Ook voor dit genre deinsde ze zonneklaar niet terug. De godin uit Hollywood wilde zo ontzettend graag acteren. Het liefste trad ze op in musicals. In haar lange loopbaan weigerde ze echter nimmer een aangeboden rol.
Verkoopster van glamour en dromen
Mayo sierde in de Verenigde Staten veelvuldig de covers van filmbladen en fameuze modetijdschriften. Ook voor de omslag van het populaire magazine Look werd ze gevraagd als model. In The best years of my life vertelt ze hierover een veelzeggende anekdote. Ann Blyth, Bette Davis en ik mochten ooit poseren voor een van hun covers. Ann was die bewuste dag reeds op de afgesproken plek. Daar hebben we flink zitten kletsen tot Davis binnenkwam. Mayo beschrijft vervolgens in haar autobiografie onverbloemd deze karaktervolle actrice. Zonder iets tegen ons te zeggen, begon ze een gesprek met een van de al aanwezige fotografen. Op een bepaald moment werd ons gevraagd om te gaan staan voor een pose. Ik besloot te lachen voor het plaatje. Het interesseerde me totaal niet of La Davis dit wel zou waarderen. Mayo eindigt haar verhaal over deze diva en beruchte pestkop voor haar doen zeer vilein. Ze dacht de koningin van Hollywood te zijn. Ze dacht boven iedereen te staan. Mensen waren minne wezens voor haar, ook Ann en ik. Er was Bette Davis en daaronder wriemelde de rest der mensheid.
Mayo’s silhouet werd in de VS ook perfect geacht om nylons en hakjes uit Parijs aan de vrouw te brengen. Zeep, shampoo en huidpoeder werden eveneens door haar aangeprezen. Verder verleidde ze de consument om cola, thee en sigaretten te kopen.
In Nederlandse filmrecensies werd zowaar de schoonheid van desbetreffende actrice opvallend open en lyrisch bezongen. In velerlei artikelen werd ze het dynamische blondje of de knappe blondine genoemd.[10]Virginia Mayo ontplooit zich helaas niet in haar volle bekende popperigheid. Dit schreef jammerend een verslaggever van Het Rotterdamse parool.[11] Een journalist van het Algemeen Dagblad liet verder ooit weten dat Mayo was gekroond tot het meisje waarnaar het meest werd gefloten in 1945. Dorothy Lamour had eerder deze wonderlijke, maar toch wel grappige ereprijs ontvangen, voegde hij nog toe. [12]
Gebruik makend van haar Hollywoodse glamour prees Mayo ook in Nederland allerlei producten aan. In het knusse vaderland viel bijvoorbeeld jarenlang van haar te genieten terwijl ze zeep of kleding loofde en van vervoerende dromen voorzag.[13]
Televisie, toneel en cruiseschepen
Tegen het einde van de jaren zestig stond Mayo weer geregeld op de planken. Ze speelde onder meer in That certain girl en Barefoot in the park. In het begin der jaren zeventig oogstte ze veel lof door haar rol in de muzikale komedie No, No, Nanette. Enkele wereldberoemde songs uit dit toneelstuk zijn Tea for two en I want to be happy. In 1981 trad ze op in Butterflies are free. Zestien jaar later was de legende uit Hollywood nog te zien in de musical Follies.[14]
Ook in televisieseries viel volop van de wereldster te genieten. Ze was bijvoorbeeld te bewonderen in Police story (1973). In dit misdaaddrama vervulden allerlei beroemdheden, zoals Joan Blondell, Angie Dickenson en het toenmalig meisjesidool David Cassidy, gastrollen. Verder trad ze onder meer op in Remington steel (1984), Murder, she wrote (1984) en The love boat (1986). Bovendien vertolkte ze meermaals gastrollen in de vermaarde soap Santa Barbara (1984-1993).[15]
Rond 1980 werd Mayo gevraagd om mee te gaan op cruises. Evenals bij andere (gewezen) godinnen van het witte doek werd maar één tegenprestatie van haar verwacht. Tijdens de reis had ze een keer de verplichting om naar de balzaal van het schip te gaan. Elegant gekleed moest ze dan een avond lang allerlei vragen van het publiek beantwoorden.
De filmster benijdde het gemak waarmee actrices zoals Esther Williams, June Allyson en Margaret O’ Brien met de passagiers omgingen. Ik miste hun soepelheid. Ik ben een nogal formeel mens. Mijn tijd bracht ik liever door in de scheepsbibliotheek. Mayo ging bovendien graag vroeg naar bed. Maar overdag zag ik graag het nodige van de wereld als we ergens voor anker gingen.
In die periode verbaasde zij zich nog door menigeen herkend te worden. In een Spaanse havenstad werd zelfs ooit haar naam langdurig gescandeerd.[16] Na tien jaar cruisen, zette ze tenslotte een punt achter haar luxueus gereis.
Godsbewijs
Begin jaren vijftig schreef de sultan van Marokko een brief naar de filmmaatschappij van Mayo. Hierin liet hij weten dat ze niet alleen een groot actrice was, maar ook een metgezel in zijn vrolijke en verdrietige momenten. Voorts benadrukte deze exotische vorst dat in zijn optiek haar schoonheid het tastbare bewijs was van het bestaan van God.
De licht loensende filmster pakte dit gezwollen proza laconiek en geestig op.[17] Uitzinnige lofprijzingen over haar uiterlijk was ze intussen wel gewend. Niettemin was zo’n hooggestemd en fraai geformuleerd compliment volstrekt nieuw voor haar.
In 1973 overleed Michael O’ Shea ten gevolge van een hartinfarct. Na het heengaan van haar echtgenoot bleef Mayo wonen in haar statige ranch. Eenzaam was ze allerminst. Haar dochter bivakkeerde immers bij haar, samen met haar man en drie zoontjes. Daarenboven had de filmster een fiks aantal personeelsleden in dienst.
Uitzonderlijk is het gegeven dat het leven van Mayo zonder schandalen is gebleven. Er waren geen hoogoplopende ruzies, geen echtscheidingen en geen affaires. Om iets met bepaalde tegenspelers te beginnen, spookte weleens door mijn hoofd. Dit verlangen beschrijft ze openhartig in The best years of my life. In de praktijk zag ze daar evenwel steevast van af.
De diva bleef haar hele leven tekenen en schilderen. Het portret op de cover van haar autobiografie vervaardigde ze zelf. Deze memoires werden gepubliceerd in 2002. Drie jaar later verwisselde de wereldster het tijdelijke met het eeuwige.
Terugkijkend op haar leven zei de Hollywood legende dat ze het liefste danseres was geworden. Uiteindelijk werd ik echter een actrice. Zodoende mocht ik wel optreden naast de grootste filmsterren van mijn tijd.[18]
[13] Beatrijs; katholiek weekblad voor de vrouw, jaargang 11, 1953, nummer 29, 17-07-1953 en Margriet; weekblad voor vrouwen en meisjes, 1948, nummer 40, 01-01-1948.
Ze werd wees op vierjarige leeftijd. Als tiener was verkrachting haar lot. Toen ze als showgirl werkte, drukte de beroemde bard Al Jolson een sigaret uit op haar bovenlijf omdat hij zich door haar afgewezen voelde. Tot overmaat van ramp werd ze gedurende haar eerste huwelijk geregeld afgerost door haar drankverslaafde echtgenoot.[1]
De in 1907 geboren actrice Barbara Stanwyck verafschuwde echter een cultivering van slachtofferschap. I hate whiners, liet zij zich een keer ontvallen. You have to fight life and make it work for you.[2]
Stanwycks streven naar privacy was ouderwets groot. Over haar persoonlijke geschiedenis sprak ze zelden tot nooit. Stanwyck keek in velerlei opzichten liever vooruit.
Een half uur voor het begin der opnames zat ze reeds op de set te wachten, trappelend van ongeduld. Haar arbeidsethos legde haar geen windeieren. In de jaren veertig groeide ze uit tot de bestbetaalde vrouw in de Verenigde Staten. Vervolgens kon zij zich op nog betrekkelijk jonge leeftijd al multimiljonaire noemen.
De moordlustigste femme fatale van Hollywood
Op vijftienjarige leeftijd werd Stanwyck lid van The Ziegfeld Follies, een uitermate prestigieus dansgezelschap.[3] Daarvoor had zij haar geld verdiend als inpakster, telefoniste en showgirl.
Omstreeks 1929 verhuisde ze met haar echtgenoot, de komiek Frank Fay, naar Hollywood. Aldaar groeide ze gaandeweg uit tot een femme fatale die elke inktzwarte fantasie overtrof.
In 1944 vertolkte ze haar eerste femme noir rol in Double indemnity.[4] Met haar personage had ze aanvankelijk veel moeite. Ze vreesde namelijk dat het spelen van zo’n doortrapte en moordzuchtige vrouw haar imago blijvend zou beschadigen.
Are you a mouse or an actress? Deze vraag stelde regisseur Billy Wilder toen ze haar bezwaren met hem besprak. Well, I hope I’m an actress, zei Stanwyck. Then do the part, zo hield de cineast haar voor.[5] Haar optreden in Double indemnity leidde uiteindelijk tot een Oscarnominatie voor beste actrice.
Het was een jarenlange wens van Stanwyck om in een film van Fritz Lang te spelen. Toen ze de hoofdrol in de noir Clash by night (1952) door deze gelouterde regisseur kreeg aangeboden, aarzelde ze geen seconde.[6]
Een boeiende bijkomstigheid is dat een van haar medespeelsters luisterde naar de naam Marilyn Monroe. Aangezien het legendarisch geworden sekssymbool bepaald niet uitblonk in punctualiteit leidde dit regelmatig tot conflicten met de uiterst perfectionistisch ingestelde maker van Metropolis. Stanwyck wist evenwel bijzonder professioneel het verhitte geruzie tussen de regisseur en de prille diva te sussen.
Vijf keer Frank Capra en andere drama’s
In de jaren dertig acteerde Stanwyck onder meer in rolprenten van Cecil B. DeMille en King Vidor. Met laatstgenoemde regisseur maakte ze Stella Dallas (1937), een verhaal over een ietwat vulgaire moeder die zich zeer onzelfzuchtig opoffert voor haar dochter zodat zij in hogere sociale kringen kan leven. Een Oscarnominatie voor beste actrice werd het resultaat.[7]
Stanwyck schitterde, tot en met de Tweede Wereldoorlog, vooral in drama’s van Frank Capra. In vijf van zijn films vertolkte ze de hoofdrol. De regisseur was vol lof over de jonge actrice. She doesn’t act a scene, she lives it, liet hij ooit weten.[8]
In Capra’s meesterwerk Meet John Doe (1941) verbeeldt ze een zeer bedrieglijke journaliste die een zwerver (Gary Cooper) gebruikt om de verkoopcijfers van haar krant omhoog te jagen.[9]
Niemand minder dan de Amerikaanse president Franklin D. Roosevelt was erg enthousiast over Capra’s rolprenten. Zo vond hij de wijze waarop deze cineast de manipulatieve rol der media in beeld bracht realistisch en erg indrukwekkend.
Een onderschatte comédienne
Als comédienne was Stanwyck bijkans onnavolgbaar.[10] In 1935 diende Red salute, een nu zo goed als vergeten rolprent, in zekere zin als vingeroefening. In deze door Sidney Lanfield geregisseerde komedie speelt Stanwyck een generaalsdochter die verliefd is op een revolutionaire student die zijn toehoorders voorhoudt dat om iets nieuws op te bouwen eerst de oude orde moet worden afgebrand.
Uiteindelijk komt het in deze film toch nog goed. De revolutiepreker wordt als een agent van een vreemde mogendheid het land uitgezet. Godlof heeft het door Stanwyck vertolkte personage haar geluk dan al bij een andere jongeman gevonden.[11]
In The lady Eve (1941) konden bioscoopbezoekers Stanwyck bewonderen als oplichtster. Haar acteerprestatie in dezen wordt door sommigen tot de beste uit de geschiedenis van Hollywood gerekend. Henry Fonda had in deze door Robert Preston vervaardigde film vol uiterst gevatte dialogen de eer haar tegenspeler te zijn.[12]
Ball of fire (1941) leverde haar wederom een Oscarnominatie op.[13] Gary Cooper was in deze komedie van Howard Hawks haar voornaamste tegenspeler. In deze rolprent verbeeldt Stanwyck een nachtclubzangeres waar een aantal hooggeleerde heren verliefd op geraken.
Haar grote liefde: de western
Westerns lagen haar na aan het hart. Gedurende haar gehele carrière vertolkte ze rollen in dit genre.[14]California (1947) werd, in financiële zin, haar succesvolste western. Ray Milland vervulde hierin de mannelijke hoofdrol. In deze liefdesgeschiedenis spelen op de achtergrond de stichting van de staat Californië en de beruchte (negentiende-eeuwse) gold rush.[15]
Mogelijk is Cattle queen of Montana (1954) haar bekendste western geworden omdat hierin haar tegenspeler Ronald Reagan was, de latere president van de Verenigde Staten.[16]
De laatste western waarin ze optrad, is Forty guns (1957). In deze film van Samuel Fuller weigerde de gecontracteerde stuntvrouw een bepaalde scène. Ze vond die namelijk veel te gevaarlijk. Ik doe het wel, zei Stanwyck. De bijna vijftigjarige actrice kwam er met wat builen en schrammen vanaf en werkte na deze scène gewoon weer verder.[17]
Na Stanwycks overlijden in 1990 werd haar as uitgestrooid boven het gebied waar ze de meeste westerns had gespeeld. Op haar verzoek werd van een kerkdienst afgezien. De filmster had weinig affiniteit met georganiseerde godsdienst, ook al geloofde ze wel in God.
Leeftijdsdiscriminatie te Hollywood!
Vermoedelijk kreeg ze vanwege haar gevorderde leeftijd vier jaar lang geen filmrol aangeboden. Althans, dit is de uitleg die Stanwyck hieraan gaf.[18] Om deze reden werd ze als TV-actrice actief. Met name door haar rollen in series als Bonanza, The big valley, Dynasty en The thorn birds werd ze door het grote publiek op handen gedragen.
Op Stanwycks bovenstaande uitspraak valt wel iets af te dingen, zonder overigens haar claim wezenlijk in twijfel te willen trekken. In de jaren zestig werd ze gevraagd om naast Elvis Presley de hoofdrol te spelen in Roustabout, een muziekfilm van John Rich.[19]
Haar laatste speelfilm werd The night walker (1964). Een hoofdrol hierin was weggelegd voor haar voormalige echtgenoot Robert Taylor. In deze door William Castle geregisseerde horror movie speelt Stanwyck een vrouw die aan nachtmerries lijdt.[20]
Nadien kreeg ze, tot haar ziekelijk getob begon, aanbiedingen om in TV-films en talloze series te spelen. Dat ze dit op gezette tijden weigerde, valt goed te begrijpen.
Vanaf het begin der jaren zestig kreeg ze diverse eerbewijzen, zoals een ere-Oscar, Emmy’s en Golden globes. Uit handen van de pas gekozen gouverneur van Californië, Ronald Reagan, ontving ze in 1966 een prijs die ontegenzeggelijk erg veel voor haar betekende. Dit was The screen actors guild award.[21]
Stanwycks streven naar privacy
Haar persoonlijk leven verliep zonneklaar wat minder succesvol. In 1935 zette ze achter haar rampzalige relatie met Fay eindelijk een punt. [22]
Met haar (in 1932) geadopteerde zoon Dion had ze weinig contact. Na een leven in internaten en chique scholen trad hij als negentienjarige in militaire dienst. Daarna heeft hij zijn moeder nimmer nog gezien of gesproken. Stanwyck had namelijk totaal geen behoefte meer aan een ontmoeting met hem en volhardde hierin tot haar dood.
Dankzij haar buurman en zakenpartner Zeppo Marx leerde ze in 1936 Robert Taylor (via een blind date) kennen.[23] Deze universitair opgeleide acteur was vier jaar jonger dan zij. Hij was een absoluut groentje in de filmwereld. Naar eigen zeggen schoolde Stanwyck hem evenwel met alle liefde bij.
In 1939 traden ze met elkaar in het huwelijk. Dit geschiedde deels op aandrang van Taylors filmbedrijf. De bovenbazen waren bevreesd voor imagoschade van hun held omdat hij het hield met een vrouw zonder getrouwd te zijn. Als dit uitlekte naar de pers zou dat slecht uitpakken voor de acteur waarmee ze een langdurig contract hadden afgesloten.[24]
Een uitgestelde huwelijksreis
Op 17 maart 1947 werd Hollywoods glamourstel welkom geheten te Amsterdam. Ze kwamen met de auto uit Brussel en hadden een barre tocht door sneeuw en ijs doorstaan. De verzamelde vaderlandse pers werd vanzelfsprekend welwillend door hen te woord gestaan.
Dit is een verlate huwelijksreis, had Stanwyck eerder al laten weten. Daarbij bracht ze uitgekiend naar voren dat haar man geruime tijd in het Amerikaanse leger had gediend.[25]
De filmsterren, die in het luxueuze hotel des Pays Bas verbleven, prezen de energieke wederopbouw van Nederland. Wel verbaasden zij zich over de vele producten die op de bon waren. Om deze reden moest Taylor, voor zijn doen, bijvoorbeeld met weinig kaas genoegen nemen.
Op de vraag of het stel ook samen in films had gespeeld reageerde Stanwyck gevat. Twee. Maar ze waren verschrikkelijk slecht. Ik hoop dat u ze niet gezien heeft. [26]
Stella Dallas noemde ze haar beste film. Opmerkelijk is dat Wilders Double indemnity door de actrice buiten beeld werd gehouden. Toch heeft met name haar rol in deze film noir Stanwyck een enkele reis naar de eeuwigheid opgeleverd.
Volendam
Ik wil mijn vrouw morgen Volendam laten zien. Dit vertelde Taylor vervolgens in de lounge van hun hotel. Een journalist bracht daarna het vorige bezoek van de acteur in herinnering. Toentertijd werd de man bestormd door tientallen meiden. Deze uitzinnige fans trokken vervolgens alle knopen van zijn jas en namen die mee als souvenirs.[27]
Taylor werd door een journalist vol ontzag als de opvolger van Rudolf Valentino omschreven.[28] Laatstgenoemde filmster leidde echter in seksuele zin wel een veel heftiger leven dan Taylor.
Een journalist liet in diens artikel de lezers weten dat een zeer progressief belastingstelsel de Verenigde Staten typeerde. Het leven van een filmster viel zijns inziens in financiële zin daarom niet mee! [29]
Het uiterlijk van de filmgoden uit Hollywood bleef de Hollandse journalisten bezig houden. Robert heeft de neiging dik te worden, merkte Stanwyck op. Maar we moeten als acteurs op ons figuur letten. Daarom eten we geen gebak en gebruiken we geen suiker in de koffie.
Je moet er iets voor over hebben om filmster te zijn, verzuchtte vervolgens een verslaggever van De Waarheid, een communistische krant in die tijd.[30]
Desbetreffende verslaggever zal mogelijk niet op de hoogte zijn geweest van het manifest dat Taylor en Stanwyck in 1944 hadden ondertekend. Hierin werd het uitdragen van Amerikaanse waarden in de filmindustrie te Hollywood bepleit. Onder meer Frank Capra, Cecil DeMille, Ginger Rogers, Gary Cooper en Irene Dunne hadden dit manifest ondertekend.
Ook de schrijfster Ayn Rand had haar naam eronder gezet. Deze Russin van geboorte had als volwassene haar heil in de Verenigde Staten gezocht. In 1947 publiceerde ze de Screenguide for Americans.[31] Daarbij gaf ze een onderbouwing aan voornoemd manifest. Rand wees op het belang van individualisme. Collectivisme leidde in haar ogen tot racisme en middelmatigheid. Ze vond het een horreur om het individu te zien verdwijnen in een ongedifferentieerde, nietszeggende groep. Zij koesterde de uniciteit van het individu en vreesde collectivistische constructies die de maatschappij zouden verdelen. Het primaat van de groep betekende, naar haar idee, het einde van een authentiek en zeer persoonlijk leven.
Rand was doodsbang voor het communisme en drong er bij regisseurs op aan totalitair geregeerde landen niet te idealiseren. De Sovjet-Unie wordt (namelijk) geregeerd door een wrede despoot. In haar tijd was dat Stalin. Over de goelags in die periode was toen nog niet zoveel bekend. [32]
Bepaalde Oostbloklanden verboden in reactie alle films der ondertekenaars van het manifest. In het jaar waarin het glamourstel Volendam bezocht, ging Roemenië bijvoorbeeld hiertoe over.[33]
Een passie voor knappe jongemannen
Hollywood beschouwt dit huwelijk als bijzonder goed.Op zich is het heel bijzonder als een filmhuwelijk binnen acht jaar niet wordt verbroken, vervolgde de journalist van De Noord-Ooster, een Groningse krant.[34]
Of dit zo achteraf als desinformatie moet worden geduid, is zeker een terechte vraag. Taylors affaires met Ava Gardner en Lana Turner waren geenszins geheim gebleven in Tinseltown. Bovendien vertelden deze filmgodinnen er met de Amerikaanse pers erg openlijk over!
Of Stanwyck haar huwelijkstrouw wel serieus nam, is lastig te zeggen. Dat de echtelieden elkaar echter zelden zagen, kan onmogelijk worden betwijfeld. Van gemeenschappelijk interesses was nauwelijks sprake. Taylor was het liefste buiten en jaagde graag (op dieren). Stanwyck leefde daarentegen voornamelijk voor haar werk.[35]
In 1950 ging Hollywoods droomkoppel uit elkaar. Een jaar later werd door de rechter de definitieve scheiding uitgesproken. Stanwyck kreeg de villa toegewezen en mocht (tot haar dood) jaarlijks vijftien procent van Taylors inkomsten tegemoetzien. Alleen bij hertrouwen zou ze dit recht verspelen.
In 1952 begon ze een vier jaar durende geheime affaire met de pas tweeëntwintig jaar geworden acteur Robert Wagner.[36] Ook daarna zouden erg knappe jongemannen haar bijzonder blijven inspireren.
Noten
[1] Zie V. Wilson, A life of Barbara Stanwyck. Steel true 1907-1940 (New York 1913) 432.
[27] Een vergelijkbaar voorval vond plaats tijdens een bezoek van Taylor aan New York (1936). Bij de ingang van een theater werd hij door uitzinnige fans belaagd. Zijn das werd van zijn nek getrokken, de knopen en zakken van zijn jasje werden afgerukt. Maar liefst vijftien politieagenten moesten hem tegen honderden vrouwen beschermen die om een handtekening smeekten. Zie Wilson, A life of Barbara Stanwyck, 509.
[32] In Actrice Barbara Stanwyck. Een politiek incorrecte powervrouw wordt dit thema zeer uitgebreid besproken. Zie Bühne Powervrouwen. Dorian d’Oliveira. Najaar 2022.
[35] Regisseur Jacques Tourneur zei ooit dit over Stanwyck: But I can tell you that Barbara is one hell of a hard worker, an artisan, a driver. She lives only for two things, and both of them are work. Zie Smith, Starring Miss Barbara Stanwyck, 279.
Lil Dagover werd in 1887 geboren te Madioen, een plaats in het toenmalige Nederlands-Indië. Op jonge leeftijd verhuisde ze naar Duitsland. Daar speelde Dagover gedurende haar lange carrière als actrice in meer dan honderddertig films. Tegenwoordig wordt deze diva vooral herinnerd door haar rol in de legendarische klassieker Das Cabinet des Dr. Caligari.[1]
Een moeilijk meisje
Martha Seufert, die later onder de naam Lil Dagover grote triomfen zou vieren, ging als jong meisje noodgedwongen naar Duitsland. Haar moeder was in de bloedhete gordel van smaragd helaas ernstig ziek geworden en de hoop was dat ze in het Avondland te midden van familieleden zou herstellen. Dit bleek een misrekening en na het overlijden van haar moeder werden Martha en haar oudere zus Maria ondergebracht bij hun grootouders. Om allerlei redenen kwamen de meisjes in een familiecarrousel terecht. Ooms en tantes namen de meisjes afwisselend in huis.
De latere actrice lag geregeld met haar tantes overhoop. Ze had namelijk de gewoonte om alles (bij het omkleden) achter zich te laten vallen, in de veronderstelling dat dienstmeisjes het wel zouden oprapen. Maar Duitsland liet zich in dezen niet vergelijken met haar luxe leventje op Java.[2]
De diva in de dop bezocht diverse scholen en internaten, zelfs in Frankrijk en Zwitserland.[3] Behalve het willen bieden van een uitstekende opleiding, moet ook iets anders hebben gespeeld. Het heeft er veel van weg dat Martha een bijzonder moeilijk meisje is geweest.
Op zestienjarige leeftijd leerde ze de gevierde toneelspeler Fritz Daghofer kennen.[4] Vanwege haar affaire met deze man, die twee keer zo oud was als zijzelf, werd de pas ontloken schoonheid van school gestuurd. Vervolgens trad ze terstond in het huwelijk met haar minnaar, hetgeen tot een breuk met haar familie leidde. Een jaar later kreeg ze haar eerste en naar uiteindelijk zou blijken enige kind, Eva Maria geheten.[5]
Prima donna (van de expressionistische film)
Haar eerste kleine rollen vervulde Dagover vanaf 1913. Via haar echtgenoot leerde ze vermoedelijk regisseurs als Fritz Lang en Robert Wiene kennen. In Die Spinnen (1919) van Lang was ze voor het eerst de absolute heldin van het verhaal.
In eerdergenoemd jaar vertolkte ze ook de vrouwelijke hoofdrol in Das Cabinet des Dr. Caligari, een film die in februari 1920 te Berlijn in première ging. Deze rolprent van Robert Wiene betekende haar grote doorbraak, ook internationaal.
Nadien maakte ze Der müde Tot (1921) en Dr. Mabuse, der Spieler (1922), beiden onder regie van Lang. Ook speelde Dagover in films van Friedrich Wilhelm Murnau, Carl Froelich en Arthur von Gerlach. Dat ze de koningin van de expressionistische film mag worden genoemd heeft dus een reden!
Intussen was Dagover rond 1920 gescheiden van haar man, maar haar verbasterde artiestennaam bleef ze aanhouden tot haar dood.[6]
In 1925 werd ze door de artistieke virtuoos Max Reinhardt, die uit een orthodox joods milieu stamde, gevraagd om zich bij hem aan te sluiten als toneelspeelster.[7] Deze eer liet ze vanzelfsprekend niet aan zich voorbijgaan.
Een jaar later trouwde ze met de uit Rusland afkomstige producent George Witt die vervolgens de nodige films van haar zou financieren.
Als actrice was Dagover ook enige tijd in Zweden en Frankrijk actief. Haar belangrijkste rolprenten uit die periode zijn Die Lady ohne Schleier (1927) en Le tourbillon de Paris (1928). Ook werden filmopnames gemaakt in Oostenrijk voor Madame Blauwbart (1931), onder regie van Conrad Wiene.[8] Deze cineast was tot de machtsovername van Adolf Hitler ook in Duitsland werkzaam, maar gezien zijn joodse achtergrond achtte hij het begrijpelijkerwijs geboden het prille Derde Rijk zo snel mogelijk te verlaten.[9]
Een filmster gaat naar Hollywood
In het spoor van haar zinnenprikkelende landgenote Marlene Dietrich vertrok Dagover ook naar Hollywood.[10] Aldaar speelde ze de hoofdrol in The woman from Monte Carlo.[11] Deze door Michael Curtiz geregisseerde rolprent werd in de winter van 1932 uitgebracht.
Unaniem hekelden recensenten de film vanwege de fletsheid en voorspelbaarheid van het verhaal. De schoonheid en het acteertalent van Dagover (in deze volgorde) werden daarentegen vurig beschreven en geprezen.[12]
Of Curtiz en Dagover elkaar al eerder hadden ontmoet, is de vraag. Curtiz werd geboren in Boedapest en groeide op in een joods gezin.[13] In de tijd dat Dagover begon te acteren, was Curtiz al een van de grootste Hongaarse regisseurs. Ook in Berlijn werkte hij nog een periode om in de jaren twintig naar de USA te gaan. Casablanca (1942) wordt alom beschouwd als zijn beste film.[14] Humphrey Bogart en Ingrid Bergman maakte het bovendien tot aanbeden wereldsterren.
Na de opnames van The woman from Monte Carlo ging Dagover overigens weer pijlsnel naar Duitsland en keerde nooit meer terug naar Hollywood.
Diva Dagover treedt op in Holland!
In de herfst van 1932 zorgde Dagover voor geëxalteerde recensies met haar optreden in de Princesseschouwburg te Den Haag. In de hofstad speelde ze de hoofdrol in Der Kuss vor dem Spiegel van Lazlo Fodor. Haar tegenspeler in dit drama was Ernst Deutsch. Deze acteur zou later onder meer nog een rol spelen in The third man (1949), de befaamde film noir van Carol Reed.[15]
In een recensie voor De Locomotief, een met name in Nederlands-Indië veelgelezen krant, was sinoloog en schrijver Henri Borel uiterst enthousiast over het optreden van Dagover.[16] Begeesterd beschreef hij uitvoerig en fijnzinnig de kleding die Dagover droeg gedurende elke akte.
Tijdens een persconferentie liet de diva volgens Borel weten niet van Hollandse komaf te zijn. Haar vaders wieg stond in Oostenrijk en haar moeder was een creoolse, zo vervolgde Borel, die diverse jaren in Nederlands-Indië had gewerkt.[17] Zeker het laatste is een verrassende bewering, aangezien dit verder nergens als feit wordt vermeld. Het blijft nu altijd de vraag hoe deze met Louis Couperus en Frederik van Eeden bevriende schrijver hierop is gekomen. Ook gelet op de rassenwaan die nadien het Avondland zou teisteren, is deze opmerking van Borel erg intrigerend.
Gegevens over haar moeder vallen op internet zo goed als niet te vinden. Haar vader daarentegen wordt steevast vermeld, inbegrepen het feit dat hij dienstdeed als houtvester.[18]
In haar autobiografie Ich war die Dame is Dagover opvallend zwijgzaam over haar moeder. Alleen haar overlijden op jonge leeftijd wordt door de actrice aangestipt. Haar moeders naam blijft verder ongenoemd!
Vol bewondering repte Borel over de etherische verschijning van de filmster en haar vele optredens overal in Europa. De zwakste, slankste, meest broos en “zerbrechlich” lijkende vrouwen zijn meestal juist de sterksten, zo besloot Borel zijn recensie in De Locomotief.[19] Gezien de door Dagover bereikte leeftijd kunnen we deze nu goeddeels vergeten schrijver hierin alleen maar gelijk geven.
Hitlers geliefde tafeldame
Ten tijde van het Derde Rijk bleef Dagover onverdroten films maken. In meer dan twintig films speelde ze in die periode een rol. Veelal moest zij zich inleven in een gravin, markiezin of keizerin. In deze adellijke gedaanten zag het publiek haar blijkbaar het liefste.
Onder regie van Douglas Sirk vertolkte ze de hoofdrol in Schlussakkord.[20] Deze rolprent werd geproduceerd in 1936. Sirk ging een jaar later naar Hollywood. Het feit dat hij getrouwd was met een joodse vrouw zal zeker van belang zijn geweest in dit besluit. In de jaren vijftig regisseerde Sirk onder meer All I desire, Written in the wind en Imitation of life. Dat zijn nu stuk voor stuk klassiekers![21]
Intussen werd de diva in 1937 door propaganda-minister Joseph Goebbels tot Staatsschauspielerin verheven.[22] Het gerucht dat zij een affaire had met deze politicus waarde zeker rond. Niettemin is scepsis in dezen op zijn plaats, want er zijn in werkelijkheid geen gegevens die hierop wijzen. Dat Goebbels ook in seksuele zin verzot was op actrices is echter een onbetwistbaar feit.[23]
In het jaar dat ze tot Staatsschauspielerin werd verheven, speelde ze in Fridericus en in Die Kreuzersonate, naar een verhaal van Lev Tolstoj.[24]
In 1939 werd een foto van Dagover gemaakt waarop valt te zien dat zij zich geestdriftig inzette voor Die Winterhilfe. Dit was een door nationaalsocialisten bestuurde organisatie die armenzorg verleende.[25]
Meermaals moet ze tafeldame van Adolf Hitler zijn geweest. Naar haar eigen zeggen gingen de gesprekken met de vrijgezelle rijkskanselier voornamelijk over de voor- en nadelen van een vegetarisch leven. Beiden waren afkerig van het eten van vlees, dus in dezen zullen ze elkaar zeker hebben kunnen vinden.[26]
Gedurende de oorlogsjaren vervulde ze rollen in Bismarck, Musik in Wien en Wien 1910. In deze laatste rolprent wordt het leven van Karl Lueger, een antisemitische Weense burgemeester, beschreven.[27] Tegenwoordig wordt deze film geduid als vessel vol nazistische propaganda.[28]
Dagover trad in 1943 op voor Duitse soldaten, op minder dan twee kilometer van het oostfront, zo laat ze in haar autobiografie weten. Ook viel ze als entertainer te bewonderen op Jersey en Guernsey, twee door de Duitsers bezette eilanden in het Kanaal. Het optreden van Dagover vond aldaar plaats in maart 1944, enkele maanden voor D-Day.
In dat jaar ontving ze van Hitler de voornaamste onderscheiding die aan een burger kon worden verleend, te weten het Kriegsverdienstkreuz II. Klasse. [29]
Ich hatte keinen Sinn für Politik schreef Dagover vele jaren later in Ich war die Dame.[30] Dat ze met deze woorden haar eigen rol in de realiteit van toen versluierde, is zeer aannemelijk!
Een gedenazificeerde godin
Na haar denazificatie was Dagover alweer vlug op de bühne te vereren.[31] In 1948 werd de eerste naoorlogse film uitgebracht waarin ze een rol had. Deze rolprent, Die Söhne des Herrn Gaspary, wordt geregeld omschreven als een verhaal met een anti-nazistisch thema.[32]
In de jaren vijftig speelde ze in maar liefst drie verfilmingen van door Thomas Mann geschreven romans, te weten Koninklijke Hoogheid, Buddenbrooks en Felix Krull.[33] In dit decennium vertolkte ze voor het eerst ook rollen in televisieproducties.
In de jaren zestig ontving ze diverse prijzen voor haar acteerprestaties. De meest prestigieuze hiervan was ongetwijfeld de Bambi.[34]Die seltsame Gräfin (1961) is de belangrijkste film die ze in deze periode maakte. Hierin speelde ze (natuurlijk) de gravin!
In 1968 kwam Dagover tijdens een interview terug op Das Cabinet des Dr. Caligari. Lovend en met intense nostalgie spreekt ze met de journalist over het inlevingsvermogen van de toen al beroemde Werner Krauss, die de rol van Dr. Caligari vervulde.[35]
Ich war die Dame
Ook in de jaren zeventig trad Dagover nog op in een aantal rolprenten. Een daarvan was Karl May (1974), onder regie van Hans-Jürgen Syberberg. Hierin verbeeldde Dagover Bertha von Suttner, een pacifiste die in 1953 de Nobelprijs voor de vrede ontving.[36]
Haar laatste film is het door Maximilian Schell geregisseerde Geschichten aus dem Wienerwald (1979) geweest.[37] In datzelfde jaar ging ze als toneelspeelster nog op tournee!
Bovendien werd haar Ich war die Dame gepubliceerd. In deze autobiografie beschrijft ze uitgebreid haar indrukwekkende carrière en allerlei vermaarde collega’s en regisseurs waarmee ze had samengewerkt.
Opmerkelijk is dat in deze autobiografie geen enkele aandacht is voor haar dochter Eva Maria. Toch valt ontegenzeggelijk iets zeer interessants over haar te vertellen. Zij was namelijk enige tijd getrouwd met Geza von Radványi. Deze regisseur wordt nu vooral nog herinnerd door zijn remake van Mädchen in Uniform (1958), met Lili Palme en Romy Schneider. Sandor Marai was een broer van deze filmmaker. Marai zelf vergaarde als schrijver wereldfaam met zijn roman Gloed.[38]
Ook haar vader en zus komen in de autobiografie van deze gedreven diva niet of nauwelijks ter sprake. Publiekslieveling Lil Dagover leefde voor roem, film en toneel.[39]
[7] Max Reinhardt over Fritz Daghofer: Mijn god, Daghofer zou mijn beste toneelspeler zijn, wanneer hij maar niet zo ontzettend lui was. Zie: Ich war die Dame, pagina 44. Voor Reinhardt zie: https://nl.wikipedia.org/wiki/Max_Reinhardt.
[10] Dagover bewonderde Dietrich als violiste. De legendarische diva schijnt volgens Dagover zelfs vier weken als concertmeester te hebben gewerkt in een orkest dat filmmuziek ten gehore bracht. Dietrich werd echter ontslagen omdat orkestleden te zeer door haar lange benen werden afgeleid. Zie Ich war die Dame, pagina 159.
[12]The woman from Monte Carlo was zeker niet de eerste geluidsfilm waar Dagover aan meewerkte. Dit gold echter wel voor het spreken van Engels in een filmrol. Een recensent verwees in zijn kritiek naar haar Teutoonse accent. Volgens Dagover zelf sprak ze vloeiend de nodige talen, waaronder Engels en Frans. Zie https://archive.org/details/variety105-1932-01/page/n19/mode/1up?view=theater; Ich war die Dame, pagina 40.
[18] De naam Martha Herf wordt in twee artikelen genoemd. Dit zou dan haar moeder moeten zijn geweest. Niettemin wordt ook eenmaal de naam Hedwig Wentz opgevoerd. Bovendien is er een schrijfsel waarin staat dat Dagover iemand was met Hollandse roots. Gezien haar autobiografie en familie-opvang in haar jeugd is dit hoogst twijfelachtig. Zie: http://peterbosma.info/starring-lil-dagover/; https://www.imdb.com/name/nm0196820/bio.
[39] Zelfs in haar autobiografie houdt de Teutoonse filmgodin vast aan haar verhaal dat ze in 1897 was geboren. Volgens controleerbare feiten werd ze echter tien jaar eerder geboren. Ook haar voornaam vrolijkte de diva op door er de nodige aan toe te voegen. Niettemin werd ze bij haar geboorte als Martha Seufert ingeschreven, meer niet. Blijkbaar had Dagover een sterk en zeer begrijpelijk verlangen om feiten te vervlechten met fictie. Zie https://kueko-berlin.de/damals-wars/lil-dagover/.
Brigitte Helm. De filmgodin die liever huisvrouw werd
Ze werd op slag wereldberoemd door haar dubbelrol in Metropolis, het nu legendarische meesterstuk van Fritz Lang.[1] Vervolgens acteerde ze in ongeveer dertig andere films. Drie daarvan stonden onder regie van Georg Wilhelm Pabst. Deze kameleontische persoonlijkheid wordt, evenals de maker van Metropolis, gerekend tot de cinematische grootheden van de Weimarrepubliek.[2]
De Duitse droomfabriek
Brigitte Helm werd in 1906 geboren te Berlijn.[3] Haar vader was een legerofficier uit Pruisen die overleed toen ze nog als kleuter door het leven huppelde.
Ze speelde op haar middelbare school in diverse toneelstukken en blonk daarin ook uit. De poort naar de Duitse droomfabriek werd echter door haar moeder geopend. Die schreef namelijk een enthousiaste brief (aangevuld met foto’s van haar dochter) aan Thea von Harbou, toentertijd de beroemdste scenarist van Duitsland. Bovendien was ze getrouwd met Fritz Lang die als regisseur steeds meer successen begon te boeken.[4]
Dankzij het epistel van haar moeder mocht Helm op piepjonge leeftijd een tienjarig contract tekenen bij filmbedrijf Universum-Film Aktiengesellschaft (UFA).[5] Een jaar later meldde zij zich op de set van Metropolis want Lang had besloten de roman van zijn echtgenote te verfilmen. De maestro zal onmiddellijk haar mogelijkheden hebben beseft en bood haar de dubbelrol aan in zijn fenomenale spektakelstuk.
Het werken met deze regisseur moet haar bar slecht zijn bevallen. Later klaagde Helm dat ze tijdens opnames meermaals dreigde flauw te vallen. Nadien weigerde ze met deze cineast ooit nog een film te maken.[6]
Een geketende stervelinge
In 1928 speelde ze in maar liefst vijf films. Nog in datzelfde jaar trad ze in het huwelijk met Rudolf Weissbach. Over deze man valt op internet werkelijks niets te achterhalen, op een foto van hem na. Bekend is dat haar huwelijk zes jaar duurde en eindigde in een scheiding. Zeer waarschijnlijk heeft Helm daartoe besloten omdat ze intussen iemand anders had leren kennen.
Vrij snel na haar huwelijkssluiting wilde ze haar contract laten ontbinden. Ze verweet UFA dat ze in onbenullige films moest spelen. Ook van haar rollen als vamp had ze meer dan genoeg. Tot overmaat van ramp was er in een rolprent sprake van onzedelijke taferelen waarmee zij zich geenszins kon verenigen. De rechter ging evenwel niet mee in dit hartverscheurende verhaal en verplichtte Helm tot het nakomen van haar overeenkomst.[7]
In een krantenartikel uit 1931 staat een ogenschijnlijk terloopse verwijzing naar haar rijkdom.[8] Dit gegeven wordt vervolgens benut om haar geringe aantal filmrollen te verklaren. Bij Helm ontbrak de financiële noodzaak om te acteren! Vermoedelijk was ze getrouwd met een zeer welgestelde man. Dit maakt haar luxe leefstijl begrijpelijk, alsmede het bezit van chique (sport)auto’s.
In gesprek met een journalist liet ze ooit weten dat haar filmcarrière haar onverschillig liet. Ik wil liever huisvrouw zijn, kinderen opvoeden en voor mijn man zorgen.[9]
Georg Pabst als godinnenmaker
Niet alleen Greta Garbo, Louise Brooks en Leni Riefenstahl schitterden in films van Georg Pabst. Ook Brigitte Helm toonde zich in Abwege (1928) een ware prima donna. In deze rolprent speelt ze een verveelde en gefortuneerde vrouw die haar geluk zoekt buiten haar huwelijk en een affaire begint. Een jaar later vertolkte ze de rol van een blinde dame in Die Liebe derJeanne Ney. In Die Herrin von Atlantis (1932) liet zij zich als vorstin danig gelden, zeker in visuele zin.
Volgens de Engelse journalist Robert Herring wilde Pabst haar ook de hoofdrol laten vervullen in Die Büchse der Pandora,waarvan de filmopnames in de herfst van 1928 begonnen.[10] Vanwege het feit dat zij niet beschikbaar was, koos de cineast voor de Amerikaanse Louise Brooks.
Brooks geeft in haar Lulu in Hollywood echter een geheel andere lezing.[11] Volgens haar stond Pabst op het punt om een contract te tekenen met Marlene Dietrich.[12] Op grond hiervan zou zij de hoofdrol spelen in Die Büchse der Pandora. Een telefoongesprek tussen Brooks en Pabst verhinderde dit evenwel op het laatste moment. Brooks beweert dat zij zijn eerste keus was. Deze fascinerende actrice koesterde een aperte afkeer van Dietrich. Of dit van invloed is geweest op haar weergave van de werkelijkheid, laat zich lastig vaststellen.[13]
Onder leiding van Hendrik Galeen maakte Helm de rolprent Alraune (1928). Galeen is ontegenzeggelijk de grootmeester van de expressionistische film. Hij regisseerde niet alleen Der Golem (1915), maar ook Nosferatu (1922) en Der Student von Prag (1926).[14]
Helm speelde zowaar ook nog in een musical, Die singende Stadt (1930) geheten. Vier jaar later vertolkte ze de hoofdrol in Die Insel, een door Hans Steinhoff geregisseerde film.[15] De door deze cineast aangesneden thematiek werd uitermate enthousiast ontvangen door de nieuwe machthebbers. Steinhoff stond toen al bekend als een fanatieke sympathisant van het regime. Later groeide hij zelfs uit tot een van de belangrijkste propagandisten van het nazistische gedachtengoed.
In 1935 maakte Helm haar laatste film. Het scenario ervan werd geschreven door Thea von Harbou die zich baseerde op een toneelstuk van Oscar Wilde.[16] Het aanbod om in Hollywood de hoofdrol te spelen in The bride of Frankenstein wees ze in datzelfde jaar gedecideerd af.[17]
Menselijke gebreken en snelle auto’s
Mensen uit de filmwereld omschreven toentertijd Helm steevast als stipt en geduldig. Praatjes maken met collega’s behoorde evenwel niet tot haar repertoire.[18]
Iets voor haar scheiding in 1934 werd Helm veroordeeld tot een boete van zeshonderd mark (of een celstraf van zes dagen) wegens roekeloos rijgedrag.[19] In Berlijn was ze namelijk op hoge snelheid tegen een fietser aangereden, met een gecompliceerde beenbreuk voor het slachtoffer als gevolg. Na deze aanrijding scheurde de actrice pijlsnel weg zonder zich ook maar een moment om de gewonde te bekommeren. Een stopteken van een agent werd vervolgens door haar genegeerd. Tegen een dienstmeisje zei ze bij binnenkomst aan een ramp ontsnapt te zijn.[20]
Enkele maanden later schepte ze, wederom in Berlijn, een voetganger. Al deze overtredingen tezamen leverden Helm twee maanden celstraf op. Ze ging meermaals in beroep en maakte er zodoende een slepende rechtszaak van. In april 1935 bekrachtigde evenwel het rechterlijk hof alle eerder uitgesproken vonnissen.[21]
In die periode trad ze voor de tweede keer in het huwelijk, nu met Dr. Hugo Kunheim. Deze miljonair had een fortuin verdiend in de kolenhandel. Ook schijnt hij afkomstig te zijn geweest uit een zeer vooraanstaande familie.[22]
De behoefte aan een besloten bestaan
Na haar huwelijksfeest vertrok ze met haar kersverse echtgenoot naar het Zwitserse Ascona. Op deze wijze ontliep ze haar gevangenisstraf. Haar vlucht leverde haar in het prille Derde Rijk een filmverbod op.[23] Dit zal door haar allerminst als een ramp zijn ervaren.
In 1936 beviel ze van haar eerste kind. Drie zouden daarna nog volgen. Haar persoonlijk leven wist ze voorbeeldig af te schermen. Nooit kwam er nog iets negatiefs naar buiten. Interviews over haar vroegere leven als actrice stond ze nimmer toe. Slechts één journalist mocht ooit eens met haar praten, maar louter en alleen over mode.
Haar huwelijk duurde meer dan vijftig jaar. In 1986 overleed haar echtgenoot. Tien jaar later verwisselde ook Helm het tijdelijke met het eeuwige. Ze werd naast haar man begraven op het kerkhof van Ascona, de plaats waar ze altijd was blijven wonen.
Haar al eerder aangehaalde opmerking dat ze liever huisvrouw was, is een blijk van haar traditionele verlangens. Of ze aldus ook rebelleerde tegen de ambities en maatschappelijke gerichtheid van haar moeder, valt moeilijk na te gaan. Dat ze allengs weinig zin en betekenis kon toekennen aan haar arbeid, zal voor menigeen zelfs in deze tijd nog zeer herkenbaar zijn.
Vanaf haar dertigste heeft ze een leven geleid dat ze kennelijk ten diepste wenste. Het moet door de rijkdom van haar echtgenoot een uiterst comfortabel bestaan zijn geweest.
Helm was een vrouw die graag haar zin kreeg. De veroordeling tot een celstraf van twee maanden zal ze hebben ervaren als een gruwel. Niettemin wist zij zich uiterst geraffineerd hieraan te onttrekken, zoals een ware vamp betaamt. Het saillante van dit alles is dat momenteel overal op internet valt te lezen dat ze naar Zwitserland vluchtte vanwege haar afkeer voor de nazi’s.[24]
[13] Filmhistorici zoals Barry Paris en Thomas Elsaesser glijden zonder enig teken van twijfel mee in het verhaal van Brooks. Deze razend attractieve flappergirl vermeldt verder geen andere bronnen om haar statement te schragen. Ook Herring laat dit trouwens na. Zie L. Brooks, ‘Pabst and Lulu’, Lulu in Hollywood (New York 1982) pagina 96;http://www.psykickgirl.com/lulu/pandl.html.
Met de bandeloze filmster Louise Brooks in de achtbaan
Het was haar grote droom om een vermaard danseres te worden. Op uiterst jonge leeftijd wist ze dit verlangen al te verwezenlijken. Actrice werd ze daarentegen eerder bij toeval en zonder innerlijke overtuiging. Haar nu wereldberoemde rol in Die Büchse der Pandora accepteerde ze voornamelijk vanwege de hieraan verbonden trip naar Europa.[1] Dat deze door Georg Pabst geregisseerde film haar onsterfelijk zou maken, kan Louise Brooks onmogelijk hebben voorzien.[2] Bovendien is het zeer de vraag of ze ooit de eeuwigheid heeft nagejaagd.
Een flitsende start
Brooks werd in 1906 geboren te Cherryvale, een kleine stad in Kansas. Haar vader was een succesvolle advocaat, die opging in zijn werk. Haar moeder leefde voor de kunst en schijnt te hebben gedacht dat haar vier kinderen zichzelf wel zouden opvoeden.
Na verloop van tijd verhuisde het gezin naar het in dezelfde staat gelegen Wichita. Brooks woonde daar in een uit veertien kamers bestaande woning. Gaandeweg verzakte de fundering aan de rechterzijde meer dan twintig centimeter. Dit werd geweten aan het feit dat aan die kant talloze zwaarwichtige pillen stonden over Amerikaans recht.
Overal in het huis vielen boeken aan te treffen, zelfs in de kelder. John Stuart Mill, Charles Darwin en Mark Twain werden zodoende vertrouwelingen van de toekomstige actrice.
Het is zonneklaar dat Brooks voorliefde direct uitging naar de dans. Hierin werd ze vanaf haar tiende jaar dan ook onderwezen. Na ouderlijke toestemming mocht ze in 1922 naar New York om zich aan te sluiten bij de Denishawn Company, waarvan ook de jonge Martha Graham deel uitmaakte.
The Ziegfeld Follies
In New York raakte ze bevriend met Barbara Bennett, een toneelspeelster in spe.[3] Tijdens bezoekjes aan haar ouderlijk huis leerde Brooks ook de zusjes Joan en Constance kennen.
Joan schitterde in de jaren veertig als donkerharige femme fatale in verschillende door Fritz Lang vervaardigde rolprenten.
Constance wist eveneens een indrukwekkende loopbaan als actrice op te bouwen. In het begin van de jaren dertig was ze niet alleen de best betaalde filmster van Hollywood, maar ook de populairste.[4]
Na een vechtpartij met Ruth St. Denis, de oprichtster van eerder vermeld dansgezelschap, werd Brooks ontslagen.[5] Al gauw werd ze lid van George White’s Scandals en vervolgens van de Ziegfeld Follies. Met deze prestigieuze danstroep trad ze op in het Amsterdam Theatre te New York.[6]
Het is zo goed als zeker dat Barbara Bennett in dezen het nodige voor haar wist te regelen.[7] Op advies van haar hartsvriendin verhuisde Brooks naar het befaamde Algonquin hotel in de verwachting aldus invloedrijke mensen te ontmoeten.
Daar werd ze evenwel vliegensvlug weer uitgegooid vanwege het dragen van een te korte, roze jurk. Enkele weken later overkwam Brooks in een ander hotel iets vergelijkbaars doordat ze op haar balkon in een flinterdunne pyjama allerlei lichaamsoefeningen had gedaan.
Bennett introduceerde haar in een coterietje van (Wall Street) bankiers en andere machtige figuren waardoor Brooks, naar eigen zeggen, voor het eerst in haar leven kostbare kleding kon kopen.[8]
Deze voorkeur voor miljonairs heeft Brooks haar leven lang behouden, ook al bespotte ze de cultuurloosheid van deze dienaren van Mammon.
Hollywood
Mogelijk mede door haar werkzaamheden bij de Follies kreeg ze als negentienjarige contracten aangeboden door twee filmmaatschappijen. Na enig dubben koos ze voor een verbintenis van vijf jaar met Paramount, ook al had Walter Wanger erop aangedrongen dit niet te doen.
Deze fameuze filmproducent had ze in New York (via Barbara Bennett) leren kennen. Daarna hield ze er met de tycoon een jarenlange knipperlicht-affaire op na.
Midden jaren dertig raakte deze mogol in de ban van Joan Bennett, met wie hij in 1940 in het huwelijk trad.[9]Brooks zelf trouwde in 1926 met filmregisseur Edward Sutherland.[10]
Dit weerhield haar geenszins om haar vrijzinnige levensstijl vrolijk voort te zetten. Als trofeeën reeg ze haar minnaars, en ook enkele minnaressen, aaneen. In een aantal aan haar gewijde biografieën wordt hierover met begrijpelijke graagte geschreven.Ook haar werkzaamheden als (naakt)model spreken menigeen tot de verbeelding.
Ondanks haar bandeloze levenslust en gebrek aan zelfdiscipline slaagde Brooks erin een aantal films te maken. Wat betreft haar gang naar de Olympus werd A girl in every port (1928) de belangrijkste.[11] Deze door Howard Hawks geregisseerde rolprent trok vooral in Europa veel bioscoopbezoekers, waaronder Pabst.
Al enige tijd was deze gelauwerde cineast op zoek naar een hoofdrolspeelster voor zijn nieuwe film. Meer dan tweeduizend kandidates had hij inmiddels voor die rol afgewezen. Maar nu had hij zijn ideale actrice eindelijk gevonden en zodoende nam hij contact op met Brooks filmmaatschappij.
Ongeacht het feit dat ze nog nooit van deze regisseur had gehoord, honoreerde ze zijn aanbod om de hoofdrol te spelen in Die Büchse der Pandora. Dit geschiedde op advies van miljonair George Marshall, waarmee ze gedurende haar (inmiddels ontbonden) huwelijk een affaire had gekregen.[12]
Deze Amerikaanse zakenman hunkerde namelijk naar een vakantie in het Avondland en daar was Brooks ook wel voor te vinden. Vol levenslust vertrok de toen eenentwintigjarige Brooks met haar minnaar per boot naar Europa.
Die Büchse der Pandora
Medio oktober 1928 werd Brooks met haar beminde in het Berlijnse Eden hotel ondergebracht. Na een paar vrije dagen begonnen ook voor haar de filmopnames.
Nadat haar amant naar Parijs was vertrokken, verbood Pabst zijn hoofdrolspeelster het onafgebroken nachtbraken.[13] Ook greep hij de flessen alcohol uit haar handen die ze steevast naar de set meenam. Mede daardoor werd het mogelijk de rolprent in slechts vijf weken tijd af te ronden.[14]
Eind januari 1929 vond de première plaats in de hoofdstad van de Weimarrepubliek. Recensenten waren bepaald niet kwistig met lof. Bovendien werden er fikse morele bezwaren geventileerd.[15]
Ditzelfde overkwam een kwart eeuw eerder Frank Wedekind, de schrijver van de toneelstukken waarop Pabst zijn film had gebaseerd. Deze auteur werd tot zijn dood geteisterd door allerlei beschuldigingen over het zedeloze karakter van zijn werk. Censuur dreigde voortdurend en daarom werden zijn toneelwerken in besloten kring uitgevoerd om strafrechtelijk gedoe te ontlopen.[16]
Het verhaal is naar huidige maatstaven nauwelijks schokkend te noemen. Want wie maakt zich nog druk om een vrouw (Lulu) die tegen betaling de liefde bedrijft en daarna met een schatrijke man in het huwelijk treedt? Tijdens een handgemeen met haar echtgenoot schiet ze hem ongewild dood en vlucht vervolgens met zijn zoon, die ook verliefd op haar is, naar Engeland.
Om daar wat geld te verdienen gaat ze tippelen en ontmoet (op Kerstavond) Jack the Ripper.[17] Deze klant heeft geen geld bij zich, maar in een goedhartig gebaar zegt ze: kom maar mee. Ik vind je aardig. Hoe het verhaal eindigt, laat zich moeilijk raden.
Sommige filmrecensenten verweten Brooks dat ze niet kon acteren. Ook werd haar een uitermate oppervlakkige uitstraling verweten. Tilly Newes, de weduwe van Frank Wedekind, sprak in de media evenwel erg lovend over de acteerprestatie van Brooks.[18]
Newes zelf had deze rol op de bühne in besloten gezelschap talloze malen vertolkt. Nadat haar man was overleden, en het stuk plots zonder restricties mocht worden opgevoerd, deed ze dit ook in voor iedereen toegankelijke uitvoeringen. Door deze rol werd ze (vooral) in Duitsland beroemd als toneelspeelster. Het is niet voor niets dat haar autobiografie (1970) Lulu, die Rolle meines Lebens als titel meekreeg![19]
Ook Pabst vertelde aan journalisten dat Brooks acteerprestaties formidabel waren en dat ze bovendien haar collega’s geweldig wist te inspireren.[20] Deze bewieroking bleek echter niets anders dan een vruchteloze bezwering, want de kritiek op Brooks bleef.
Tot overmaat van ramp werd de film in een aantal landen op grond van zedeloosheid verboden, waaronder Nederland.[21]
In onder meer Frankrijk en Engeland werd er driftig in geknipt en hele verhaallijnen veranderd, met de kennelijke bedoeling ongewenste gedachten en gevoelens bij de bioscoopbezoekers te voorkomen. Ook in de Verenigde Staten verdween een derde van de film in de prullenbak om het delicate bewustzijn van de kijkers te ontzien.
In genoemde landen was de rolprent overigens slecht kortelings in roulatie om daarna razendsnel uit beeld te verdwijnen. Pas in de jaren vijftig werd Die Büchse der Pandora in zijn originele staat hersteld en als meesterwerk bejubeld.
Sommige toonaangevende scribenten over deze film wijzen merkwaardigerwijs vooral op de overgang naar de sprekende film, waardoor er voor het bezoeken van deze zwijgende film weinig tot geen animo was. Dit laatste zal ongetwijfeld een rol hebben gespeeld, maar een volledige verklaring is het zeker niet.
Brooks trekt alle registers open
Ondanks dit echec werd Brooks gevraagd voor de hoofdrol in Prix de beauté.[22] Deze film moest in Parijs worden opgenomen. En derhalve vertrok de flappergirl weer uit New York, waarnaar ze was teruggekeerd, en nam wederom de boot naar Europa.
Een van de producers van deze rolprent was Pabst, die bovendien gedeeltelijk verantwoordelijk was voor het scenario. Aangezien de filmfinanciering uiterst moeizaam verliep, ging Brooks naar Berlijn om daar in de tussentijd (met Pabst) Tagebuch einer Verlorene te maken.[23]
Volgens filmhistorica Lotte Eisner las Brooks op de set een boek van de filosoof Schopenhauer.[24] Aanvankelijk duidde Eisner dit als een goedkope publiciteitsstunt, maar gaandeweg de jaren vijftig begon ze de filmster te bewieroken als een erudiete vrouw die niet paste in het platte Hollywood.
Enig voorbehoud van een op het geestelijk leven gerichte Brooks is niettemin op zijn plaats. Want de filmgodin liet ooit in een essay weten dat ze (als actrice) nog nooit een script had gelezen. In het gezelschap van de met Pabst bevriende schrijver Heinrich Mann schijnt ze zich te hebben verveeld. Het feit dat Brooks enigszins belezen was, valt evenwel niet te ontkennen.[25]
Eind 1929 ging Tagebuch einer Verlorene in première. Met een beetje meer liefde zou deze wereld er veel beter aan toe zijn, is de suikerzoete slotzin van dit verhaal. In veel landen ging de rolprent niet eens in roulatie. De weinige besprekingen ervan waren afwijzend, met neerbuigende uithalen naar Margarete Böhme’s roman waarop het filmscenario was gebaseerd.
Brooks las nooit recensies en zal van dit alles weinig tot niets hebben meegekregen. Ze vertrok na de opnames gelijk naar Parijs om onder leiding van de Italiaanse regisseur Augusto Genina de hoofdrol te vervullen in Prix de beauté, want de financiering ervan was eindelijk rond.
Brooks speelt hierin een typiste (Lucienne) die aan een schoonheidswedstrijd meedoet en tot Miss Europa wordt gekroond. Haar jaloerse echtgenoot probeert daarna de schoonheidskoningin in de traditionele rol van huisvrouw te persen. Lucienne is echter verguld geraakt met haar roem en kiest voor de vrijheid. Haar man verdraagt dit niet en schiet zijn geliefde dood en hiermee eindigt de film.
Prix de beauté wordt soms bezongen als een (pre-)feministisch verhaal. Of aldus deze rolprent in een momenteel dominante ideologie wordt gepropt, is ter beoordeling aan de lezeres. Zeker is wel dat Genina tien jaar later naam maakte met een aantal fascistische propagandafilms ten faveure van zijn vaderland.
In zijn memoires vertelt deze regisseur dat Brooks dagelijks uit haar hotel werd gehaald en naar de set werd gedragen. Daar zette men haar op een stoel en voorzag het fuifnummer van make-up. Na het spelen van een scène greep ze gelijk naar de fles en viel vervolgens weer in slaap. Net voor de allerlaatste scène van Prix de beauté schijnt de actrice plotseling zoek te zijn geraakt. Terstond werd de politie gewaarschuwd en uiteindelijk wist men de filmster in een villa te vinden waar ze haar zoveelste roes lag uit te slapen.[26]
Haar vrije tijd spendeerde Brooks veelal in Joe Zelli’s nachtclub.[27] Ook met Pabst is een keer naar deze uitspanning gegaan. Dit uitje eindigde, na wat ingewikkeld gedoe, in haar hotelkamer. Aldaar besloot ze de beroemde cineast te verblijden met wat ze achteraf de beste seksuele performance van haar leven zou noemen. Volgens de diva was haar minnaar de volgende ochtend so pleased that he couldn’t see straight. De gehuwde filmmaker bedelde terstond om een affaire, maar daaraan had de actrice geen behoefte.
In een enkele jaren voor haar dood geschreven brief zegt ze in Parijs het gelukkigst te zijn geweest. Door de taalkloof hoefde ze namelijk zelden tot nooit gevoelens en gedachten te delen.[28]
Van filmgodin naar werkloos actrice
Na haar terugkeer in Hollywood bleek er voor Brooks weinig emplooi meer te zijn. Waarschijnlijk stond ze bij velen te boek als moeilijk, zo niet onmogelijk, om mee te werken.
Bovendien had ze volgens haar biografen veel vijanden gemaakt met haar scherpe, zeer persoonlijke opmerkingen die ze in haar essays als een blijk van waarheidsliefde serveert.
Doorgaans wordt bij dit alles vergeten dat Brooks drie Europese films waren geflopt, of niet eens in de Verenigde Staten in roulatie waren gegaan!
Zonder overdrijving kan worden gesteld dat haar loopbaan als Amerikaanse actrice ernstig werd beschadigd door de mislukking van haar Europese avontuur. Haar echec in het Avondland zal zonder twijfel haar verwording in Hollywood hebben bespoedigd, want ze kon zich in positieve zin nergens op beroepen!
In 1931 vertolkte ze slechts enkele kleine rollen in nu totaal vergeten films. Een jaar later werd Brooks, die haar impulsieve en extravagante manier van leven onverminderd had voortgezet, bankroet verklaard. Vervolgens verdween de actrice jarenlang van het toneel. Ze danste af en toe en zal, evenals vele van haar landgenoten, vermoedelijk geruime tijd werkloos zijn geweest.
Haar levensgevoel wist Brooks decennia nadien raak te formuleren. Huizen, jachten, auto’s of dure feesten. Dat alles was slechts een aanloopje. Het draaide allemaal om seks.[29]
Met Tallulah Bankhead was ze in het begin van de jaren dertig goed bevriend geraakt. Daarom was Brooks geregeld te vinden op de extravagante seksfeesten van deze actrice. Om het feestelijk samenzijn nog wat meer glans te geven liet de gastvrouw soms flinke aantallen zeelui opdraven.[30]
Beiden gingen ook samen graag op avontuur. Zo besloten ze op een avond naar een bar te gaan met de bedoeling een zwarte man op te pikken voor een ménage à trois. Deze ervaring leek hen bepaald niet voor herhaling vatbaar. Blijkbaar bezaten deze vrijgevochten vrouwen toch teveel standsbesef en traditioneel kleurgevoel, iets dat destijds de southern belles zo kenmerkte.
Naast hun evidente losbandigheden wisselden ze ook graag oneliners uit. Zo verwijst Brooks in een van haar essays naar Bankheads uitspraak: I only became a lez because I needed publicity. I had to get a job.[31]
Deze cynische, wereldwijze houding schemert ook door in Brooks boutade: Love is a publicity stunt. Volgens haar was het bedrijven van de liefde niets meer dan een tijdpassering, wachtend op een telefoontje van de filmmaatschappij.[32]
Ogenschijnlijk tussen de bedrijven en boutades door trouwde ze met miljonair Deering Davis. Na vijf maanden verliet ze hem, zonder enige tekst of uitleg.[33]
Als figurante duikt Brooks omstreeks 1936 weer op in een film waarin Cary Grant de hoofdrol speelde. Daarna vervulde ze nog enkele bescheiden rollen in ronduit onbenullige films.
Haar laatste optreden als actrice was in Overland stage raiders, een rolprent uit 1938.[34] Omdat de hoofdrol was weggelegd voor de toen nog betrekkelijk onbekende John Wayne is deze film niet in het afvoerputje van de geschiedenis terecht gekomen.
Ballroomdansen
Een door Brooks eind jaren dertig opgerichte dansstudio in Los Angeles ging door financieel wanbeheer al snel failliet. Daarom vertrok ze in de loop van 1940 naar Wichita.
In een autobiografisch essay schrijft ze dat ze in haar ouderlijk huis eindeloos heeft staan boenen, bij wijze van boetedoening. Niettemin publiceerde ze in genoemd jaar ook haar eerste boek, getiteld The fundamentals of good ballroomdancing.[35]
Het copyright hiervan bezat haar broer Theo, die waarschijnlijk met het schrijven ervan heeft geholpen. Brooks lievelingsbroer bleef zijn hele leven als journalist werken in Kansas. Tijdens diens (terminale) ziekbed, in het begin der jaren tachtig, brak de diva (pas) met hem.
In haar nieuwe woonplaats begon Brooks een studio waarbij ze zelf ook danste en danslessen gaf. Haar terugkeer naar Kansas en het openen van een dansstudio aldaar was iets waarvoor haar moeder zich diep schaamde.[36]
Deze onderneming eindigde wederom in een mislukking, mede vanwege de Amerikaanse deelname aan de Tweede Wereldoorlog. Daardoor moesten jonge mannen hun huiselijke haard verlaten om in het leger dienst te doen. En derhalve was het voor hen niet langer mogelijk om danslessen te volgen bij de gewezen filmgodin.
Brooks cultuurminnende ma nam het haar dochter tevens kwalijk dat ze niet (meer) was getrouwd en, de later als racistisch bestempelde, miljonair Marshall had laten schieten.[37] Volgens de gezaghebbende biografie van Barry Paris moeten er vele heftige ruzies hebben gewoed in Brooks ouderlijk huis.[38]
Ondertussen dronk de diva stevig door. Ook in erotisch opzicht bleef ze onverminderd haar gewoonten trouw. Een keer werd ze gearresteerd vanwege het verrichten van seksuele handelingen in het openbaar. Louise is the cross I have to bear, liet haar moeder in die periode veelvuldig weten.[39]
Na het zowaar bijna drie jaar in Wichita te hebben volgehouden, vluchtte Brooks naar New York en zette daar enkele jaren haar vertrouwde leven in hotelkamers voort.
Parfumverkoopster, roddeljournaliste en courtisane
Voor een mislukte actrice van zesendertig is het vak van callgirl de enige manier om in New York flink geld te verdienen. Dit schreef Brooks cynisch en erg teleurgesteld in een autobiografisch essay.[40]
Nochtans is ze ook enige tijd werkzaam geweest als roddeljournaliste en parfumverkoopster in een chique zaak.
Naast haar seksverslaving en alcoholisme begon ze ook slaappillen in aanzienlijke hoeveelheden te slikken om de werkelijkheid enigszins dragelijk te houden.
Een jaar of vijf schijnt ze te hebben geleefd als courtisane. Gedurende die periode werd ze onderhouden door drie mannen die met elkaar gemeen hadden dat ze zichzelf miljonair mochten noemen. Ondanks herhaalde huwelijksvoorstellen, weigerde de diva met een van hen te trouwen.[41]
Terwijl Brooks als grande horizontale door het leven trok, publiceerde Eisner haar L’Écran démoniaque (1952) en wijdde lovende woorden aan de actrice. Bovendien benadrukte ze het belang van Die Büchse der Pandora.[42] Of de lof van Eisner van invloed is geweest op de wederopstanding van Brooks is lastig beoordelen.
Het is zonder meer opmerkelijk dat Brooks werd herontdekt gedurende het decennium waarin voluptueus gevormde godinnen, met doorgaans platinablonde haren, vanuit Hollywood de wereld bestierden. Wellicht werden het lichaam en de kleding van Brooks niet langer door deugneuzen als uitdagend en immoreel ervaren. De aandacht ging immers plots uit naar andere vrouwelijke kenmerken, die ook in de publiciteit veel verhitte reacties opleverden.
Twee vrij jonge filmhistorici raakten niettemin verslingerd aan Brooks en begonnen haar als actrice en model te bewieroken. Een van hen was Henri Langlois die in het midden der jaren vijftig te Parijs een tentoonstelling organiseerde waarbij het gezicht van Brooks symbool stond voor de geschiedenis der cinema.[43]
Een paar maanden na desbetreffende tentoonstelling in Parijs ontdekte filmhistoricus James Card toevallig Brooks in een morsig hol te New York. Card was verbouwereerd, want hij dacht dat de diva al lang was overleden!
Razendsnel regelde hij voor de filmgodin een verhuizing naar Rochester, waar hij als rolprent-conservator dienst deed. Dit gebeurde in de hoop dat ze door geriefelijkere omstandigheden aan haar memoires of filmessays zou gaan werken.[44] Aldaar kreeg de getrouwde Card overigens een langdurige relatie met de drankzuchtige diva.
In die periode behoorden ook de vele financiële zorgen van Brooks, na een evidente bedelbrief van haar, eindelijk tot het verleden. William Paley, de bovenbaas van CBS, had zijn vroegere minnares een maandelijkse toelage toegezegd die ze tot haar dood mocht ontvangen. De enige gestelde voorwaarde was dat ze moest gaan schrijven en haar mecenas nimmer mocht noemen.
Schrijfster
Zonder de mogol van CBS inderdaad te vermelden, ging Brooks zowaar schrijven. In het essay Kansas to New York herdacht ze haar in 1958 overleden vriendin Barbara Bennett.
Volgens Brooks had Bennett carrière gemaakt met haar heftige, soms zeer destructieve emoties. Alleen haar dood, achieved in her fifth suicide attempt, could be termed a success.[45]
Twintig jaar lang verschenen haar artikelen in toonaangevende vaktijdschriften.[46] In 1982 werden een aantal essays van haar gepubliceerd onder de titel Lulu in Hollywood. Onder meer de Amerikaanse romancier John Updike sprak in lovende bewoordingen over Brooks schrijfstijl.[47]
In de jaren zeventig gingen een aantal interviewers op bedevaart naar Rochester om daar de godin te interviewen, want zelf kwam ze al jarenlang de deur niet meer uit.
Naar aanleiding van zijn gesprekken met de filmster schreef toneelregisseur Kenneth Tynan in The New Yorker (1979) een geruchtmakend artikel, getiteld The girl in the black helmet.[48] Volgens hem was Brooks een hedoniste, zonder ook maar de minste wroeging. Hij omschrijft haar als de zuiverste genotzoekster die hij ooit had ontmoet.
Op deze visie valt echter wel iets af te dingen. De opmerkelijke zelfkritiek van de diva, haar gedurige twijfel en het boenen als boetedoening in haar ouderlijk huis zijn geenszins uitingen van een ongecompliceerde hedoniste. In een brief uit 1976 zegt ze dat ze zich als kind al verloren voelde.
Haar jaren in Hollywood ervoer ze als een gruwelijke nachtmerrie. Ze droomde aldoor verdwaald te zijn in een groot hotel waar ze haar eigen kamer niet kon vinden. Daarbij werd ze gepasseerd door de andere gasten die haar zagen noch hoorden. Mijn leven was niets, zo besluit ze desbetreffende brief.[49]
Haar broer Theo vertelde ze in alles gefaald te hebben. Verder valt in verschillende essays van haar te lezen dat ze zich als sociaal wezen mislukt achtte. Bovendien liet ze, twee huwelijken en talloze minnaars ten spijt, tegen het einde van haar leven weten nooit van iemand gehouden te hebben.[50]
In gesprek met Schopenhauer op de Olympus
Na haar dood in 1985 werd Brooks terstond onsterfelijk. Een gestage stroom artikelen en biografieën over haar kwam op gang die tot aan de dag van vandaag voortduurt.[51]
Als ode aan Brooks werd in 1987 door een parfumfabrikant LouLou op de markt gebracht. De zangeres van goth-band Siouxsie and the banshees kopieerde de looks van Brooks.[52]
In het begin van de jaren negentig produceerde new wave band OMD de cd Pandora’s box.[53] Daarna valt Brooks niet meer uit de popmuziek weg te denken. Onder meer Rufus Wainwright, Lou Reed (met Metallica) en Gosta Berling brachten een hommage aan de filmster.
Ook in de literatuur wordt Brooks met graagte vermeld. Willem Hermans laat in zijn roman De heilige van de horlogerie een femme fatale opdraven die als twee druppels water lijkt op de veelbesproken diva.[54]
De Canadese schrijfster Janet Munsil kwam in 1995 met het toneelstuk Smoking with Lulu.[55] Nadien is dit stuk veelvuldig ten tonele gebracht, in deze eeuw ook geregeld in het Verenigd Koninkrijk. De Amerikaanse Laura Moriarty publiceerde in 2012 The chaperone. In deze roman staan de tienerjaren van Brooks centraal. Zeer recent werd dit verhaal verfilmd.[56]
In de wereld der cinema zijn er diverse verwijzingen naar Die Büchse der Pandora en Louise Brooks. In een verhaallijn uit Paul Austers Lulu on the bridge (1998) is een vrouwelijke regisseur op zoek naar de hoofdrolspeelster voor Die Büchse der Pandora.[57]
Quentin Tarentino’s oorlogsfilm Inglourious bastards (2009) bezit diverse knipoogjes naar Pabst. Tevens is er een speelse verwijzing naar een roemruchte uitspraak van Langlois. Deze filmhistoricus reageerde ooit uiterst getergd op de vraag waarom hij geen bekendere actrice als gezicht voor zijn tentoonstelling had benut. Geen Garbo. Geen Dietrich. Er is alleen Louise Brooks, zo hield hij de vragensteller belerend voor.[58]
Brooks is tevens een grote inspiratiebron voor tekenaars. Dit begon al in 1929 met de strip Dixie Dugan. Vanaf de jaren zestig ging ook de Italiaanse striptekenaar Guido Crepax gretig gebruik maken van Brooks. Na het overlijden van de filmgodin was het vooral Ricky Geary die haar met zijn strips weer nieuw leven inblies.[59]
Eisner heeft een belangrijke rol gespeeld om Brooks op de Olympus te krijgen. Deze in Duitsland geboren schrijfster schiep een meeslepend beeld van een belezen actrice die ontembaar bleek voor de bovenbazen in Hollywood.[60] Dankzij de uitgave van The haunted screen (1969) kon ook het Engelstalige publiek eindelijk kennis maken met haar bespreking van Brooks, waarbij de diva een mirakel wordt genoemd.[61]
Twee jaar tevoren publiceerde Eisner het artikel Meetings with Pabst. Hierin komt ze terug op het feit dat de filmster op de set Schopenhauer las. Het is evident dat dit gegeven een onuitwisbare indruk had gemaakt op deze gepromoveerde en statusgevoelige kunsthistorica.[62]
In zijn werk benadrukt Schopenhauer de noodzaak om uit de tredmolen der begeerten te stappen. De vraag of dit voor stervelingen is weggelegd, is ter beantwoording aan de lezeres.
De later heilig verklaarde Augustinus bad in zijn hoedanigheid als vrouwengek dagelijks om vergeving. Wel besloot hij zijn gebed met de woorden: Verlos mij, Heer, maar nu nog niet.[63]
De rooms-katholieke kerk mag met enig recht een traditionele ladder naar de eeuwigheid worden genoemd. Met deze geloofsvereniging kreeg Brooks in de jaren vijftig een langdurige affaire.
Toch lijkt er bij de filmster het persoonlijke te hebben gedomineerd, inbegrepen het feit dat een jonge priester met haar naar bed wilde. Overigens eindigde haar spirituele vrijpartij met het Vaticaan een tiental jaren later met geruzie en ontbinding.
De Amerikaanse cineast Woody Allen liet ooit in een interview weten geen onsterfelijkheid door zijn werk na te streven. Hij vertelde gewoon heel oud te willen worden.[65]
Brooks wordt in haar hoedanigheid als actrice soms de exaltatie van het moment genoemd. Ook in haar leven lijkt het ogenblik altijd voorrang te hebben gehad boven wat dan ook, inbegrepen de onvergankelijkheid. De diva wilde, evenals Groucho Marx, ten diepste nergens bij horen.[64] Het valt geenszins uit te sluiten dat ze een niet aflatende vendetta tegen zichzelf voerde, alles ondermijnend wat ze eerder had opgebouwd.
Hoog gezeten op de Olympus zal Brooks zich nu, in haar gesprekken met Schopenhauer, ongetwijfeld verbazen over haar leven en haar lot als eeuwig cultuuricoon.
Zie ook het diepgaand essay Die Büchse der Pandora. Een onthullende film van de kameleontische Georg Wilhelm Pabst. Dorian d’Oliveira, Bühne nummer 13 (2020).
Die Büchse der Pandora is slechts een muisklik verwijderd voor degenen die deze film in zijn geheel willen zien. Zie: https://youtu.be/Hb90s1UNybI.
[2] Brooks speelde in vierentwintig films een rol(letje). Zeven ervan worden als verloren beschouwd.
De diva heeft twee boeken geschreven, namelijk The fundamentals of good ballroomdancing (1940) en Lulu in Hollywood (1982). Tevens zijn er allerlei essays, artikelen en brieven van haar bewaard gebleven. Zie http://www.pandorasbox.com/biblio/writings.
Een aantal van haar brieven zijn verschenen in Dear Stinkpot. Jan Wahl en Louise Brooks, Dear Stinkpot. Letters from Louise Brooks (2008).
[7] Barbara Bennett en Louise Brooks deelden veel, waaronder hun liefde voor het ballroomdansen. Hetzelfde geldt voor hun drankverslaving. Meer over Bennett staat op: https://www.imdb.com/name/nm0071601/bio.
[9] Joan Bennett leerde Walter Wanger goed kennen in het midden der jaren dertig. In 1940 trad ze met hem in het huwelijk. L. Brooks, Lulu in Hollywood (New York 1982) pagina 17.
[17] Het valt allerminst uit te sluiten dat Jack the Ripper een Nederlandse zeeman was. Een andere opmerkelijke veronderstelling is dat deze moordenaar een vrouw is geweest, met als voornaam Jacqueline.
[61]The haunted screen. Expressionism in the German cinema and the influence of Max Reinhardt. Engelse vertaling in 1969 van L’Écran démoniaque (1952).
[62] In de jaren vijftig raakten beide dames bevriend, na het bezoek van Brooks aan een tentoonstelling in Parijs. De filmster werd vanaf begin jaren veertig actief als schilderes en stuurde Eisner, toen die in 1960 verhuisde, een kunstwerk van haarzelf, gesigneerd Lou Brou. In een begeleidende brief bij dit schilderij liet de actrice weten het van een oude Chinees ontvangen te hebben ontvangen. In de biografie van Paris staan afbeeldingen van Brooks schilderijen, op internet is geen enkele foto van haar schilderijen te vinden.
Mädchen in Uniform is een der fraaiste herfstbloemen uit de Weimarrepubliek.[1] Haar rol als clemente docente in deze film bezorgde Dorothea Wieck op slag wereldfaam.[2] Na het ondertekenen van een contract met Paramount vertrok ze vol verwachtingen naar Hollywood. Daar raakte ze al gauw verstrikt in het web der geschiedenis.
Wieck werd in 1908 geboren in het Zwitserse Davos. Haar moeder was pianiste, haar vader kunstschilder.[3] Ook onder haar voorouders bevinden zich frappant veel kunstenaars.[4]
Al op zeer jonge leeftijd volgde ze toneellessen bij Max Reinhardt in Berlijn. Als zestienjarige kreeg ze haar eerste contract aangeboden bij een theatergezelschap in Wenen. Daarna werkte ze ook in München en Frankfurt enkele jaren als toneelspeelster.
In 1926 maakte ze haar filmdebuut in Franz Ostens Die kleine Inge und ihre drei Väter.[5] Een jaar daarna speelde ze in Valencia, een rolprent van de Nederlandse regisseur Jaap Speyer.[6]
Het door Leontine Sagan geregisseerde Mädchen in Uniform (1931) betekende haar internationale doorbraak. In deze klassieker raakt een scholiere (Hertha Thiele) hopeloos verliefd op haar zachtmoedige lerares (Wieck). Hun kus is tot op de dag van vandaag onderwerp van duiding en debat.
Aanvankelijk had Wieck ernstige bezwaren tegen haar rol. In Sagans (eerdere) toneeluitvoering werd het lesbische aspect benadrukt. Froelich maakte het in de film veeleer teder en onbepaalder, liet Wieck tijdens een radio-interview in 1976 weten. De zorgvuldig geschapen meerduidigheid behield het latere lesbische idool derhalve voor deze film![7]
Volgens Thiele konden de actrices absoluut niet met elkaar overweg.[8] De legendarisch geworden zoenscène moest eindeloos worden herhaald. Dat wilde maar niet lukken, aldus Thiele.[9]
Niet eens twee jaar later stonden de heldinnen weer tegenover elkaar, nu in Frank Wisbars film Anna und Elisabeth.[10] In dit drama speelde Wieck een verlamde aristocrate die naar een wonder snakt. Haar hoop richt ze op een ongecultiveerd meisje (Thiele). De film eindigt met de zelfmoord van de edelvrouw. Het acteertalent van Wieck werd in The New York Times uitvoerig geprezen, voor haar tegenspeelster had de recensent daarentegen weinig waardering.
Hollywood
Een half jaar na haar bruiloft met de journalist Ernst von der Decken vertrok Wieck naar de Verenigde Staten.[11] Op een beroemde publiciteitsfoto uit die tijd is ze in Hollywood te zien naast haar landgenote Marlene Dietrich.
Wieck had haar akkefietjes met de pers, onder meer omdat ze aan fotografen haar benen niet wilde laten zien. I came here to act in Hollywood and you won’t take pictures of my legs.
It’s just an old American custom, probeerde nog iemand. Why you not take a picture of my face? Is there something the matter with my face? Tegen zoveel retoriek is natuurlijk geen sterveling opgewassen.[12]
Verder vertelde ze tegen journalisten wat van een filmster mag worden verwacht. Ze noemt Johan Sebastiaan Bach haar lievelingscomponist. Ze zegt aan champagne de voorkeur te geven boven wijn. En ze is dol op honden![13] Ook beweert ze dagelijks brieven van tien tot veertig pagina’s aan haar man te schrijven. Of dit laatste een rol speelde bij haar echtscheiding in de herfst van 1935, is lastig te beoordelen.
Haar eerste klus in Hollywood werd Cradle song.[14] In deze door Mitchell Leisen geregisseerde film was haar de rol van non toebedeeld. Recensenten prezen Wieck min of meer de hemel in vanwege haar acteerprestatie en schoonheid. Een kassucces werd de rolprent allerminst, alle lovende kritieken ten spijt.
Ondertussen had Goebbels ministerie van propaganda een dringende oproep gedaan aan Duitse acteurs om terug te keren naar hun vaderland om daar de filmindustrie op te bouwen. Wieck liet terstond weten hieraan geen gehoor te geven, maar haar contract met Paramount na te leven.[15]
Een aantal weken voor haar (mogelijke) contractverlenging smeekte ze tijdens een interview om fair play, iets dat ook de kop boven het artikel over haar werd.[16] Dit deed ze vanwege aanhoudende geruchten dat ze voor de nazi’s zou spioneren. Desalniettemin bleven deze beschuldigingen de ronde doen.
In Miss Fane’s baby is stolen (1934) vervulde ze wederom de hoofdrol.[17] En ondanks alle lof voor haar acteertalent flopte deze onder regie van Alexander Hall gemaakte film. Na dit echec besloot ze te vertrekken uit de Verenigde Staten. Of die permanente stroom van beschuldigingen hierbij ook een rol speelde, valt geenszins uit te sluiten.
Het Derde Rijk
In juni 1934 arriveerde Wieck in Duitsland dat inmiddels was veranderd in het Derde Rijk. In de pers liet ze direct haar ongenoegen doorschemeren over haar rollen in Hollywood.
Tevens hekelde ze de haast en eetgewoonten der Amerikanen. Opvallend is haar lof voor de vrijzinnige Mae West die ze de beste actrice van de Verenigde Staten noemt.[18]
In 1935 vertolkte Wieck onder andere een belangrijke rol in Arthur Robinsons Der Student von Prag, naar een roman van Hanns Ewers.[19]
In datzelfde jaar leerde zij Hitler kennen op een receptie van cultuurminister Joseph Goebbels. De vrijgezelle tiran wilde, toen hij haar passeerde, weten of ze Dorothea Wieck was. Na haar bevestiging nodigde hij haar uit om zich bij zijn gezelschap te voegen.
Nadien deed ze af en toe dienst als zijn tafeldame. Naar het schijnt nam de despoot meestal uitgebreid de nadelen van het beroemd zijn met haar door.[20]
Door de afnemende Duitse filmproductie kreeg Wieck steeds minder rollen aangeboden hetgeen haar in geldproblemen bracht. In 1938 diende ze bij Goebbels ministerie van cultuur een verzoek in voor financiële steun. Of dit verzoek werd ingewilligd, heb ik niet onderzocht.
De Tweede Wereldoorlog
Ook gedurende de Tweede Wereldoorlog bleef Wieck acteren. Zo vertolkte ze onder meer een rol in Viktor de Kowa’s Kopf hoch, Johannes! [21] Deze propagandafilm heeft, evenals Mädchen in Uniform, opvoeding als thema.
Wieck bracht ter bemoediging af en toe een bezoek aan de Duitse troepen, zoals een op 1 februari 1941 gemaakte foto laat zien. Haar vakgenote Marlene Dietrich deed dit enkele jaren later ook, maar dan zingend voor de Amerikaanse manschappen in Europa.
Door een meedogenloos bombardement van de Amerikanen en Engelsen op Dresden vonden ongeveer 25.000 burgers de dood en meer dan 30.000 raakten gewond. Of hier sprake is geweest van een oorlogsmisdaad, blijft onderwerp van debat.[22]
Ook Wieck was tijdens die helse luchtaanval in Dresden, zeer waarschijnlijk vanwege een toneeloptreden. Hitler’s favorite actress killed in airraid, kopten kranten in de Verenigde Staten.[23]
In Nederlandse dagbladen verschenen in maart 1945 eveneens necrologieën over Wieck, waarbij steevast naar haar rol in Mädchen in Uniform werd verwezen.
De Bondsrepubliek Duitsland
Het tijdschrift Der Spiegel bracht op 1 november 1947 verrassend nieuws. Wieck was tijdens het beruchte bombardement op Dresden niet gestorven, maar gewond geraakt! In de winter van 1948 treedt ze op te Berlijn. En in de lente van datzelfde jaar gaat ze op tournee door West-Duitsland, zo wordt door het blad in het vooruitzicht gesteld.[24]
In het eerder vermelde radio-interview uit 1976 kwam Wieck kortelings terug op de eerste naoorlogse jaren. Ze benutte de juiste woorden, gezien het tijdvak waarin ze toen weer verkeerde. Ik ben bescheidener geworden. Ze vertelt de interviewer ook kritischer in het leven te staan. Er was veel tijd om na te denken. Het waren erge jaren.[25]
Dat ze na de overwinning der geallieerden is gedenazificeerd, ligt voor de hand gelet op haar contacten met Hitler en Goebbels.[26] Bovendien had zij zich ingezet om de Duitse soldaten een hart onder de riem te steken, hetgeen de geallieerden nadien strafbaar hadden gesteld.
Of Wieck lid is geweest van de NSDAP, heb ik niet onderzocht. Over het bombardement op Dresden en de persoonlijke gevolgen voor haar, heeft zij zich nimmer publiekelijk uitgelaten.
In de jaren vijftig speelde Wieck in twee Amerikaanse films. Man on a tightrope van Elia Kazan gaat over de tirannie in het marxistische deel van Europa en de vlucht naar de Bondsrepubliek Duitsland.[27] Douglas Sirks A time to love and a time to die heeft de gruwelen der Tweede Wereldoorlog als onderwerp. Deze bittere film is gebaseerd op een roman van Erich Maria Remarque.[28]
In totaal werkte Wieck mee aan bijna zestig films.[29] Een van haar laatste rollen was in Schachnovelle, naar het boek van Stefan Zweig.[30] In deze film speelde Wieck een gravin. De Nederlandse acteur Rijk de Gooijer deed zich hierin voor als Gestapo-agent.
Ondanks haar vele filmrollen heeft Wieck zich na de Tweede Wereldoorlog vooral toegelegd op toneel. Ze acteerde niet alleen, maar regisseerde ook. Bovendien zwaaide ze van 1961 tot en met 1967 de scepter over een door haar in West-Berlijn opgerichte toneelacademie. Na vijfenveertig jaar speelde ze op het toneel wederom in Mädchen in Uniform, maar nu in de rol van de onbarmhartige directrice!
Tegen het einde der jaren zeventig stopte ze met werken. Over haar leven nadien is nauwelijks iets bekend. Ze bleef (alleen) wonen in de West-Berlijnse kunstkolonie tot haar dood in 1986, drie jaar voor de val van de Muur.
In de Volkskrant verscheen er een snel geschreven necrologie over haar. Mädchen in Uniform wordt daarbij vlotweg vermeld als zo’n beetje de meestberuchte film over lesbiennes.[31]
[11] Baron Ernst von der Decken liet in 1932 Ein Sünder fährt in heiliges Land. Rösselsprung durch Palästina publiceren. Acht jaar later verscheen zijn Grosse Welt – kleine Welt: Amerika: auf Schienenstrang und Autobahn durch USA. Hij hertrouwde in 1951.
Ook Evelyn Venable vertolkte in deze rolprent een rol. Deze oogverblindende schoonheid had in haar contract laten opnemen dat ze niet voor leg art hoefde te poseren! https://en.wikipedia.org/wiki/Evelyn_Venable.
De Leidse kunstenares Sylph Barrett lijkt weggelopen uit een film van Tim Burton.[1] Ze oogt zo etherisch dat de neiging moet worden onderdrukt om te kijken of haar schoenen wel met lood zijn verzwaard om te voorkomen dat ze in de wolken verdwijnt.[2]
Er was eens een meisje op de kleuterschool dat niet van de tekentafel viel te weerhouden, is derhalve een passende zin om dit artikel mee te beginnen. De juf probeerde me weleens naar andere tafeltjes te loodsen, maar dat liet ik niet gebeuren. Dat de nog (af en toe) naar de naam Sylvia Borreman luisterende latere artieste een kunstzinnige opleiding zou gaan volgen, zal destijds niemand hebben verbaasd.[3]
Kunst en literatuur
Tijdens haar studies aan die Haagse academies werden Delvaux, Dali en Margritte haar lievelingsschilders.[4]Mondriaan wil ik ook nog noemen, met name zijn schilderij Evolutie.[5] Algemener gesproken ontwikkelde ze een zwak voor het symbolisme, expressionisme en magisch realisme.[6]
Het is opvallend dat een aantal Leidse kunstenaars met de sticker magisch-realist kan worden beplakt, zoals Theo Lohman, Fred Hansen en Willem Breddels.[7] Vanzelfsprekend past Sylph Barrett ook in dit illustere rijtje!
Gedurende haar kunstonderricht nam Barrett tevens de tijd om zich te verdiepen in literatuur. Ze raakte verslingerd aan Nederlandse auteurs zoals Van Eeden, Adema van Scheltema en Gorter.[8]
Engelse schrijvers als Dickens, Austen en Carroll stalen echter haar hart.[9]Die literatuur raakte me.Ik had op jonge leeftijd al iets met Engeland gekregen. Als pubertje wist ik zeker dat ik er naartoe zou gaan. En Londen was mijn stad!
Londen
Na haar studies in Nederland vertrok Barrett naar Londen. Aldaar deed ze een vervolgopleiding aan de Heatherley School of Fine Art. Aan deze beroemde kunstacademie studeerden onder meer Burne-Jones, Rossetti en Millais.[10]
Ik ben verzot op het werk van Rackham die ik tijdens mijn opleiding in Engeland begon te bestuderen.[11]Deze kunstenaar verzorgde in het begin van de twintigste eeuw onder meer de illustraties voor een heruitgave van Alice’s adventures in wonderland.
Ik heb iets met de eerste decades van de twintigste eeuw, met name de roaring twenties.[12]Was er maar een tijdmachine waarmee ik even terug kon gaan naar die tijd. Wat zou het mooi zijn al die kunstenaars te kunnen spreken en aan het werk te zien!
The roaring twenties
Barrett ontwikkelde in die tijd een fascinatie voor kleding.[13]Ik werd zo nu en dan voor Fancy dress parties uitgenodigd. Ik hield ervan om op die feesten in Charleston stijl te verschijnen.
In de Engelse hoofdstad werd ze al gauw een vaste bezoeker van The Marquee.[14] In deze legendarische muziekclub debuteerde niemand minder dan David Bowie! Tegen het eind van de jaren zeventig werd deze club de bakermat voor new-wave en punk.
Ik heb daar ook een tijdje gewerkt. Het was de gemakkelijkste baan die ik ooit heb gehad. Ik moest er alleen op letten dat niemand stiekem naar binnen glipte.
Ik heb er The Lovin’ Spoonfull en The Cure regelmatig zien optreden. Later heb ik daar ook mijn man ontmoet.[15] Met haar grote liefde zou ze uiteindelijk terugkeren naar Leiden.
Barrett probeerde destijds ook al aan animatiefilms mee te werken. In Londen ging ik vaak langs studio’s, waar de animatiefilms nog met de hand werden gemaakt. Het was dikwijls zonder resultaat, maar ik gaf de moed niet op. Dat haar doorzettingsvermogen tenslotte toch vruchten zou afwerpen, zal blijken tegen het eind van dit artikel.
Terug in Leiden
In Leiden ging Barrett snel op zoek naar een werkruimte. Ik leerde gelukkig Fred Hansen kennen en in zijn atelier mocht ik schilderen.[16]Toen ik op zijn atelier werkzaam was, maakte hij grote werken, vaak in pastelachtige kleuren. Surrealistisch en meestal heel spiritueel.
Volgens Barrett schilderden ze af en toe ook samen, vaak op muziek van de Carmina Burana.[17] Hij werkte soms nachtenlang door, alsof hij in trance was. Ik hou vooral van zijn meditatieve schilderijen. Die zijn van grote invloed geweest op mijn eigen ontwikkeling.
Beweging en kleur kenmerken het werk van Barrett. Ik hou erg van paars, zeegroen en blauw. Deze kleuren zie je geregeld terug in mijn schilderijen. Ik begin te werken zonder een vastomlijnd beeld. Ik wil er ook niet veel over nadenken. Het gebeurt terwijl ik schilder. Als mijn schilderijen worden begrepen is dat mooi, maar niet belangrijk.
Het belang van Egyptische en Japanse kunst in haar werk onderstreept ze. Ik heb geruime tijd prenten gemaakt naar Japans voorbeeld en misschien ga ik dit weer doen.
Als kind ging ze graag naar De Lakenhal om Het laatste oordeel van Lucas van Leyden te bewonderen. Leny Noyen is een Leidse kunstenares uit de huidige tijd waarvoor ze veel lof heeft.[18] Ik hou van haar portretten en haar menselijke figuren. Ook over de gebroeders Donker steekt ze de loftrompet.[19]Ik heb Gijs en zijn twee broers ooit samen zien schilderen in De Lakenhal. Dat was geweldig!
Animatiefilms
Naast schilderen en het illustreren van boeken heeft Barrett haar talenten per slot van rekening toch ook weten te verzilveren in animatiefilms! Zo werkte ze onder meer mee aan Back to the Inkwell van Bijlsma. In deze korte film uit 1992 wordt een tekenfiguurtje tot leven gebracht. Vanzelfsprekend vergt het heel wat inspanningen om dit figuurtje weer terug in de inktpot te krijgen.
Ook aan Dada (1994) van Kroon leverde Barrett een artistieke bijdrage. Dit geldt eveneens voor Holy smoke (2000) van de in Rennes geboren Renault.[20]
Animatiefilms uit de jaren dertig vind ik nog steeds heel mooi, zoals Betty Boop en Popeye. Maar ook Disneys Sneeuwwitje en de zeven dwergen blijf ik bijzonder vinden. Daarna liet de kunstenares met een glimlachje weten dat ze ook met plezier kijkt naar hedendaagse animaties als Wallace & Gromit en Shaun het schaap.[21]
Neo-realistische klassiekers en film noir
In haar persoonlijk leven zegt Barrett toch vooral een voorkeur te hebben voor neo-realistische films zoals Ladri di byciclette en La Strada.[22]Verder hou ik erg van film noir. The big sleep is een lievelingsfilm van me.[23] Maar ik ben geen femme fatale. Dat ben ik ook nooit geweest, voegde Barrett er vreemd gehaast aan toe.
In deze door Hawks gemaakte klassieker uit 1946 zijn Bacall en Bogart elkaars tegenspelers, waarbij Bacall de rol vervult van een uiterst verleidelijke vrouw. Een jaar tevoren was de actrice op 21-jarige leeftijd in het huwelijk getreden met filmicoon Bogart. Vervolgens groeiden ze uit tot het onbetwistbare sterrenechtpaar van de Verenigde Staten.
The big sleep werd vanaf het begin gekritiseerd vanwege het nogal onbegrijpelijk verhaal, zoals ook de regisseur en de scriptschrijvers zelf beaamden.[24]
De fameuze Amerikaanse filmcriticus Crowther omschreef Bacall in deze film bovendien als een dangerous looking female. Na dit bangelijk gejammer verzuchtte hij: she generates pressure.[25] En om zijn smart in de stijl van Schopenhauer te voltooien: het ergste moet nog komen![26]
Sprookjesbos en dansende elfjes
Momenteel werkt Barrett voor het Amsterdamse Eye Filmmuseum. Ik voer daar stills in en verwerk de persoonlijke correspondentie van belangrijke filmregisseurs. Natuurlijk is het boeiend om de handgeschreven brieven van Haanstra, Verhoeven en Rademakers te lezen, of de familiekiekjes van De la Parra te zien.[27]
Barrett benadrukt tevens de invloed van de natuur op haar werk. Het fijne is dat ik al in de vroege ochtend naar het museum ga. Om half zeven zit ik in de trein en geniet onderweg van de oranje en blauw-gele luchten. En soms hangt er mist boven het water en de weilanden. Dit natuurfenomeen dreef haar tot het maken van Magic wood with dancing fairies.[28]
Soms wordt op een erg grappige manier aan mij gevraagd of ik in een sprookjesbos woon. Ik hou van sprookjes. Ze inspireren me tot op de dag van vandaag. Ik genoot als kind al van werelden vol elven.
Het is geenszins mijn bedoeling mensen uit hun droom te halen. Want het is evident dat Barrett kleur en magie geeft aan kunst en leven. Niettemin leeft ze gewoon in Leiden!
[3] Op 16-jarige leeftijd begon zij lessen te volgen in tekenen en schilderen. Jan Sierhuis en Nol Kroes waren onder meer haar docenten aan de Vrije Academie in Den Haag. Daarna volgde een 5-jarige studie aan de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten, eveneens in Den Haag.
In 2011 is een aantrekkelijke roman verschenen die deels in Leiden speelt, getiteld De denker en de droomster. Dit door Jongsma geschreven verhaal heeft overduidelijk magisch realistische kenmerken en bovendien wordt er heel wat af gedroomd! Een grapje uit dit verhaal wil ik de lezeres niet onthouden. “Je kent misschien wel het grapje waarbij de aarde tegen een andere planeet zegt: “Ik heb last van homo sapiens”, waarop die antwoordt: “Dat gaat vanzelf weer over.” Uit De denker en de droomster (Amsterdam 2011), pagina 101.
[15] Conn Barrett! Behalve door zijn luitspel is hij ook enigszins bekend door zijn inventarisaties en foto’s van zandhagedissen in de Katwijkse duinen.
Der blaue Engel, de dijen van Dietrich en de heerlijkheden van Hollywood
In canons over de expressionistische film wordt Der blaue Engel meestal niet vermeld.[1] Wel is deze rolprent de geschiedenis ingegaan als de eerste grote Duitse geluidsfilm. Bovendien effende het voor Marlene Dietrich de weg naar wereldfaam.[2]
De uit Wenen afkomstige, maar goeddeels in de Verenigde Staten opgegroeide Josef von Sternberg draaide in minder dan drie maanden Der blaue Engel.[3]
In 1930 beleefde de film haar première in zowel een Duitse als Engelstalige versie.[4] De een jaar eerder met een Oscar onderscheiden Emil Jannings vertolkte de hoofdrol.[5]
Na een opmerkelijke screentest kreeg Dietrich de rol van Lola Lola toebedeeld, een wat vale femme fatale die als nachtclubzangeres door het leven ging.[6] Jannings was fel gekant tegen de keuze voor Dietrich als tegenspeelster. Von Sternberg bleek echter in dezen niet te vermurwen. Of de hartstochtelijke liefde die hij voor Dietrich had opgevat hierbij een rol speelde, is moeilijk te beoordelen.
Uit alles blijkt dat Dietrich en Von Sternberg het bijzonder met elkaar konden vinden en dat de actrice erg willig was om haar regisseur tegemoet te komen. Op een dag zei Von Sternberg tegen me: Je moet van voren aan een schilderij van Félicien Rops doen denken en van achteren aan een van Toulouse-Lautrec. Volgens de filmster was dit een beeld waarop zij zich kon richten! [7]
Dietrich was, toen ze Von Sternberg leerde kennen, getrouwd met (assistent) regisseur Rudolf Sieber, waar ze in 1924 een dochter bij kreeg. Ondanks haar talloze affaires en relaties werd dit huwelijk nooit ontbonden. Het heeft er veel van weg dat de actrice begin jaren dertig in Californië een kippenfarm voor haar echtgenoot heeft gekocht. Daar is Sieber tot zijn dood in 1976 blijven wonen, samen met een psychisch nogal labiele vriendin. Ook Dietrich bezocht haar echtgenoot daar weleens.[8]
Van leraar tot kaartjes verkopende clown
Der blaue Engel gaat over een leraar Engels aan een stedelijk gymnasium die ongewild kennis maakt met Lola Lola. Vervolgens is zijn veilige leven vol routines volledig ontregeld. Hij raakt namelijk hartstochtelijk verliefd op haar en een relatie met de nachtclubzangeres is weldra een feit. Deze verbintenis is evenwel een grove schending van de burgerlijke verhoudingen en leidt daarom tot zijn ontslag als leraar.
Nadien verkoopt hij noodgedwongen kaartjes voor het optreden van zijn beminde, waarmee hij inmiddels is getrouwd. Ook als clown klust hij bij in het reizend cabaret waarin zijn aanbedene naar hartenlust met haar uitdagende dijen blijft pronken.
De artistieke troep doet op een bepaald moment ook weer het provinciestadje aan waar hij ooit als docent werkzaam was. Luidruchtig wordt hij daar, ter promotie van het cabaret, als clown en gewezen leraar aangekondigd! Tijdens zijn optreden ziet hij tot zijn afgrijzen zijn geliefde vreemd gaan met de sterke man van het gezelschap.
Gebroken sjokt hij na zijn voorstelling als clown naar zijn voormalige school waar hij in de ochtend levenloos wordt aangetroffen, naar het lijkt bezweken aan de vernederingen en teleurstellingen die de liefde hem had gebracht. Lola Lola blijft zonder enig spoor van mededogen door zingen. Falling in love again. Can’t help it!
Over de betekenis van het uurwerk, de andere clown en het dode vogeltje in Der blaue Engel wordt door begaafde diepduiders driftig op internet geschreven. Ik beperk me daarom gemakshalve tot een aantal verwijzingen.[9]
De fatale bloem kan er niets aan doen
Filmcriticus Siegfried Kracauer typeerde Der blaue Engel als een studie in sadisme en zag in de gymnasiumleerlingen de voorafschaduwing van de Hitlerjugend. De uit een bescheiden joods milieu afkomstige Von Sternberg zelf ervoer de film als iets uit zijn eigen verbeelding en zegt in zijn autobiografie nauwelijks wat van het Duitsland uit die tijd te hebben geweten. Ook benadrukt hij het feit dat de roman van Heinrich Mann in 1905 werd gepubliceerd en dat dit in de vele duidingen vaak werd vergeten.[10]
Aanvankelijk werd Mann ook betrokken bij het schrijven van het scenario maar al gauw werd de conclusie getrokken dat hij voor film geen gevoel had. Intussen maakte Mann van de gelegenheid gebruik om zijn vriendin Trude Hesterberg naar voren te schuiven voor de rol van Lola Lola, maar kennelijk wist hij de regisseur onvoldoende te overtuigen van Hesterbergs kwaliteiten.
Na de première van Der blaue Engel klaagde Mann vooral over de dijen van Dietrich, die naar zijn smaak te dominant in beeld kwamen! [11]
Hesterberg figureerde overigens later in nazistische films zoals Jakko, terwijl Mann zijn toevlucht in de Verenigde Staten had gezocht en aldaar omging met landgenoten die met name in Hollywood emplooi hadden gevonden.[12]
De bloedmooie Brigitte Helm stond aanvankelijk ook nog op het lijstje om de rol van vale femme fatale in Der blaue Engel te vervullen. Helm excelleerde drie jaar eerder in Metropolis, de parel in de kroon als het gaat om de expressionistische film. Fritz Lang regisseerde deze rolprent en het scenario ervoor werd geschreven door zijn toenmalige echtgenote Thea von Harbou.[13]
Bijna vijfentwintig jaar later maakte Dietrich in Hollywood met Lang de western Rancho notorious. In haar memoires noemt ze hem de regisseur die ze tijdens haar loopbaan als actrice het meest heeft verafschuwd. Lang is een tiran.[14]
Dietrich, Von Sternberg en Jannings
Na de première van Der blaue Engel vertrok Von Sternberg spoorslags naar Hollywood en Dietrich zou hem razendsnel volgen. In de Amerikaanse droomfabriek maakten ze samen nog zes films, waarin Dietrich veelal de rol van een zeer gestileerde femme fatale vertolkte.[15]
Een vaderlandse journalist schreef in 1939 dat het publiek uitgekeken was op Dietrich en haar rollen als de femme fatale. Het eenzijdig pokerspelletje met haar verveelt! [16] Dat de femme fatale enkele jaren later in de film noir als nooit tevoren zou schitteren, kon deze journalist natuurlijk niet bevroeden.
Na de Tweede Wereldoorlog speelde Dietrich nog rollen in belangwekkende films als A foreign affair, Stage fright en Touch of evil. Als actrice leverde ze haar laatste bijdrage in Just a gigolo, een geflopte film met David Bowie in de hoofdrol.[17]
Emil Jannings vond vanwege zijn medewerking aan nazistisch gebrandmerkte films na de Tweede Wereldoorlog geen werk meer als acteur en trok zich gedesillusioneerd terug op zijn boerderij waar hij vereenzaamd stierf. In haar memoires besteedt Dietrich weinig aandacht aan hem en typeert hem bijna en passant als derderangsacteur.
Von Sternberg bleef ook na de Tweede Wereldoorlog films maken. Tevens doceerde hij Esthetica aan de Universiteit van Californië. Onder zijn studenten bevonden zich Jim Morrison en Ray Manzarek, die later deel uitmaakten van The Doors. Von Sterberg was perhaps the greatest single influence on The Doors, aldus Manzarek.[18]
Foute vrouwen?
Marlene Dietrich, Thea von Harbou en Leni Riefenstahl zijn beeldbepalende Duitse vrouwen geweest als het gaat om de cinema in het interbellum. Dietrich en Von Harbou waren dochters van Pruisische officieren die in hun adolescentie voor toneel en film kozen. Daarnaast had Von Harbou in het keizerlijke Duitsland al de status van bestsellerschrijfster verworven! Belangrijker evenwel is dat zij als scenariste haar gelijke niet kende. Met name haar aandeel in de bloei van de expressionistische film kan moeilijk worden overschat.
Op internet, maar ook in dagbladen en tijdschriften, wordt Von Harbou door verschillende scribenten in zwarte kleuren weggezet. Dit vindt doorgaans plaats zonder ook maar iets te onderzoeken, zoals bijvoorbeeld de eigenaardige rol die Lang in de stigmatisering van zijn gewezen echtgenote speelde.[19]Preken en veroordelen zonder iets te weten… Dat is een oud verhaal!
Dietrich was tot Der blaue Engel een actrice en toneelspeelster van weinig betekenis. Voor zover ik kon nagaan hebben Dietrich en Von Harbou elkaar nooit ontmoet. Dit ligt in het geval van Riefenstahl en Dietrich anders. Beide dames waren (bijna) net zo oud en woonden bij elkaar in de buurt. Sterker, ze hadden uitzicht op elkaars appartement! Het zal vast aan de verbeelding van velen appelleren, maar een verhouding hebben zij nooit gehad, iets wat gezien Dietrichs staat van dienst in dit opzicht opmerkelijk genoemd mag worden.
In die periode ging Riefenstahl (gelukkig) nog uitsluitend als actrice door het leven waarbij ze zich te buiten ging aan het spelen in zogeheten Bergfilms. Dit paste perfect bij haar natuurlijke uitstraling (ze gebruikte geen make-up) en haar atletische lijf. Pas in de loop van de jaren dertig begon Riefenstahl met het maken van films die als nazistische propaganda werden uitgelegd en aldus de geschiedenis ingingen, zoals Triumph des Willens. Overigens is zij nooit lid geweest van de NSDAP. Op racistische of antisemitische uitspraken heeft men haar nooit of te nimmer kunnen betrappen.
Dietrich koesterde, in tegenstelling tot Riefenstahl, wel racistische en antisemitische denkbeelden en gedroeg zich daar ook naar. Zo weigerde ze in ziekenhuizen pertinent door zwarte verpleegsters te worden geholpen, afgaande op de door haar dochter geschreven biografie.[21]
Bovenstaande foto van beide actrices werd genomen in 1930 op een feestje ter ere van de schrijver George Bernard Shaw, die toen Berlijn aandeed.[20]
Exciting secrets
Greta Garbo schijnt het exciting secrets te hebben genoemd. Sommigen gingen er vanuit dat het zorgde voor een zuivere huid en glanzende ogen. Von Sternberg dacht vooral dat het de visuele impact van actrices op het bioscooppubliek ten goede kwam.[22]
Een van de bekendste affaires van Dietrich in de Verenigde Staten was met Mercedes de Acosta, een socialite die ook als dichteres en toneelschrijfster dienst deed. My love, please eat, go to bed and wait for me there, telegrafeerde de diva toen ze vanwege een optreden later zou thuiskomen dan verwacht.[23]
Volgens Dietrich was de actrice Tallulah Bankhead the most immoral woman that ever lived. Ik veronderstel dat de langbenige legende dit als compliment heeft bedoeld.[24]Bankhead was beroemd, en ook wel berucht, door haar levenslustige one-liners. Zo vertelde ze een keer, gemaakt onschuldig, dat haar vader haar weliswaar voor mannen en drank had gewaarschuwd, maar nooit voor vrouwen en cocaïne.[25]
Bankhead is een naam die veelvuldig valt als bepaalde coterietjes in Hollywood worden besproken. Of ze een affaire met Dietrich heeft gehad, is niet duidelijk. Er zijn in ieder geval geen brieven, dagboeken of autobiografieën die hierop wijzen.[26] Wel maakte Bankhead deel uit van The sewing circle, zoals Dietrich het typeerde. Dit vrijgevochten gezelschap genoot tevens van extravagante feesten, zoals die onder meer door filmster Dolores del Rio in haar villa aan de Sunset Boulevard in Los Angeles werden gegeven.[27]
Ook in Berlijn had Dietrich zich in een bepaalde zin zeker niet onbetuigd gelaten, haar huwelijk ten spijt.[28] Volgens filmhistorica Diana McLellan moeten Dietrich en Garbo aldaar een affaire met elkaar hebben gehad. De actrices leerden elkaar kennen tijdens opnamen van Die freudlose Gasse en van het een kwam het ander, zogezegd. Dit verhaal wordt echter betwist. Ik kan het verder niet beoordelen, hoezeer het gezelschapsspel wie deed het met wie me ook aan het hart ligt. In Hollywood waren voornoemde actrices aartsvijanden, dat is (wel) zeker![29]
Dietrich blies, wat mannen betreft, in Hollywood vanzelfsprekend ook haar partijtje mee, dit om misverstanden te voorkomen. Op haar uitputtende lijst van veroveringen staan onder meer Gary Cooper, Kirk Douglas, James Stewart, Frank Sinatra, Maurice Chevalier en Yul Brynner.
De schrijver Erich Maria Remarque en de acteur Jean Gabin behoorden tot haar grootste geliefden, gezien bepaalde passages in Dietrichs memoires.[30]
Op de divan met Dietrich
Het door Daniël Cohen in 2017 geregisseerde toneelstuk In bed met Dietrich en Piaf heb ik helaas niet gezien. Inmiddels heb ik wel de trailer, videofragmenten en recensies ervan benut om me een beeld van de voorstelling te vormen.
Ik ga er nu zonder meer vanuit dat de actrices Sluyterman van Loo en Kuiper in dit stuk er werkelijk wat moois van hebben gemaakt, ook al betreft het geen geschiedkundige reconstructie, maar is het eerder iets waarin grote levensvragen worden besproken.[31]
Ik behelp me op dit ogenblik genoeglijk met de historische werkelijkheid! In haar memoires klaagt Dietrich frank en vrij over de roofbouw die Edith Piaf pleegde op haar lichaam. Ze heeft vaak drie minnaars tegelijk, laat de filmsirene de lezeres onverbloemd weten.
In de tijd dat Dietrich met deze chansonnière een affaire had, raakte de Parijse nachtegaal verschrikkelijk verliefd op Louis Girardin, een Franse sprintkampioen. In de aan deze pedaleur gerichte liefdesbrieven schrijft Piaf lyrisch over zijn fraaie dijen en lekkere achterwerk.
Toen ze op het punt stond om voor een reeks optredens naar Amerika te vertrekken liet ze hem per brief nog eventjes het volgende weten: Ik wil totaal door je uitgewoond worden. Ik wil helemaal gevuld worden met liefde, zodanig dat ik maandenlang de liefde niet kan bedrijven.[32]
De Franse wielerheld vertelde, mogelijk in een onbewaakt ogenblik, dat twee dagen en nachten met Piaf zwaarder waren dan een etappe in de Tour de France.
Entertaining the troops en een one-woman-show
Wellicht mede vanwege het feit dat haar loopbaan als actrice tegen het einde van de jaren dertig een tikkeltje in het slop geraakte, ging Dietrich gedurende de Tweede Wereldoorlog ook als zangeres optreden. De buitengewoon enthousiaste reacties van de Amerikaanse soldaten in Europa maakten haar optredens tot een groot succes.
Maar het was niet alleen haar werklust waaraan de diva uit Hollywood gehoor gaf. Voor en na haar performance kon ze in strak zittende kleding zonder lingerie bij de soldatenbarakken worden gespot, soepel bewegend als een roofdier en hongerend naar prooi.[33] Ook de generaals Patton en Gavin bezweken trouwens voor haar, terwijl de strijd tegen het Duitse leger onverminderd doorging.[34]
Pas in 1953 gaf Dietrich haar carrière een ware draai en maakte al zingend furore met haar one-woman-shows. Bijna twintig jaar later viel het doek voor haar definitief door een flinke smak tijdens een optreden in Sydney waarbij ze een been brak.[35]
Daarna raakte de diva allengs verslaafd aan drank, slaaptabletten en pijnstillers. Haar dochter Maria Riva schrijft in haar biografie dat de gewezen filmsirene haar bed gaandeweg in een bunker veranderde en met de buitenwereld louter nog contact onderhield via de telefoon.[36]
In deze ontluisterende biografie valt verder te lezen dat de wereldster totaal door zichzelf werd geobsedeerd en geen enkele interesse voor anderen kon opbrengen. Toen haar dochter zwanger werd, reageerde Dietrich met: a child means nothing but trouble.[37] Dat lijkt me geen opsteker voor een zwangere vrouw! Het is bepaald ook niet zoals het hoort, of wat sommigen in hun onschuld van een moeder verwachten. Edoch, zoals zo vaak blijkt het leven sterker dan de leer.
Tegen het eind van de jaren tachtig wilde Madonna het levensverhaal van Dietrich verfilmen, naar het schijnt. Daarom nam ze telefonisch contact op met de diva, die na haar desastreuze smak moeite had gekregen met lopen. De hoogbejaarde godin vroeg bedenktijd om over dit aanbod na te denken en verzocht Madonna haar hierover later opnieuw te bellen.
Dietrich vond haar rol als Lola Lola ordinair en dit heeft ze ook in verschillende interviews laten weten. Om ten volle van onderstaande zinnen te kunnen genieten is het van eminent belang dit te weten, ook al vermoed ik dat het (helaas) apocrief is.
Na enige tijd belde Madonna dus andermaal en stelde wederom de vraag of Dietrich iets in een verfilming van haar leven zag. De langbenige legende liet Madonna vervolgens onomwonden weten er geen enkele interesse in te hebben en besloot het gesprek met: I played the vulgarian. You are the vulgarian.[38] Stijlvoller en puntiger dan dit had ik echt niet kunnen afsluiten!
https://vimeo.com/42578902
Noten
[1] De manier waarop in Der blaue Engel de binnenstad in beeld wordt gebracht, doet denken aan klassiekers uit de Duitse expressionistische film. Uit de autobiografie van Josef von Sternberg blijkt onmiskenbaar dat hij deze stroming kende. Zeker Robert Wiene was een regisseur die hij bewonderde. Ook Fritz Lang vermeldt hij trouwens eenmaal, zonder overigens diens Metropolis of andere films van hem te noemen. Zie: Josef von Sternberg, Fun in a chinese laundry (Londen 1965).
[4] Op 1 april 1930 vond de première plaats van Der blaue Engel in het Gloria-Palast te Berlijn. De Engelstalige versie ging 4 juli van dat jaar te Londen in roulatie.
[13] Dorian d’Oliveira, ‘Thea von Harbou en de Duitse expressionistische film’, in: Margreet den Buurman en Perry Pierik (red.), Bühne, nummer 9 (najaar 2018);
[19] Dorian d’Oliveira, ‘Thea von Harbou en de Duitse expressionistische film’, in: Margreet den Buurman en Perry Pierik (red.), Bühne, nummer 9 (najaar 2018);
In de Nederlandse literatuur heeft onder meer Bordewijk enthousiast over Dietrich geschreven. Zie zijn Op Marlene Dietrich, in: Cinema literair. Film in de Nederlandse literatuur, pagina 23-24. Samengesteld door Rob Schouten (Houten 1989).
Ook in de hedendaagse Nederlandse letteren is Dietrich nog altijd springlevend. Zie Marianne Vogel, In de schaduw van Dietrich (2014). Zie ook Dorian d‘Oliveira, Nachtengeltjes en driehoekjes (2018). In deze novelle staan een aantal speelse verwijzingen naar de langbenige filmgodin van weleer.
Maurice Abcarius, kunst en de kracht van het noodlot
Op zeer jonge leeftijd speelde hij al viool en saxofoon. Gedurende zijn adolescentie verruilde hij deze muziekinstrumenten voor de graffiti spuitbus en voorzag onder de namen Sky en Vesuvius tunnels, fabrieksmuren en aquaducten graag van een kleurtje. Soepel slaagde hij erin deze activiteiten te combineren met de opleiding International business and management, die hij succesvol wist af te ronden.
Met de kennis van nu valt eenvoudig te constateren dat deze studie slechts een korte dwaling was in een van kunst doordrenkt bestaan. Want na zijn opleiding ontvlamde bij de Leidse kunstenaar Maurice Abcarius al snel een onstuitbare passie voor de schilderkunst. Ik ging voortdurend naar musea om onder meer het werk van Karel Appel en Herman Brood te bekijken.[1]Dat inspireerde mij! Een kunstopleiding heb ik echter nooit gevolgd. Daarom mag men mij gerust een autodidact noemen.
Over de honderd schilderijen heeft hij inmiddels gemaakt.[2] En sinds 2004 vinden er ook exposities van zijn werk plaats, veelal onder de moederlijke vleugels van pop-up galerie Beeldschoon.[3]Mijn kleurcombinaties worden geprezen. Daar ben ik trots op. Maar in wezen beleef ik mijn kunstwerken toch als een probeersel, meer niet.
Jacob Kanbier en Angela Robson zijn Leidse kunstenaars die hij zegt te bewonderen.[4]Zo schilderen als Kanbier gaat me nooit lukken, maar mooi is het wel! Als Robsons zeegezicht Bestemming onbekend ter sprake komt, wordt hij ronduit lyrisch. Dat bootje! Met dat bootje erop! Daarmee maakt ze dat doek helemaal af.[5]
De kunst der kunsten
En toen prangde plots het verlangen naar de liefde van zijn jeugd… De hunkering om muziek te maken, bedwelmde hem. Het valt, naar mijn smaak, allerminst uit te sluiten dat de muze Euterpe hieraan debet is geweest.[6]
Dankzij haar heeft Abcarius intussen meer dan vijfentwintig albums gemaakt, allemaal in het dance-genre.[7]Het is misschien apart om tegen je te zeggen. Maar in Noordwijk is er de meeste belangstelling voor mijn muziek. Het kan dat de disco’s daar een rol in hebben.
Zonder muziek zou het leven een dwaling zijn. En ik geloof alleen in een God die kan dansen.[8] Deze bekende uitspraken van Friedrich Nietzsche legde ik hem vol verwachting voor. Hij beaamde ze met een veelzeggend, ironisch knikje en vervolgde daarna zijn verhaal.
Mijn muziek is al in veel landen op de radio te horen geweest. Sinds januari 2018 sta ik onder contract bij de Amerikaanse muziekmaatschappij Rehegoo. Van hen heb ik de toezegging gekregen dat ze mijn albums wereldwijd gaan promoten. [9] Ik ben zo benieuwd wat dat gaat opleveren.
Depeche Mode, Moby en Boris Brejcha beschouwt hij als zijn belangrijkste inspiratiebronnen.[10]Perfectionisme is me in muzikaal opzicht bepaald niet vreemd. Misschien luister ik daarom weinig naar mijn eigen muziek, op het nummer Southern comfort na. Want dat is lekker zwoel. Muziek moet trouwens op zijn tijd ontregelen. Er moet ook iets vreemds gebeuren. Het mag zelfs iets lugubers hebben.
Volgens Arthur Schopenhauer is muziek de kunst der kunsten. [11] Het wezenlijke van het bestaan wordt naar zijn idee door de muziek geraakt en valt zelfs daarmee samen. Alle andere artistieke uitingen waren in zijn ogen slechts schaduwen. Dit klinkt allemaal prachtig en diepzinnig, natuurlijk! Ik moet echter verder met dit artikel en beperk me met behulp van een noot derhalve tot enkele verwijzingen over dit onderwerp.
Fatum en vergankelijkheid
De digitale muziekmaker zegt een fascinatie voor het fatum te hebben. De noodlottigheid wist de dichtende Leidse hoogleraar Pieter van Eyk, iets minder dan een eeuw geleden, fraai vorm te geven gezien zijn fameuze De tuinman en de dood. In dit gedicht probeert namelijk iemand uit alle macht zijn levenseinde te ontlopen. Het vergeefse van dit streven zal evenwel geen sterveling verrassen.[12]
Volgens Abcarius kan het thema der vergankelijkheid ook in zijn eigen kunstuitingen worden terug gevonden. In zekere zin is het leven een ziekte tot de dood.[13]Maar ik laat me niet makkelijk klein krijgen. Zo lang het gaat, werk ik gewoon stug door!
Film-noir, neo-noir en Nachtengeltjes en driehoekjes
Film noir
De grauwe stedelijke setting veroorzaakt gevoelens van verlatenheid en gemis. Beelden van natte, lege straten; schaduwen zijn alom. Onheil lijkt nooit ver weg. Een hard-boiled detective versterkt dit effect. Een nachtclub dient doorgaans als decor. Een zingende femme fatale aldaar vervolmaakt het plaatje van de film noir.[1]
Is film noir een stijl, stemming of genre?[2] Een afdoend antwoord op deze vraag valt niet te geven. Wel bestaat er consensus over de periode waarin deze films zijn gemaakt, namelijk tussen 1940 en 1960. Een ellenlange parade van rolprenten uit die periode laat ik nu liever achterwege. Ik beperk me tot het noemen van The Maltese falcon, Double indemnity, Gilda, The third man en The big combo.[3] Deze films behoren onbetwistbaar tot de zwarte diamanten van de film noir.
Film noir focust op donkere emoties en duistere driften. Ontgoocheling, ontworteling, wantrouwen en regelrechte waanzin maken deel uit van de wereld noir. In veel gevallen leeft de kijker mee met een antiheld die wordt meegesleurd in een kolkende stroom van gebeurtenissen. Ook valt deze figuur geregeld ten prooi aan zijn eigen begeerten, al zijn goede bedoelingen ten spijt. In de wereld noir one cannot escape his past. Een pessimistisch levensgevoel overheerst en op zijn tijd lijden de protagonisten zelfs aan pure wanhoop.[4]
Als belangrijke bronnen van de film noir worden de psychoanalyse en het Duitse expressionisme genoemd.[5] Zeker een aantal gedurende de Weimarrepubliek vervaardigde films vertonen een opmerkelijke verwantschap zoals Asphalt, Dirnentragödie en Die freudlose Gasse laten zien.[6]
Hitchcock en de film noir
In Alfred Hitchcocks Spellbound is veel aandacht voor de psychoanalyse. Deze film begint met een veelzeggend citaat van Shakespeare. The fault is not in our stars, but in ourselves. Daarna volgt een summiere uitleg van de psychoanalyse. De buitenissige, surrealistische schilder Salvador Dali ontwierp trouwens het dromenlandschap voor deze thriller uit 1945.[7]
Hitchcock begon als kersverse regisseur in Berlijn waar hij in 1924 de film The blackguard maakte. Volgens bepaalde filmkenners is in zijn gehele oeuvre de invloed van het Duitse expressionisme terug te zien. Diens Spellbound, I confess en The wrong man gelden als klassiekers van de film noir.[8]
Ook de opkomst van tabloids in de jaren dertig van de twintigste eeuw wordt, vooral in fotografisch opzicht, van belang geacht voor het ontstaan van de film noir.[9]
Een darwinistische kijk op het leven wil ik eveneens nog noemen, ook al zag ik dit in de vakliteratuur nergens vermeld. Filmtitels als The asphalt jungle, The human jungle en The female jungle spreken echter boekdelen, wat mij betreft.[10] De mens valt samen met zijn biologie. De strijd om het bestaan staat in alles centraal. Metafysica is gereduceerd tot beschilderde leegte. God schittert door afwezigheid in de wereld noir en is vervangen door het (kwaadaardig) toeval.
De zwarte romantiek is eveneens een inspiratiebron geweest voor de film noir.[11] De femme fatale is wellicht zelfs hieruit weggelopen.[12] Barbey d’Aureville’s Het geluk in de misdaad lijkt me hiervan een fraai voorbeeld.[13]
Naar verluidt reeg deze negentiende-eeuwse excentrieke Fransman in de bedden van gravinnen, danseressen, actrices en acrobates zijn dagen aaneen. Gelukkig vond hij toch ook nog wat tijd om te schrijven. Het geluk in de misdaad heeft een superbe vrouw als voornaamste personage. Deze schoonheid rekent op meedogenloze wijze af met haar rivale in de liefde. In het begin van het verhaal valt te lezen dat zelfs een zwarte panter in een dierentuin terugdeinst voor de intense blik van deze femme fatale. Het ware roofdier triomfeerde! In kort bestek is dit de strekking van het verhaal.
Der blaue Engel is een in 1930 door Josef von Sternberg geregisseerde Duitse film naar een boek van Heinrich Mann.[14] De hoofdrol in deze film was weggelegd voor Marlene Dietrich die als nachtclubzangeres een professor in alle opzichten op de knieën krijgt. Daarna speelde Dietrich ook in Hollywood nog diverse rollen als femme fatale.
Nietzsche en de femme fatale
De in 1933 gemaakte rolprent Baby face bevat een uitermate interessante scène van een oudere man die met een jonge vrouw, vertolkt door Barbara Stanwyk, over Nietzsche begint.[15] Professoraal slaat hij de Will to power open en begint op bevlogen wijze voor te lezen. All life is exploitation. Use men! Be strong, doceert hij op merkwaardig idealistisch aandoende toon terwijl de vrouw hem leergierig aankijkt.[16] Hij dringt er bij haar op aan om het geluk te beproeven in de grote stad. En aldus vertrekt ze naar New York, waar ze de door Nietzsche beleden opvattingen volop praktizeert. Het spreekt voor zich dat de hiervoor geciteerde zinnen ook nu nog door elke aanstormende femme fatale ter harte kunnen worden genomen.
Of Der blaue Engel en Baby face voorlopers zijn van de film noir durf ik niet met zekerheid te zeggen, maar het heeft er natuurlijk wel alle schijn van. Later zou Stanwyk excelleren in Billy Wilders noir klassieker Double indemnity waarin ze de moord op haar echtgenoot beraamt.[17]
In de door Charles Vidor gemaakte film Gilda speelt Rita Hayworth een vijf sterren femme fatale die tevens als nachtclubzangeres door het leven gaat.[18] Het lot zorgt voor een gecompliceerde liefdesdriehoek, met de dood van een van Gilda’s aanbidders als gevolg.
In Personality disorder and the film noir femme fatale legt Scott Snyder uit dat de fatale vrouw in de film noir haar apotheose bereikte. Deze onweerstaanbare verschijning associeert hij met bepaalde persoonlijkheids-stoornissen (cluster B).[19] Zulks maakt dit vrouwtype natuurlijk nog fascinerender!
In Sunset boulevard kijkt het door Gloria Swanson verbeelde personage Norma Desmond uitsluitend naar films waarin ze zelf de hoofdrol had.[20] Desmonds villa wordt bovenal opgesierd door de vele foto’s van haarzelf. De term narcistische persoonlijkheidsstoornis valt dan vervolgens al vlug ter duiding.
Niemand minder dan David Lynch dweept met Sunset boulevard, een film noir uit 1950. Over deze rolprent heeft hij zich namelijk meermaals uiterst lovend uitgelaten. In zijn werk zijn ook de nodige verwijzingen naar deze zwarte parel van Billy Wilder te vinden.[21]
Neo-noir
Sommige critici zijn van mening dat de term neo-noir op teveel films wordt geplakt; het sluit dus nauwelijks uit. Toch kunnen wel een aantal kenmerken worden genoemd om enige waarde aan deze term te geven.
In neo-noir wordt minder gebruik gemaakt van de voice-over. Ook zijn de films bijna allemaal in kleur, dit in tegenstelling tot de film noir. Tevens worden er minder nachtelijke beelden getoond. De plot is doorgaans nog ingewikkelder dan die in de film noir! Inland empire (2006) van Lynch is hiervan een beroemd voorbeeld.[22]
In de tijd wordt de term neo-noir moeiteloos afgebakend. Het betreft bepaalde films na 1960. Aan een uitputtende opsomming van neo-noirs waag ik me niet. Ik beperk me in dit artikel tot de bespreking van het werk van twee spraakmakende regisseurs in dit genre.[23]
David Lynch en Brian de Palma
Lynch is een prestigieuze neo-noir regisseur. Hij begon overigens zijn artistieke loopbaan als schilder. Het abstract expressionisme noemt hij als een van zijn grootste inspiratiebronnen, in het bijzonder het werk van Mark Rothko en Francis Bacon.[24]
Bij het grote publiek brak hij in 1986 door met Blue velvet, waarin zijn toenmalige vrouw Isabella Rossellini een door een psychopaat gechanteerde nachtclubzangeres speelt. Films are like magic. They take us to new worlds, aldus Lynch.[25] Aan het einde van deze bizarre film kan de kijker een vrouwelijk personage nog it’s a strange world horen zeggen.[26]
In Mulholland drive noemt een aan geheugenverlies lijdende beauty zichzelf Rita. Dit zegt ze, desgevraagd, al kijkend naar een poster voor de film Gilda waarop de naam Rita Hayworth prijkt. Later blijkt ze een andere naam te hebben, maar dit is van geen belang verder. A love story in a city of dreams is de tagline van deze film.[27] Het thema van illusie en werkelijkheid kwam al eerder in zijn successerie Twin Peaks aan bod, waarin de raadselachtige frase the owls are not what they seem meermaals valt te beluisteren.[28]
Dressed to kill, Femme fatale en The black dahlia zijn door Brian de Palma geregisseerde neo-noirs.[29] Het in 2002 gemaakte Femme fatale gaat over een bloedmooie vrouw die niet kan ontkomen aan haar verleden. In het begin van de film zijn beelden te zien van Double indemnity, met close-ups van Stanwyk en haar tegenspeler Fred Mac Murray.
The black dahlia ging 26 oktober 2006 in première gedurende Het Leids Film Festival.[30] In deze rolprent draait het om de waar gebeurde moord op een actrice in de jaren veertig van de twintigste eeuw. In deze uitermate gestileerde film speelt Scarlett Johansson een in een vreemde liefdesdriehoek verwikkelde vamp.[31]
Dankzij Google weet ik inmiddels dat er in Nederland geen enkele film noir is gemaakt! Er schijnt echter wel een neo-noir te zijn geproduceerd, met als titel Parfait amour. Deze door Jean van de Velde geregisseerde film verscheen in 1985.[32] Over deze rolprent viel op YouTube of Vimeo niets te vinden. Ik vermoed dat eclectische kunstminnaars naar het EYE museum moeten om deze film te kunnen zien.
Nachtengeltjes en driehoekjes
Het door Frank de Rooij geregisseerde Nachtengeltjes en driehoekjes is daarentegen wel op Vimeo te bekijken.[33] De Leidse binnenstad is deels het decor van deze neo-noir.
Voor iedereen die in is voor een fatale liefde horen we aan het begin een actrice zeggen die een markante gelijkenis vertoont met Rossetti’s Lady Lilith. Ook wordt Nachtengeltjes en driehoekjes verfraaid door een adembenemende, platinablonde vamp.
Vervreemding, wraakzucht en waanzin; het valt allemaal te zien in deze teaser van De Rooij. Ook zijn er verwijzingen naar de film noir, enigszins in de stijl van Lynchs Lost highway en Mulholland drive.[34]
Ik hou van verhalen en filmscenario’s die niet voorspelbaar zijn. Spelen met de chronologie spreekt mij ook erg aan. David Lynch is een van mijn favoriete regisseurs. Hij heeft mijn filmstijl enorm geïnspireerd. Zijn Lost highway uit 1997 is me altijd bijgebleven. Persoonsverwisselingen, een antiheld en een femme fatale. Dit alles tezamen maakt het tot een angstaanjagende film, aldus De Rooij.
Een werkelijkheid vol langgerekte schaduwen
De betekenis van de femme fatale in de film noir kon als vraag natuurlijk niet uitblijven. Ook wilde ik natuurlijk van de cineast graag horen welke actrice hij in de huidige tijd het meest geschikt acht voor deze rol.
Penelope Cruz, met dat mysterie in haar ogen, past perfect in zo’n rol.[35] Maar met Kim, Viv en Natas heb ik het ook erg getroffen. Het levensgevoel van de wereld noir vind ik in zijn geheel zeer inspirerend. De vele schaduwen in de film noir en neo-noir symboliseren de duistere en moordzuchtige kanten van de personages, inbegrepen de femme fatale. Het zijn prachtige visuele effecten en de thematiek is meeslepend, laat de Leidse filmmaker weten.
Het grimmig realisme dat de film noir en neo-noir kenmerkt is inderdaad meeslepend. Voor mooie woorden en vrome praatjes is geen plaats in de wereld noir.
De verknoping van droom, fantasie en werkelijkheid maakt de wereld noir ontegenzeggelijk bijzonder intrigerend. En op onverklaarbare wijze is er wel volop ruimte voor schoonheid, bijkans als een rechtvaardiging van het bestaan ondanks alle wreedheid ervan. Dit gegeven stemt vanzelfsprekend hoopvol en optimistisch, want gezien de aard der werkelijkheid ligt de bloeitijd van de neo-noir derhalve ongetwijfeld nog in het verschiet!
[33] Nachtengeltjes en driehoekjes, regie Frank de Rooij. Zie https://vimeo.com/251221056. Met onder meer Kim de Rooij, Vivienne Latour, Natasja Batenburg en Maurice Abcarius die voor de filmmuziek tekende. Deze teaser van De Rooij laat natuurlijk slechts een tipje van de sluier zien! Zijn neo-noir zal vermoedelijk pas in de loop van 2018 verschijnen. Film naar de gelijknamige novelle van Dorian d’Oliveira. Uitgeverij Aspekt 2018.
De Rooij maakte onder meer de documentaires M’n pa en Justus. Met Justus won hij de prijs voor de beste documentaire van 2016 tijdens het DOCfeed festival in Eindhoven; http://frankderooij.eu/.