Maurice Abcarius, kunst en de kracht van het noodlot
Zonder titel, Maurice Abcarius.
Op zeer jonge leeftijd speelde hij al viool en saxofoon. Gedurende zijn adolescentie verruilde hij deze muziekinstrumenten voor de graffiti spuitbus en voorzag onder de namen Sky en Vesuvius tunnels, fabrieksmuren en aquaducten graag van een kleurtje. Soepel slaagde hij erin deze activiteiten te combineren met de opleiding International business and management, die hij succesvol wist af te ronden.
Met de kennis van nu valt eenvoudig te constateren dat deze studie slechts een korte dwaling was in een van kunst doordrenkt bestaan. Want na zijn opleiding ontvlamde bij de Leidse kunstenaar Maurice Abcarius al snel een onstuitbare passie voor de schilderkunst. Ik ging voortdurend naar musea om onder meer het werk van Karel Appel en Herman Brood te bekijken.[1]Dat inspireerde mij! Een kunstopleiding heb ik echter nooit gevolgd. Daarom mag men mij gerust een autodidact noemen.
Over de honderd schilderijen heeft hij inmiddels gemaakt.[2] En sinds 2004 vinden er ook exposities van zijn werk plaats, veelal onder de moederlijke vleugels van pop-up galerie Beeldschoon.[3]Mijn kleurcombinaties worden geprezen. Daar ben ik trots op. Maar in wezen beleef ik mijn kunstwerken toch als een probeersel, meer niet.
Jacob Kanbier en Angela Robson zijn Leidse kunstenaars die hij zegt te bewonderen.[4]Zo schilderen als Kanbier gaat me nooit lukken, maar mooi is het wel! Als Robsons zeegezicht Bestemming onbekend ter sprake komt, wordt hij ronduit lyrisch. Dat bootje! Met dat bootje erop! Daarmee maakt ze dat doek helemaal af.[5]
De kunst der kunsten
Shake it, don’t break it, Maurice Abcarius.
En toen prangde plots het verlangen naar de liefde van zijn jeugd… De hunkering om muziek te maken, bedwelmde hem. Het valt, naar mijn smaak, allerminst uit te sluiten dat de muze Euterpe hieraan debet is geweest.[6]
Dankzij haar heeft Abcarius intussen meer dan vijfentwintig albums gemaakt, allemaal in het dance-genre.[7]Het is misschien apart om tegen je te zeggen. Maar in Noordwijk is er de meeste belangstelling voor mijn muziek. Het kan dat de disco’s daar een rol in hebben.
Zonder muziek zou het leven een dwaling zijn. En ik geloof alleen in een God die kan dansen.[8] Deze bekende uitspraken van Friedrich Nietzsche legde ik hem vol verwachting voor. Hij beaamde ze met een veelzeggend, ironisch knikje en vervolgde daarna zijn verhaal.
Mijn muziek is al in veel landen op de radio te horen geweest. Sinds januari 2018 sta ik onder contract bij de Amerikaanse muziekmaatschappij Rehegoo. Van hen heb ik de toezegging gekregen dat ze mijn albums wereldwijd gaan promoten. [9] Ik ben zo benieuwd wat dat gaat opleveren.
Depeche Mode, Moby en Boris Brejcha beschouwt hij als zijn belangrijkste inspiratiebronnen.[10]Perfectionisme is me in muzikaal opzicht bepaald niet vreemd. Misschien luister ik daarom weinig naar mijn eigen muziek, op het nummer Southern comfort na. Want dat is lekker zwoel. Muziek moet trouwens op zijn tijd ontregelen. Er moet ook iets vreemds gebeuren. Het mag zelfs iets lugubers hebben.
Volgens Arthur Schopenhauer is muziek de kunst der kunsten. [11] Het wezenlijke van het bestaan wordt naar zijn idee door de muziek geraakt en valt zelfs daarmee samen. Alle andere artistieke uitingen waren in zijn ogen slechts schaduwen. Dit klinkt allemaal prachtig en diepzinnig, natuurlijk! Ik moet echter verder met dit artikel en beperk me met behulp van een noot derhalve tot enkele verwijzingen over dit onderwerp.
Fatum en vergankelijkheid
De digitale muziekmaker zegt een fascinatie voor het fatum te hebben. De noodlottigheid wist de dichtende Leidse hoogleraar Pieter van Eyk, iets minder dan een eeuw geleden, fraai vorm te geven gezien zijn fameuze De tuinman en de dood. In dit gedicht probeert namelijk iemand uit alle macht zijn levenseinde te ontlopen. Het vergeefse van dit streven zal evenwel geen sterveling verrassen.[12]
Volgens Abcarius kan het thema der vergankelijkheid ook in zijn eigen kunstuitingen worden terug gevonden. In zekere zin is het leven een ziekte tot de dood.[13]Maar ik laat me niet makkelijk klein krijgen. Zo lang het gaat, werk ik gewoon stug door!
Film-noir, neo-noir en Nachtengeltjes en driehoekjes
Film noir
De grauwe stedelijke setting veroorzaakt gevoelens van verlatenheid en gemis. Beelden van natte, lege straten; schaduwen zijn alom. Onheil lijkt nooit ver weg. Een hard-boiled detective versterkt dit effect. Een nachtclub dient doorgaans als decor. Een zingende femme fatale aldaar vervolmaakt het plaatje van de film noir.[1]
Is film noir een stijl, stemming of genre?[2] Een afdoend antwoord op deze vraag valt niet te geven. Wel bestaat er consensus over de periode waarin deze films zijn gemaakt, namelijk tussen 1940 en 1960. Een ellenlange parade van rolprenten uit die periode laat ik nu liever achterwege. Ik beperk me tot het noemen van The Maltese falcon, Double indemnity, Gilda, The third man en The big combo.[3] Deze films behoren onbetwistbaar tot de zwarte diamanten van de film noir.
Film noir focust op donkere emoties en duistere driften. Ontgoocheling, ontworteling, wantrouwen en regelrechte waanzin maken deel uit van de wereld noir. In veel gevallen leeft de kijker mee met een antiheld die wordt meegesleurd in een kolkende stroom van gebeurtenissen. Ook valt deze figuur geregeld ten prooi aan zijn eigen begeerten, al zijn goede bedoelingen ten spijt. In de wereld noir one cannot escape his past. Een pessimistisch levensgevoel overheerst en op zijn tijd lijden de protagonisten zelfs aan pure wanhoop.[4]
Als belangrijke bronnen van de film noir worden de psychoanalyse en het Duitse expressionisme genoemd.[5] Zeker een aantal gedurende de Weimarrepubliek vervaardigde films vertonen een opmerkelijke verwantschap zoals Asphalt, Dirnentragödie en Die freudlose Gasse laten zien.[6]
Hitchcock en de film noir
Spellbound, 1945
In Alfred Hitchcocks Spellbound is veel aandacht voor de psychoanalyse. Deze film begint met een veelzeggend citaat van Shakespeare. The fault is not in our stars, but in ourselves. Daarna volgt een summiere uitleg van de psychoanalyse. De buitenissige, surrealistische schilder Salvador Dali ontwierp trouwens het dromenlandschap voor deze thriller uit 1945.[7]
Hitchcock begon als kersverse regisseur in Berlijn waar hij in 1924 de film The blackguard maakte. Volgens bepaalde filmkenners is in zijn gehele oeuvre de invloed van het Duitse expressionisme terug te zien. Diens Spellbound, I confess en The wrong man gelden als klassiekers van de film noir.[8]
Ook de opkomst van tabloids in de jaren dertig van de twintigste eeuw wordt, vooral in fotografisch opzicht, van belang geacht voor het ontstaan van de film noir.[9]
Een darwinistische kijk op het leven wil ik eveneens nog noemen, ook al zag ik dit in de vakliteratuur nergens vermeld. Filmtitels als The asphalt jungle, The human jungle en The female jungle spreken echter boekdelen, wat mij betreft.[10] De mens valt samen met zijn biologie. De strijd om het bestaan staat in alles centraal. Metafysica is gereduceerd tot beschilderde leegte. God schittert door afwezigheid in de wereld noir en is vervangen door het (kwaadaardig) toeval.
De zwarte romantiek is eveneens een inspiratiebron geweest voor de film noir.[11] De femme fatale is wellicht zelfs hieruit weggelopen.[12] Barbey d’Aureville’s Het geluk in de misdaad lijkt me hiervan een fraai voorbeeld.[13]
Naar verluidt reeg deze negentiende-eeuwse excentrieke Fransman in de bedden van gravinnen, danseressen, actrices en acrobates zijn dagen aaneen. Gelukkig vond hij toch ook nog wat tijd om te schrijven. Het geluk in de misdaad heeft een superbe vrouw als voornaamste personage. Deze schoonheid rekent op meedogenloze wijze af met haar rivale in de liefde. In het begin van het verhaal valt te lezen dat zelfs een zwarte panter in een dierentuin terugdeinst voor de intense blik van deze femme fatale. Het ware roofdier triomfeerde! In kort bestek is dit de strekking van het verhaal.
Der blaue Engel is een in 1930 door Josef von Sternberg geregisseerde Duitse film naar een boek van Heinrich Mann.[14] De hoofdrol in deze film was weggelegd voor Marlene Dietrich die als nachtclubzangeres een professor in alle opzichten op de knieën krijgt. Daarna speelde Dietrich ook in Hollywood nog diverse rollen als femme fatale.
Nietzsche en de femme fatale
De in 1933 gemaakte rolprent Baby face bevat een uitermate interessante scène van een oudere man die met een jonge vrouw, vertolkt door Barbara Stanwyk, over Nietzsche begint.[15] Professoraal slaat hij de Will to power open en begint op bevlogen wijze voor te lezen. All life is exploitation. Use men! Be strong, doceert hij op merkwaardig idealistisch aandoende toon terwijl de vrouw hem leergierig aankijkt.[16] Hij dringt er bij haar op aan om het geluk te beproeven in de grote stad. En aldus vertrekt ze naar New York, waar ze de door Nietzsche beleden opvattingen volop praktizeert. Het spreekt voor zich dat de hiervoor geciteerde zinnen ook nu nog door elke aanstormende femme fatale ter harte kunnen worden genomen.
Of Der blaue Engel en Baby face voorlopers zijn van de film noir durf ik niet met zekerheid te zeggen, maar het heeft er natuurlijk wel alle schijn van. Later zou Stanwyk excelleren in Billy Wilders noir klassieker Double indemnity waarin ze de moord op haar echtgenoot beraamt.[17]
In de door Charles Vidor gemaakte film Gilda speelt Rita Hayworth een vijf sterren femme fatale die tevens als nachtclubzangeres door het leven gaat.[18] Het lot zorgt voor een gecompliceerde liefdesdriehoek, met de dood van een van Gilda’s aanbidders als gevolg.
In Personality disorder and the film noir femme fatale legt Scott Snyder uit dat de fatale vrouw in de film noir haar apotheose bereikte. Deze onweerstaanbare verschijning associeert hij met bepaalde persoonlijkheids-stoornissen (cluster B).[19] Zulks maakt dit vrouwtype natuurlijk nog fascinerender!
In Sunset boulevard kijkt het door Gloria Swanson verbeelde personage Norma Desmond uitsluitend naar films waarin ze zelf de hoofdrol had.[20] Desmonds villa wordt bovenal opgesierd door de vele foto’s van haarzelf. De term narcistische persoonlijkheidsstoornis valt dan vervolgens al vlug ter duiding.
Niemand minder dan David Lynch dweept met Sunset boulevard, een film noir uit 1950. Over deze rolprent heeft hij zich namelijk meermaals uiterst lovend uitgelaten. In zijn werk zijn ook de nodige verwijzingen naar deze zwarte parel van Billy Wilder te vinden.[21]
Blue velvet, 1986
Neo-noir
Sommige critici zijn van mening dat de term neo-noir op teveel films wordt geplakt; het sluit dus nauwelijks uit. Toch kunnen wel een aantal kenmerken worden genoemd om enige waarde aan deze term te geven.
In neo-noir wordt minder gebruik gemaakt van de voice-over. Ook zijn de films bijna allemaal in kleur, dit in tegenstelling tot de film noir. Tevens worden er minder nachtelijke beelden getoond. De plot is doorgaans nog ingewikkelder dan die in de film noir! Inland empire (2006) van Lynch is hiervan een beroemd voorbeeld.[22]
In de tijd wordt de term neo-noir moeiteloos afgebakend. Het betreft bepaalde films na 1960. Aan een uitputtende opsomming van neo-noirs waag ik me niet. Ik beperk me in dit artikel tot de bespreking van het werk van twee spraakmakende regisseurs in dit genre.[23]
David Lynch en Brian de Palma
David Lynch
Lynch is een prestigieuze neo-noir regisseur. Hij begon overigens zijn artistieke loopbaan als schilder. Het abstract expressionisme noemt hij als een van zijn grootste inspiratiebronnen, in het bijzonder het werk van Mark Rothko en Francis Bacon.[24]
Bij het grote publiek brak hij in 1986 door met Blue velvet, waarin zijn toenmalige vrouw Isabella Rossellini een door een psychopaat gechanteerde nachtclubzangeres speelt. Films are like magic. They take us to new worlds, aldus Lynch.[25] Aan het einde van deze bizarre film kan de kijker een vrouwelijk personage nog it’s a strange world horen zeggen.[26]
In Mulholland drive noemt een aan geheugenverlies lijdende beauty zichzelf Rita. Dit zegt ze, desgevraagd, al kijkend naar een poster voor de film Gilda waarop de naam Rita Hayworth prijkt. Later blijkt ze een andere naam te hebben, maar dit is van geen belang verder. A love story in a city of dreams is de tagline van deze film.[27] Het thema van illusie en werkelijkheid kwam al eerder in zijn successerie Twin Peaks aan bod, waarin de raadselachtige frase the owls are not what they seem meermaals valt te beluisteren.[28]
Dressed to kill, Femme fatale en The black dahlia zijn door Brian de Palma geregisseerde neo-noirs.[29] Het in 2002 gemaakte Femme fatale gaat over een bloedmooie vrouw die niet kan ontkomen aan haar verleden. In het begin van de film zijn beelden te zien van Double indemnity, met close-ups van Stanwyk en haar tegenspeler Fred Mac Murray.
The black dahlia ging 26 oktober 2006 in première gedurende Het Leids Film Festival.[30] In deze rolprent draait het om de waar gebeurde moord op een actrice in de jaren veertig van de twintigste eeuw. In deze uitermate gestileerde film speelt Scarlett Johansson een in een vreemde liefdesdriehoek verwikkelde vamp.[31]
Dankzij Google weet ik inmiddels dat er in Nederland geen enkele film noir is gemaakt! Er schijnt echter wel een neo-noir te zijn geproduceerd, met als titel Parfait amour. Deze door Jean van de Velde geregisseerde film verscheen in 1985.[32] Over deze rolprent viel op YouTube of Vimeo niets te vinden. Ik vermoed dat eclectische kunstminnaars naar het EYE museum moeten om deze film te kunnen zien.
Kim de Rooij als Lady Lilith
Nachtengeltjes en driehoekjes
Het door Frank de Rooij geregisseerde Nachtengeltjes en driehoekjes is daarentegen wel op Vimeo te bekijken.[33] De Leidse binnenstad is deels het decor van deze neo-noir.
Voor iedereen die in is voor een fatale liefde horen we aan het begin een actrice zeggen die een markante gelijkenis vertoont met Rossetti’s Lady Lilith. Ook wordt Nachtengeltjes en driehoekjes verfraaid door een adembenemende, platinablonde vamp.
Vervreemding, wraakzucht en waanzin; het valt allemaal te zien in deze teaser van De Rooij. Ook zijn er verwijzingen naar de film noir, enigszins in de stijl van Lynchs Lost highway en Mulholland drive.[34]
Ik hou van verhalen en filmscenario’s die niet voorspelbaar zijn. Spelen met de chronologie spreekt mij ook erg aan. David Lynch is een van mijn favoriete regisseurs. Hij heeft mijn filmstijl enorm geïnspireerd. Zijn Lost highway uit 1997 is me altijd bijgebleven. Persoonsverwisselingen, een antiheld en een femme fatale. Dit alles tezamen maakt het tot een angstaanjagende film, aldus De Rooij.
Een werkelijkheid vol langgerekte schaduwen
Femme rouge, Nachtengeltjes en driehoekjes
De betekenis van de femme fatale in de film noir kon als vraag natuurlijk niet uitblijven. Ook wilde ik natuurlijk van de cineast graag horen welke actrice hij in de huidige tijd het meest geschikt acht voor deze rol.
Penelope Cruz, met dat mysterie in haar ogen, past perfect in zo’n rol.[35] Maar met Kim, Viv en Natas heb ik het ook erg getroffen. Het levensgevoel van de wereld noir vind ik in zijn geheel zeer inspirerend. De vele schaduwen in de film noir en neo-noir symboliseren de duistere en moordzuchtige kanten van de personages, inbegrepen de femme fatale. Het zijn prachtige visuele effecten en de thematiek is meeslepend, laat de Leidse filmmaker weten.
Het grimmig realisme dat de film noir en neo-noir kenmerkt is inderdaad meeslepend. Voor mooie woorden en vrome praatjes is geen plaats in de wereld noir.
De verknoping van droom, fantasie en werkelijkheid maakt de wereld noir ontegenzeggelijk bijzonder intrigerend. En op onverklaarbare wijze is er wel volop ruimte voor schoonheid, bijkans als een rechtvaardiging van het bestaan ondanks alle wreedheid ervan. Dit gegeven stemt vanzelfsprekend hoopvol en optimistisch, want gezien de aard der werkelijkheid ligt de bloeitijd van de neo-noir derhalve ongetwijfeld nog in het verschiet!
[33] Nachtengeltjes en driehoekjes, regie Frank de Rooij. Zie https://vimeo.com/251221056. Met onder meer Kim de Rooij, Vivienne Latour, Natasja Batenburg en Maurice Abcarius die voor de filmmuziek tekende. Deze teaser van De Rooij laat natuurlijk slechts een tipje van de sluier zien! Zijn neo-noir zal vermoedelijk pas in de loop van 2018 verschijnen. Film naar de gelijknamige novelle van Dorian d’Oliveira. Uitgeverij Aspekt 2018.
De Rooij maakte onder meer de documentaires M’n pa en Justus. Met Justus won hij de prijs voor de beste documentaire van 2016 tijdens het DOCfeed festival in Eindhoven; http://frankderooij.eu/.
Exact zestig jaar geleden werd Leiden opgefleurd door het bezoek van de Amerikaanse actrice Jayne Mansfield. Zondagavond dertien oktober 1957 arriveerde de filmster met een taxi op de Stationsweg.
Voor het aldaar gevestigde Luxor werd ze onthaald door een laaiend enthousiaste menigte. Om de oververhitte gemoederen tot bedaren te brengen voelden agenten zich gedwongen hun gummiknuppel te benutten, aldus ooggetuigen uit die tijd.[1]
Na enig hardhandig geduw en getrek van haar begeleiders wist de filmdiva uiteindelijk in het Luxor te geraken. In deze bioscoop draaide Frank Tashlins The girl can’t help it, met Mansfield in de hoofdrol.[2] In deze film waren onder meer Little Richard, Fats Domino en Gene Vincent te zien en te horen. Hierdoor konden jongeren in Europa voor het eerst kennismaken met rock en roll.
De Beatles John Lennon en Paul McCartney benadrukten in latere interviews het belang van The girl can’t help it in hun muzikale ontwikkeling. Naar eigen zeggen bezochten beiden onafhankelijk van elkaar deze film in de zomer van 1957. Om de gestelde leeftijdsgrens te ontduiken werd van een nepsnorretje gebruik gemaakt.[3]
Leiden en de diva
In het Luxor, Itsme Marks, 2017
In het Luxor werd Mansfield verwelkomd door bioscoopdirecteur Uges. De actrice zal niet hebben geweten dat deze man bijkans de gehele Leidse cinematraditie belichaamde. Zijn vader had namelijk in 1923 het theater gekocht van Hartman, die vanaf 1908 als eerste in Leiden films liet vertonen.[4]
Na de onvermijdelijke fotoshoot schotelde de bioscoopbezitter haar enkele vragen voor. Zoals gebruikelijk beperkte de filmster zich tot gepolijste antwoorden. Holland is beautiful but Leyden the best, konden de aanwezige journalisten zodoende voldaan noteren.[5]
Opmerkelijk zijn de neerbuigende en soms zelfs vijandige reacties uit die tijd. Ze drijft voor 99,5 procent op seks en voor een half procent op talent, stelde een scribent, naar ik aanneem op eigen kracht, vast. Dat halve procent bestond volgens hem uit Mansfields vermogen om de diepe zakken van de aandeelhouders van Fox te spekken. Maar ze heeft geen enkel acteer-talent.[6]
Mansfield studeerde drama aan de universiteit van Texas en theaterwetenschappen aan de universiteit van Californië.[7] Daarna vertolkte ze twee jaar lang op Broadway de hoofdrol in George Axelrods toneelstuk Will success spoil Rock Hunter? [8] Haar eerste filmrol kreeg ze in Female jungle, een film noir uit 1955.[9]
In 1957 gingen verschillende films met haar in roulatie, waaronder The burglar, Kiss them for me en The wayward bus, naar een verhaal van John Steinbeck.[10] In dat jaar won ze tevens een Golden Globe. Actrices die deze prijs eveneens in de wacht wisten te slepen zijn Tippi Hedren, Jane Fonda en Bette Midler, om maar enkele andere wereldsterren te noemen.[11]
Een Leidse blogger beweert als klein ventje in het Luxor door de filmster op zijn voorhoofd te zijn gekust terwijl hij op zijn vaders schouders zat.[12] Een diepere impact van Mansfields komst naar Leiden kon ik via Google verder niet ontdekken. Of er negen maanden na haar bezoek aan de Sleutelstad een geboortegolfje volgde, heb ik echter niet nagetrokken.
Mansfields bezoek aan Nederland duurde vijf dagen. Op internet zijn hiervan nog talloze foto’s te vinden. De hieronder afgebeelde foto van Ben van Meerendonk met de actrice op Schiphol doet denken aan het filmfragment uit Fellini’s La dolce vita waarin Anita Ekberg de vliegtuigtrap afdaalt en wordt opgewacht door de later zogeheten paparazzi.[13]
Op Schiphol
De actrice en het frame
In zekere zin was het televisie-interview van Wim Sonneveld met de actrice een prachtige afsluiting van haar verblijf in Holland. Mansfields professionaliteit is opvallend; dat ontbreekt bij haar gastheer. Zo informeerde Sonneveld een tikkeltje vals of ze familie was van Katherine Mansfield. Als hij zijn gezond verstand had benut, of enige research had laten doen, zou hij hebben geweten dat ze was getrouwd met Paul Mansfield en dat ze een dochtertje had.[14]
Dat ze de naam van haar man had aangenomen, hoorde bij de mores van die tijd. De filmster diende Sonneveld fraai van repliek door nuchter naar haar huwelijk en de naam van haar man te verwijzen. Vervolgens roemde ze de korte verhalen van de door haar gastheer genoemde, uit Nieuw-Zeeland afkomstige, schrijfster.[15]
Later in het interview probeerde hij haar nog een keer als leeghoofd te framen met een vraag over Europese films. Maar Mansfield bleek dusdanig goed op de hoogte dat de vragensteller het hier gelijk bij liet. Ook is het opvallend dat Sonneveld onmiddellijk wegkeek na het stellen van elke vraag en zijn gaste terstond onderbrak; boeiden haar antwoorden hem niet?
Sonneveld was overigens geenszins onbekend met Hollywood. Hij speelde namelijk een piepklein rolletje in de film Silk stockings (1957) waarin Fred Astaire en Cyd Charisse schitterden.[16]
Mansfield bezocht in veertig dagen tijd zestien Europese landen. Deze trip werd bekroond door de kennismaking met de toen nog piepjonge Elizabeth II van Groot-Brittannië.[17] Direct na haar terugkeer in de USA kocht ze een bijzonder riante villa die later de Pink Palace werd genoemd.[18] In het daarop volgende jaar trouwde ze met voormalig Mr. Universe, Mickey Hargitay. Een aantal maanden later schonk ze het levenslicht aan haar eerste zoon.[19]
De kunst der zelfpromotie en overweldigende verlangens
Het heeft er veel van weg dat ze een levenslange romance onderhield met haar publiek. Cultivate your curves. They will be dangerous, but won’t be avoided.[20] Deze uitspraak van haar vakgenote Mae West heeft ze zich vast en zeker ter harte genomen!
Mansfield was verslaafd aan aandacht. She had to have that spotlight all the time, schrijft haar biograaf Raymond Strait.[21] De camera had een magnetisch effect op haar, zoals ook uit allerlei interviews blijkt.[22]Television and I were meant for each other, om het in haar eigen woorden te zeggen.[23]
Mansfields levensstijl was geenszins ongebruikelijk gezien het gedrag van andere godinnen van het witte doek. Sterker, het icoon uit de jaren vijftig steekt eerder wat povertjes af in vergelijking met bijvoorbeeld iemand als Barbara LaMarr, Amerika’s meisje dat te mooi was.
LaMarr was verslaafd aan heroïne en cocaïne. Bovendien versleet ze in tien jaar tijd vijf echtgenoten en duizenden minnaars. Minnaars zijn net als rozen; het mooiste per dozijn, vond ze. Ze stierf op zesentwintigjarige leeftijd, volgens geruchten ten gevolge van uitputting.[24]
Tallulah Bankhead was, evenals Mansfield, gezegend met een fikse dosis exhibitionisme. Ze was (ook vast daarom) een graag geziene gast op feesten. Ze werd dronken en trok dan zonder enige aanleiding haar kleren uit, vertelde eens de ballerina Tamara Geva.
Ik heb alle mannen hier al gehad. Nu ben jij aan de beurt. Deze beginzin gebruikte Bankhead veelvuldig als ze hier of daar een haar onbekende man tegenkwam. Tevens was ze verzot op drank en pillen. Samen met de schrijver Tennesssee Williams ging ze zich graag te buiten aan liederlijk gezuip.[25] Haar laatste hoorbare woord schijnt whisky te zijn geweest.[26] Mansfield moet volgens haar biograaf Strait trouwens ook een behoorlijke voorliefde voor alcoholica hebben gehad.[27]
De hedendaagse cultregisseur John Waters is nog altijd buitengewoon lyrisch over Mansfield. She sums up the fifties. She is a glamourgirl gone bezerk. Beyond glamour. She is from outerspace, basically, liet hij in een interview weten.[28]
Mansfield beheerste de kunst der zelfpromotie als geen ander.[29] Deze vaardigheid heeft zonder twijfel ook een rol gespeeld in het bereiken van haar wereldfaam. Bovendien maakte deze gave haar tot meervoudig miljonaire. Een interessant feit is dat haar eerste echtgenoot onder meer journalistiek heeft gestudeerd en als public relations manager werkzaam is geweest. Of hij een rol heeft gespeeld in de mediabewustheid van de filmster kan ik niet zeggen, want dat heb ik niet onderzocht.[30]
Vijftig jaar geleden werd Mansfield het slachtoffer van een dodelijk auto-ongeluk. Ouder dan vierendertig is ze niet geworden. Haar overlijden was wereldwijd voorpaginanieuws. Het Leidsch Dagblad kon vanzelfsprekend niet achterblijven om hiervan verslag te doen.
Femmes fatales en comédiennes
Mansfield is niet weg te denken uit de populaire cultuur. Nog steeds worden er films, boeken en toneelstukken aan haar gewijd.[31] Ook door musici worden nog geregeld odes aan haar gebracht, zoals blijkt uit de song Kiss them for me van Siouxsie and the Banshees.[32]
Dit jaar trad (ook) in Leiden Kassett op met een toneelstuk over Mansfield en haar denkbeeldig huwelijk met Arthur Schopenhauer, een nogal zwaarmoedige Duitse denker.[33] Dit stuk heb ik helaas niet gezien; ik heb me met de trailer moeten behelpen.[34]
In zijn algemeenheid kan ik zeggen dat als er geen platinablonde vrouwen zouden bestaan, ze hadden moeten worden uitgevonden. Godlof zijn er echter de iconen van de jaren vijftig! Gemakzuchtige stereotypen zijn er daarom nu te over. Die te verwoorden is geen enkel probleem.
Om dit bij vrouwen met een andere haarkleur of teint te doen, wordt vanzelfsprekend als een te groot risico ervaren. Minzaam zwijgen is dan onmiskenbaar het prudente motto. Overigens begon Mansfield haar loopbaan als brunette. En in een paar latere films is ze wederom in deze haarkleur te bewonderen![35]
Mansfield leeft momenteel vooral voort als comédienne door haar rollen in The girl can’t help it en Kiss them for me. Dit geldt evenzeer voor Marilyn Monroe die dankzij The seven year itch en Some like it hot als comédienne de eeuwigheid is ingegaan.
Toch hebben deze pronkjuwelen uit de jaren vijftig ook in film noirs als femme fatale geschitterd. Monroe speelt bijvoorbeeld in Niagara op onnavolgbare wijze een vrouw die het plan heeft opgevat om haar echtgenoot te vermoorden in de hoop er daarna met haar minnaar vandoor te kunnen gaan.[36] In The burglar behoort het door Mansfield vertolkte personage evenzeer tot het fascinerende type van de fatale vrouw.
Gelukkig zijn de meer verlichten onder ons in staat om een filmrol van de realiteit te onderscheiden. Dit geldt natuurlijk niet alleen voor de vertolking van een moordlustige vrouw, maar ook voor de rol van een beeldschone maar niet al te snuggere blondine…
Internet en eeuwige schoonheid
In een recensie van Kester Freriks van het eerder aangehaalde toneelstuk staat de verzuchting dat er een natuurkundige aan Mansfield verloren is gegaan, gezien haar uitzonderlijk hoog IQ en haar studieresultaten.[37] Dat ze als natuurwetenschapper maatschappelijk werkzaam had kunnen zijn, valt inderdaad allerminst uit te sluiten.
Het kan echter geen kwaad te beseffen dat ze heeft bereikt wat ze wilde. Ik wil beroemd worden, moet ze op jonge leeftijd tegen haar moeder hebben gezegd.[38] Dit is haar zonder meer gelukt! Daarnaast wilde ze graag kinderen, ook al werd ze hierin door de filmbazen tegengewerkt. Dat ze schatrijk is geworden door al haar werkzaamheden, viel hierboven al te lezen.
I have fine, healthy, normal girlish impulses and I always make sure to obey them, schijnt Mansfield ooit gezegd te hebben.[39] Gelet op haar werk als actrice en haar status al wereldster heeft ze ruimhartig tegemoet kunnen komen aan haar behoeften. Ze heeft zich helemaal kunnen uitleven en haar publiek genoot ervan, om het minder verbloemd te formuleren.
Over haar eerste echtgenoot kon ik via Google niets vinden, op zijn overlijdensbericht uit 2013 na. Paul Mansfield wordt hierin geroemd als docent Engels en verder was hij geruime tijd in een kerkelijke functie actief voor de gemeente waartoe hij behoorde.[40] Ook mooi; dat valt werkelijk niet ontkennen.
Mansfield leeft evenwel voort. Virtueel zelfs op het uitbundige af. Het internet wemelt bovendien van aan haar gewijde fanpagina’s. Bovendien is de actrice op Twitter actief en ook op Facebook laat ze regelmatig nog van zich horen.[41]
[31] In de novelle Nachtengeltjes en driehoekjes speelt Jayne Mansfield ook een intrigerende rol, maar meer mag ik nu niet van mijn uitgever verklappen. Zie Nachtengeltjes en driehoekjes. Dorian d’Oliveira, met illustraties van Itsme Marks! Uitgeverij Aspekt 2018.
Ik aanbid de natuur. Ik ben gefascineerd door haar pracht en kracht. In de natuur ervaar ik ook de magie en het mysterie van het bestaan. Dat is ook allemaal terug te zien in mijn werk.
De Leidse kunstenares Angela Robson schildert voornamelijk landschappen, zeegezichten en aan fantasy ontsnapte wezens. [1] Haar doeken zijn zonder meer klinkklare kleurenbommen. De majestueuze macht van de natuur toont zich daarbij in alles. Een vage angst voor naderend onheil maakt zich bovendien geregeld van de kijker meester.[2]
Op mijn vraag of bovenstaande zinnen haar werk goed typeren, reageert Robson met een citaat. Draw strength from the earth and repay her with beauty. Dat is ook mijn levensmotto. Je weet vast niet welk nummer ik nu citeer. Die band lijkt me namelijk niks voor jou. [3]
Geef mij maar een emotionele bom!
Robson vertelt weinig met realisme te hebben. Ik weet eigenlijk ook niet wat dat is. Kan jij het definiëren? Schilderen naar het leven soms? Als dat realisme is, geef mij dan maar een emotionele bom. Mijn schilderijen laten vooral ook zien dat er meer is tussen hemel en aarde dan menigeen bevroedt. Een spiritueel levensgevoel ligt aan mijn werk ten grondslag.
Hierna bracht ze enthousiast haar romantische inborst ter sprake. Als klein meisje droomde ik er al van te worden weggevoerd door de prins op het witte paard. Mijn tienertijd bracht ik goeddeels lezend op bed door. Ik raakte verslaafd aan fantasy. Ik dweepte met David Eddings, Charles de Lint en John Tolkien.[4]
In die periode leerde Robson ook het werk van de Prerafaëlitische Broederschap kennen.[5]Hun manier van schilderen, die fraaie vrouwelijke modellen en natuurlijk hun uitbeelding van allerlei legenden. Ik kreeg daar toen geen genoeg van.
Een boeiende toevalligheid is dat de later door een jury, vanwege zijn middelmatige vertelkunst en pover proza, voor de Nobelprijs afgewezen Tolkien in zijn jeugd in de ban geraakte van Rossetti en zijn bentgenoten.[6]
Lady Lilith
Lady Lillith, Dante Rossetti, 1868
Het meest iconische prerafaëlitische schilderij is naar mijn idee Lady Lilith van Dante Gabriel Rossetti.[7] Met dit werk schiep hij een veelbesproken femme fatale. Vooral haar weelderige haardos werd door menigeen gevreesd; het zou mannen tot haar slaven maken.
Lilith paste niet in de gebruikelijke negentiende-eeuwse zoetheid waarbij al snel termen als engel en morele zuiverheid vielen als een vrouw ter sprake kwam. Lilith is machtig, duister en door haar schoonheid levensgevaarlijk. Zij is een genadeloze femme fatale die otherness symboliseert.[8]
Degenen die The mists of Avalon als boek of verfilming kennen weten dat de vrouwen in deze Arthur legende vaak opvallend lang rood haar hebben.[9] Ik vraag me af of Rossetti’s Lady Lilith hieraan debet is. Hoe beeldbepalend is zijn schilderij nadien geworden? Ik heb dit echter niet onderzocht; ik kan er dus weinig zinnigs over zeggen.
Leiden
Herne, Angela Robson, 2015
Robson is overduidelijk gericht op de internationale markt. Haar websites zijn grotendeels in het Engels geschreven. Mijn kunst wordt wereldwijd verkocht, maar in het bijzonder toch in Australië, Nieuw-Zeeland een de Verenigde Staten. Achter deze internationale oriëntatie schuilt een intrigerend verhaal.
Er was namelijk eens een peuter die met haar uit Australië afkomstige ouders naar Leiden verhuisde omdat haar vader aan de universiteit aldaar een baan aangeboden had gekregen. In de sleutelstad promoveerde hij ook en nadien doceerde hij er een aantal jaren Javaanse talen. Na zijn academische loopbaan in Leiden werd Robson (assistant) professor aan de in Melbourne gevestigde Monash university.[11]
Ook Robsons moeder is als vertaalster nauw verbonden met de Leidse universiteit. Zo werkte ze onder meer mee aan Leiden Oriental Connections 1850-1940, onder leiding van Willem Otterspeer.[12]
De hoogleraarsdochter werkt momenteel eveneens voor de Leidse universiteit, na de succesvolle afronding van haar studie Engelse literatuur. Aanvankelijk wilde ik mijn thesis over Jean Rhys schrijven, maar dit werd me ontraden. Er is namelijk al zoveel over haar geschreven.
Rhys is onder meer bekend van Wide Sargasso sea, een prequel van Jane Eyre.[13] Met deze roman werpt Rhys een geheel ander licht op het wereldberoemde verhaal van Charlotte Brontë. Een aantal critici beschouwen het als een postkoloniaal antwoord op Jane Eyre.
Literatuur en zelfbeeld
Bretonse kust, Angela Robson
Uiteindelijk studeerde Robson af op het werk van Jamaica Kincaid. Etniciteit, identiteit en zelfbeeld zijn onderwerpen die me namelijk al lang bezighouden. In mijn eigen leven heeft dit ook gespeeld, nog steeds eigenlijk.
Google leerde me dat Kincaid al jarenlang als hoogleraar aan Harvard is verbonden en oorspronkelijk uit Antigua komt. Postkolonialisme, ras en identiteit zijn haar grote onderwerpen. Kincaid woont al geruime tijd in Vermont en bloemen kweken is een van haar passies waar ze ook geregeld over schrijft.[14]
Ik heb me altijd anders gevoeld. Ik ben gepest en heb last van allerlei jeugdtrauma’s. Ik bezit de Australische en Nederlandse nationaliteit, maar door mijn (Javaanse) biologische moeder voel ik me vooral exotic. I’m certainly exotic!
De aan de Leidse universiteit verbonden Liesbeth Minnaard citeert in haar bespreking van Lodewijk van Deyssels Blank en geel Graham Huggan. Deze denker beschouwt exotisme als een esthetische manier van waarnemen die otherness produceert.[16] Exotisme maakt mensen en landschappen vreemd en anders terwijl de indruk wordt gewekt dat ze liefdevol worden binnen gesloten.
De negentiende-eeuwse roman Carmen van Prosper Mérimée is eveneens een interessant voorbeeld van het scheppen van otherness.[17] In dit verhaal speelt een zigeunerin de hoofdrol, met Spanje als exotisch decor. Door de schrijver wordt ze als anders neergezet. Bovendien is Carmen een femme fatale, ongebreideld bovendien in haar vrijheidszin. Zij staat in contrast met het eigene en vertrouwde. Carmen symboliseert otherness!
Achterstelling
Wie is achtergesteld en wie niet? Wat zijn eigenlijk de argumenten waarmee iemand zich een exoot mag noemen? Wie hoort erbij en wie wordt buitengesloten? Deze vragen drongen zich tijdens mijn interview met Robson geleidelijk op. Tegelijkertijd begon het nummer The ‘in’ Crowd van Bryan Ferry door mijn hoofd te spoken.[18]
De geschiedenis van Nederland trok in gedachten in ijltempo aan me voorbij. Volstrekt willekeurig schoten me twee evident achtergestelde groepen te binnen. Allereerst de kinderen van ouders met onvoldoende financiële middelen voor wie lange tijd studeren niet was weggelegd.
Pas dankzij de invoering van de studiebeurs in de jaren vijftig van de vorige eeuw konden ook deze kinderen colleges volgen bij professor Robson, om maar een Leidse geleerde te noemen. Eindelijk konden zij zich laven aan de tempel der wijsheid, iets dat daarvoor zo goed als onmogelijk was.[19]
Een andere achtergestelde groep zijn de rooms-katholieken geweest. Na de invoering in 1575 van het calvinisme als staatsgodsdienst werd het grootste deel van de Nederlandse bevolking gekneveld. Zo was het bijvoorbeeld voor katholieken verboden om hoogleraar te worden. Omstreeks 1900 waren er in Nederland slechts twee katholieke professoren.[20] Pas na de oprichting van de Nijmeegse universiteit (1923) nam het aantal hoogleraren met deze religieuze achtergrond toe.[21]
Artistieke verbondenheid
Sequoia’s, Angela Robson
Op mijn vraag of ze iets heeft met het neosymbolisme van toonaangevende Leidse kunstenaars als Jacob Kanbier en Justus Bakhuizen van den Brink antwoordt ze ontkennend.[22]De Haagse School boeit me evenmin. Dit geldt ook voor De Stijl. Eigenlijk heb ik weinig met kunststromingen in Nederland.[23]
Georgia O’Keeffe en Frida Kahlo bewonder ik niet zozeer om hun kunst, maar vanwegen hun moed.[24] Met de impressionisten voel ik affiniteit, zeker ook met Australische schilders zoals Arthur Streeton en Tom Roberts.[25] Hoe zij het landschap wisten te vatten! Je voelt de hitte; je ziet de weidsheid. Ik probeer hun schilderstijl na te volgen, die vind ik prachtig.
Tot mijn verrassing begon Robson ongevraagd plots aan een opsomming van een aantal Leidse kunstenaressen. Ik vind het werk van Joke Elzinga, Fenny van de Wal, Annemarie van der Vlist en Eva de Visser heel mooi. Hun natuurweergave, hun kleurgebruik en zeker de techniek van Eva vind ik erg knap.[26]
De vraag naar het eigene
Roger Scruton en Thierry Baudet hebben het nodige over de afkeer van het eigene geschreven.[27] Beide denkers hebben niets op met multiculturalisme. Ze verzetten zich tegen de uitholling van de nationale autonomie en zijn beducht voor groepsvorming waarbij de etniciteit van de betrokkenen alles bepalend is. Het volstrekt op zichzelf gericht zijn van bepaalde groepen associëren ze met cliëntelisme en een gebrek aan interesse en empathie voor mensen buiten de eigen sfeer. Het is de angst voor de terugkeer van het stamdenken op Europese bodem, als ik hun denkbeelden eventjes mag samenvatten.
Dat kan allemaal zo zijn, maar het eigene acht ik toch vooral een ideologisch bedenksel, alle nationale en regionale canoniseringen ten spijt. Het is in ieder geval allerminst een gegeven, maar veeleer een sociale constructie.
Scruton heeft etniciteit vervangen door containerbegrippen als traditie en geschiedenis. De tradities zijn bepalend, niet het individu. Hiermee schaart Scruton zich in het kamp der collectivisten!
Er zijn echter zoveel identiteiten die een mens heeft, dit alles afhankelijk van de invalshoek. Onze identiteiten scheppen we zelf wel. Wij zeker! [28] Met deze zinnen uit Nachtengeltjes en driehoekjes heeft Scruton helemaal niks. Een zelfbewust individu is namelijk al snel ontworteld in zijn ogen.[29]
Gelukkig is er een mogelijkheid om de heerschappij van de roedelriedel en het clubjesgekakel te voorkomen, of dat nu via etnische achtergronden gaat of door het celebreren van een geïdealiseerd verleden, zoals bij Scruton het geval is. Gert Jan Geling pleit in een artikel, dat tot nu onvoldoende aandacht heeft gekregen, voor de belangen van vrijzinnige individuen die zich niet willen laten ringeloren door de roedelriedel. Geling kiest voor kosmopolitisme en diversiteit, maar niet voor multiculturaliteit. Hokjes hunkering op grond van geschiedenis of huidskleur is hem een gruwel. Het gaat Geling om het nieuwsgierige individu dat zich niet wil laten knevelen door groepsgeest.[30]
Eucalyptusboom, Angela Robson, 2015
Dort wo Du nicht bist
Het levensgevoel van Robson is dat van een romantische zoeker. Bij tijd en wijle kreeg ik tijdens mijn interview met haar het idee dat ze eventjes was weggelopen uit Schuberts magistrale Die Winterreise. De hoofdpersoon in deze liederen voelt zich een buitenstaander. Hij is iemand die anders is, naar zijn idee. Vanzelfsprekend kan de luisteraar niet anders dan met hem meeleven.[31]
Mijn indruk is dat Robson zich alleen in de wereld van de kunst waarlijk thuis voelt. In de alledaagse werkelijkheid wordt ze al snel overvallen door het verlangen elders te zijn. Om uit Schuberts Der Wanderer te citeren: Dort, wo Du nicht bist, Dort ist das Glück.[32]
Of dit laatste ook geldt voor de nu volgende uitspraken van Robson, laat ik ter beoordeling aan de lezeres. Ik wil eigenzinnig blijven; een eenling die nog erg mooie schilderijen zal gaan maken. Toch verlang ik er ook naar erbij te horen. Voor een lidmaatschap van Ars en een atelier aan Haagweg 4 zou ik tekenen. Ik heb het dan gehaald. Dan ben ik iemand. Dan ben ik one of them.[33]
Op zoek naar het onbekende, Angela Robson, 2016
Vrouwenportret, Angela Robson
Noten
[1] Een tentoonstelling exclusief gewijd aan het werk van Robson is van 9 tot 30 september te zien in The ABC Treehut, Lange Poten 23 in Den Haag. Van 5 tot 29 oktober exposeert zij samen met andere aan Galerie Beeldschoon verbonden kunstenaars in de Old school, Pieterskerkhof 4a te Leiden.
Angela Robson volgde tussen 2008 en 2017 diverse cursussen bij Ars aemula naturae en kreeg les van onder meer Peter Duivenvoorden (De Werkplaats) en Barthel Brussee (Koninklijke academie van Beeldende Kunsten te Den Haag).
[20] De namen van deze geleerden wist ik niet te achterhalen. Eigenaardig genoeg loodste Google me gelijk naar de eerste vrouwelijke hoogleraar in Nederland. Dankzij Google weet ik inmiddels dat dit Johanna Westerdijk is geweest. Waarom ik aldoor naar haar werd verwezen, weet ik niet.
Ik moet wel bekennen dat ik vaak vrouwen googel; uitsluitend om beroepsmatige redenen natuurlijk. Of dit de ‘behulpzaamheid’ van Google verklaart, betwijfel ik echter. Zie https://nl.m.wikipedia.org/wiki/Johanna_Westerdijk.
[28] Uit Nachtengeltjes en driehoekjes. Dorian d’Oliveira. Met illustraties van Itsme Marks. Uitgeverij Aspekt 2018.
[29] Roger Scruton weet zijn pessimistische mensvisie indrukwekkend te verwoorden. Een veelzeggende bijkomstigheid hierbij is dat hij dit pessimisme niet op zichzelf toepast. Scruton houdt bijvoorbeeld van de vossenjacht. Deze zucht tot jagen billijkt hij met verwijzingen naar het belang van samenwerken (jagers, honden en drijvers!). Ook tradities roept hij graag te hulp om de vossenjacht te rechtvaardigen. Betekent dit dat hij ook in is voor de herintroductie van ganstrekken en palingtrekken? Of vallen deze activiteiten buiten het zicht en de interesse van de groep waartoe hij zich rekent en wier belangen hij verdedigt? Verder benut hij nog als argument dat dieren in de natuur ellendig aan hun eind komen. De vossenjacht is dan geheel hiermee in overeenstemming! Dat dit allemaal drogredenen zijn om wreedheid en bloeddorst te verhullen zou een pessimistische denker snel veronderstellen. Maar Scruton lijkt opmerkelijk weinig introspectief te zijn in dezen.
Aangezien in Virginia (USA) de jacht op vossen wel legaal is, maakt hij van de gelegenheid gebruik om zijn ’traditie’ buiten Engeland voort te zetten. Met enig recht kan men dit ook ontworteld individualisme noemen!
Van zijn afkeer voor individualisme en geldzucht maakt hij geen geheim. Zijn aanname van een fikse som geld van een Japanse tabaksfirma met de verplichting om reclame te maken voor rookgerei mag hij dan in een nieuw boek eens haarfijn uit de doeken doen om te voorkomen dat de indruk onstaat dat de vos de passie preekt!
Femke Bender en de sirenenzang van weemoed en schoonheid
Ik wil graag mooie dingen maken. En tijdens het schilderen geniet ik met volle teugen van de arbeid zelve. Bedachtzaam een beeld opbouwen is volgens de Leidse kunstenares Femke Bender een uiterst sensuele ervaring.[1]
Bender studeerde aan de Willem de Kooning Academie en specialiseerde zich in vormgeving en illustreren. Dit past het beste bij me. Ik zal namelijk niet zo snel verbaal mijn mening geven. Met mijn illustraties lukt dat veel beter. Bender werkt in opdracht en maakte onder meer affiches voor het Rotterdams filmfestival.
Alphonse Mucha is mijn grote voorbeeld. Hij blijft me verrassen, vooral door zijn kleurgebruik. [2] Deze Tsjechische kunstenaar wordt gerekend tot een der iconen van de Jugendstil. Bloemen en beeldschone vrouwen, soms voorzien van een halo, bevolken zijn artistieke wereld.
Ik vind mijn voormalige studiegenote Denise van Leeuwen trouwens ook erg goed. Haar werk volg ik nauwgezet. Over Van Leeuwen zelf kon ik via Google weinig te weten komen. Wel werd me duidelijk dat ze voor het modetijdschrift Elle illustraties heeft gemaakt.[3]
Geen mens te zien!
Buizerd, Femke Bender
Vogels en bomen sieren Benders schilderijen. Geen mens valt er te zien! De woekering der beschaving wordt zorgvuldig buiten beeld gehouden.
Het boekje Leidse Longen prikkelde mij om een aantal bomen in het Plantsoen te schilderen.[4]Maar mijn portretten van vogels verkopen het beste. Veel hiervan is inderdaad verkocht. Dit was ik al nagegaan voor ik haar sprak. Vogels vind ik vaak nogal truttig afgebeeld. Ik schilder ze met een kleurige achtergrond. Daardoor gaat alle aandacht naar het vogeltje uit, lichtte Bender toe.[5]
Bij Jeroen Bosch stonden vogels voor wat in zijn tijd als menselijke ondeugden werden beschouwd. Zo symboliseerde de lepelaar losbandigheid en drankzucht. De prachtig gekuifde hop verbeeldde een dweepzieke volgeling van Venus; een vrouwengek dus.[6]
Wat is een vogel? Een mechaniek, nietwaar.[7] Dit antwoord gaf Leonardo da Vinci op deze door hem zelf gestelde vraag. Wat een wereld van verschil klinkt hierin door, vergeleken met zijn tijdgenoot Bosch!
Een ellenlange, chronologische opsomming van de vogel in de schilderkunst ga ik liever uit de weg. Evenals de onvolprezen misantroop Emil Cioran ben ik immers veeleer een homme de fragment.[8] Wel wil ik nog kwijt dat De ontsnapte vogel van de achttiende-eeuwse Leidse schilder Willem van Mieris door kunstkenners wordt uitgelegd als een verwijzing naar verloren kuisheid.[9] Deze zwaarwichtige problematiek laat ik nu graag achter me. We travel light!
Onbevlekte landschappen
Aan het meer, Femke Bender
Landschappen trekken me aan als ik melancholisch ben. Ik kan er dan in wegdromen; hoe het leven anders kan, of beter. Ook geeft het me kracht en nieuwe moed voor de toekomst.
In Benders landschapsschilderijen schittert de mens door afwezigheid.[10] Bij Friedrich, Böcklin en Munch valt daarentegen vaak nog een gecultiveerde eenling te zien, verzonken in het uitzicht en gegrepen door bespiegelingen over het bestaan.[11] Eerder genoemde romantici kleurden het landschap echter evenzeer naar hun weemoedige of eenzame gevoelens.[12]
Bij Bender is het landschap ongerept en onbevlekt. Het toont slechts de schoonheid van de natuur. Althans, zo oogt het. Haar landschappen zijn echter niet van deze wereld; ze zijn fictief! Het lijken eerder toneeldecors met een oosters tintje. Dit laatste wordt door Bender beaamd. Ik heb me jarenlang verdiept in de Japanse prentkunst. Grappig dat jij die invloed terugziet in mijn werk.[13]
Ik schilder graag op muziek. White Lies, Maxïmo Park, Editors en Depeche Mode, mijn lievelingsband.[14] Ik val op hun illusieloze, inktzwarte teksten. Ken je Master and servant, Suffer well, Lie to me en Sister of night? Daar valt trouwens ook lekker op te dansen, hoor!
The Raven is poëzie waar ik vreselijk veel van hou. Ik luister er ook graag naar, gewoon via YouTube. Ik kan er dan helemaal in verdwijnen. In dit gedicht van Edgar Allen Poe wordt een gestorven geliefde betreurd. Volgens Poe is de dood van een prachtige, jonge vrouw een ideaal onderwerp voor dichters. Lenore! Lenore! Darkness there, nothing more. Dit is de metafysische boodschap van deze negentiende-eeuwse schrijver in een notendop.[15]
Femke Bender
De femme fatale en de dandy
Na zoveel weemoed en tragiek was de stap naar de film noir en de femme fatale een peulenschil. Niets hoefde ik te forceren! Daar waar de natuur verdwijnt, verschijnt de femme fatale.[16] Dit citaat van Camille Paglia legde ik haar om te beginnen voor. Aangezien ze dit onbeantwoord liet, vroeg ik door.
Op mijn vraag of ik haar als femme fatale mocht inboeken, reageerde ze met een knipoog. Ik weet niet of ik dat ben. Echt, geen idee. Dat laat ik liever aan jou. Haar look van de dag leek enigszins geïnspireerd door de Amerikaanse actrice Jean Harlow, een mythische mannenverslindster.[17] Benders schoonheid dreef mij gaandeweg het gesprek bijkans tot waanzin. Het vergde veel, zo niet alles, van mijn krachten om een beroepshouding te bewaren.
Wat vind je van dandy’s? Op een zo’n zakelijk mogelijke toon doorbrak ik met deze vraag de ontstane stilte. Na een lange, indringende blik stak ze eindelijk van wal. Onlangs heb ik Robert van Raffe’s Zonder filter gelezen.[18] Zijn roman gaat over een man die besluit dandy te worden. Ik ken Robert nog uit de tijd dat ik met hem studeerde aan de Rotterdamse kunstacademie. Eerlijk gezegd heb ik over dandy’s nog geen mening gevormd. Het lijkt me wel een behoorlijk ingewikkelde geestesgesteldheid.
Uit eigen ervaring kan ik zeggen dat dit laatste een misverstand is, als ik zo terugkijk op mijn eigen leven. De boutades, dubbelzinnigheden en het frivole spel der verhullingen had ik razendsnel onder de knie. Op den duur wist ik ook niet beter. Het grote voordeel was dat ik nauwelijks nog nadacht over mezelf en derhalve veel tijd kon uittrekken voor lust, liefde, muziek, kunst en wetenschap.[19]
Melancholia & de magische hut
De magische hut, Melancholia, Lars von Trier
Back to Bender! Lars von Trier is een regisseur die me diep heeft geraakt, met name Melancholia. Wat een tragisch verhaal.En wat een wreedheid!
De wreedheid van de natuur wordt in deze film inderdaad fraai verbeeld. Een planeet, niet toevallig Melancholia geheten, ligt op ramkoers met de Aarde.
We leven mee vanuit het perspectief van twee zussen, Justine en Claire. Eerstgenoemde zus is al enige tijd neerslachtig en lijkt zich bijna te verlustigen in de naderende ondergang. Life on earth is evil. Nobody will miss it, houdt ze haar zus, moeder van een zoontje, voor.[20]
Als de botsing met Melancholia onvermijdelijk blijkt, besluit Justine om met haar neefje een magische hut te bouwen, met de bedoeling om angstig lijden van het ventje te voorkomen. Samen met Claire en haar neefje wacht ze in deze hut het einde af.
Deze magische hut zou zomaar de kunst kunnen symboliseren.[21] Volgens Nietzsche is de functie van kunst om niet aan de waarheid ten onder te gaan.[22] Dit is een prachtige zin, maar gezien zijn ontmanteling van het begrip waarheid veel te ingewikkeld om dit in drie trefzekere zinnen te analyseren.
Kunst kan ook worden uitgelegd als een expressie van ons utopisch verlangen.[23] Maar het mag, wat mij betreft, ook worden beschouwd als een autonome wereld, een spel met eigen regels, hoe veranderlijk ook.
Een verdiept besef van de broosheid van het bestaan zou volgens diverse psychologische onderzoeken bevorderd worden door de kunst.[24] Dat Melancholia de fragiliteit des levens op indrukwekkende wijze laat zien, is onmiskenbaar.
Enjoy the silence van Depeche Mode zal gedurende mijn uitvaart worden gedraaid. Tot mijn verbazing liet Bender dit plotsklaps met een eigenaardig lachje weten, verdwaald in gedachten als ik was. En zo ben ik je voor, sprak ze, want ik merkte aan alles dat je zocht naar een aangrijpend slot.
Vogel tegen bergachtergrond, Femke Bender
Bomen in blauw, Femke Bender
Noten
[1] Sinds 2009 zijn schilderijen van Femke Bender geregeld op tentoonstellingen te zien. Recent exposeerde ze nog in de Oude School te Warmond, samen met een aantal andere aan Galerie Beeldschoon verbonden kunstenaars.
De dandy neemt niets serieus! Een prachtige zin uit Van Raffe’s proeve van academisch kunnen. Serieus commentaar hierop laat ik achterwege, want ik weet over dit onderwerp te weinig. Ik ben onvoldoende erin geschoold. Wat het dandyisme betreft ben ik veeleer een road scholar.
Haar hele leven is verweven met de kunst. Bij mijn ouders thuis in Haarlem kwamen Anton Heyboer, Kees Verwey en Mari Andriessen over de vloer. Mijn vader was namelijk kunstschilder.[1] Na haar jeugd zocht Ineke de Vries haar heil in Leiden. Inmiddels is ze al meer dan dertig jaar als kunstenares en model werkzaam in de sleutelstad.[2]
Bos Velsen, Ineke de Vries
Zeegezichten, boslandschappen en pittoreske, mediterraan aandoende dorpjes kenmerken haar met een speciale olieverf vervaardigde schilderijen. Mensen en dieren zijn zo goed als afwezig.[3]Toch hou ik van mensen, hoor. En net als jij vind ik vogels prachtig. Maar het is nooit bij me opgekomen ze te schilderen.
De religieuze symboliek en innerlijke ontwrichting waarmee de schilderijen van Caspar David Friedrich zijn doortrokken, ontbreken bij haar.[4] De Vries blinkt uit in het scheppen van idyllen. Haar kunst is kijkgenot.
De natuur is voor tevredenen of legen.[5] Met deze dichtregel van Bloem zegt ze niets te kunnen. Ik wil landschappelijke schoonheid laten zien. De natuur is mijn inspiratiebron. Hierbij gaat het mij om compositie, kleur en vorm.
Waardoor worden de thema’s en genrekeuzen van de kunstenares bepaald? Geen paniek! Deze vraag ga ik niet uitgebreid beantwoorden. Maar de sturing van de artistieke conceptie en waarneming wil ik graag eventjes contextualiseren, zonder al te vermoeiend te willen worden.
De wereldwijde verstedelijking dringt de natuur steeds verder terug. Er is nog nauwelijks ruimte voor, behalve op het linnen doek. Staat de natuur symbool voor een onbestemd verlangen, een dagdroom van de stedeling? De Vries is de stad trouw gebleven maar zocht de schoonheid daarbuiten. Iets vergelijkbaars valt te constateren bij landelijke politici. Met behulp van Google wist ik de woonplaatsen te achterhalen van degenen onder hen die zich met overgave als natuurminnaars profileren. Bijna allemaal bleken ze in een grote stad te wonen! [6]
Met haar schilderij Leidse Hout heeft De Vries dit park in herfsttooi afgebeeld. De begeerte om er gelijk naartoe te gaan overmande me toen ik haar kunstwerk in me opnam. Het oogt immers als een utopie, een nabij gelegen paradijs! Door het voortdurend hoorbaar autogeraas kan de Leidse Hout evenwel ook worden ervaren als een dystopie.[7] Althans, voor degenen die met gevoelige oren zijn behept.[8]
De film Soylent green wordt gerekend tot de dystopieën.[9] In dit verhaal heeft de mensheid de natuur verwoest. Landbouw is niet meer mogelijk. Dankzij de verstrekking van voedsel door een bedrijf, Soylent green geheten, weten mensen zich toch min of meer te redden. Euthanasie wordt bij volwassenen dwingend toegepast; dit is uit nood geboren. In deze laatste levensfase mag men naar een beeldscherm kijken waarop bossen, beken en wuivend graan zijn te bewonderen. Op muziek van Beethoven en later Grieg wordt afscheid genomen. Deze toekomstnachtmerrie wordt overigens nog versterkt omdat iemand iets heeft ontdekt: Soylent green is people!
Dansende vrouw, Ineke de Vries
Het draait allemaal om vormen
Terug naar het heden. Naast de natuur zijn ook andere kunstenaars een inspiratiebron voor De Vries. Ik hou van een losse stijl. Sierk Schröder en Yolanda Philippens spreken me erg aan.[10] Ook over haar Leidse vakgenoten Clazien Juffermans en Itsme Marks is ze behoorlijk enthousiast.[11]Vooral Itsme’s portretten zijn fantastisch. Die zijn zo levendig.
Eva Maria Saint North by Northwest
De Vries is ook etsend en beeldhouwend actief. Haar ets Dansende vrouw is een en al roesverwekkende beweeglijkheid. Ook haar sculpturen zijn een lust voor het oog. Ik doe dit nu al meer dan twintig jaar. En het draait allemaal om vormen.
Na deze zin was een overstapje naar de film gauw gemaakt. Hitchcock is een van mijn favoriete regisseurs. North by Northwest is bloedstollend, net als die zwart-rode jurk van Eva Maria Saint. Je kent haar vast wel. Jij hebt toch een boek geschreven over platinablonde actrices?
Over de elegantie van Audrey Hepburn raakt De Vries niet uitgepraat. Helaas heeft deze heldin van het witte doek nooit een film met Hitchcock gemaakt. Ik vond haar een adembenemende vrouw. Haar verzonnen verzetsverleden boeit me niet.[12] En jij verzint toch ook weleens wat?
In Charade schittert Hepburn, met Cary Grant als tegenspeler. Deze film wordt weleens omschreven als the best Hitchcock movie Hitchcock never made.[13] Hierin gaat Hepburn elegant gekleed zoals bioscoopbezoekers haar in die tijd het liefste zagen. Ook door deze actrice ben ik nu van een stijlvol slot verzekerd! Want evenals de kunstwerken van De Vries stond zij garant voor fabelachtig kijkgenot.
[2] Exposities van door Ineke de Vries gemaakte kunstwerken vinden op dit moment plaats in de Warmondse Oude School en het Golden Tulip Hotel te Noordwijk.
Natuur is voor tevredenen of legen.
En dan: wat is natuur nog in dit land?
Een stukje bos, ter grootte van een krant,
Een heuvel met wat villaatjes ertegen.
Geef mij de grauwe, stedelijke wegen,
De’ in kaden vastgeklonken waterkant,
De wolken, nooit zo schoon dan als ze, omrand
Door zolderramen, langs de lucht bewegen.
Alles is veel voor wie niet veel verwacht.
Het leven houdt zijn wonderen verborgen
Tot het ze, opeens, toont in hun hogen staat.
Dit heb ik bij mijzelven overdacht,
Verregend, op een miezerigen morgen,
Domweg gelukkig, in de Dapperstraat.
Ik kan niet tekenen. En de Leidse kunstenaar Wouter van der Loo wil het ook niet leren. Om schilderijen te maken die hem voor ogen staan moet hij dus creatieve oplossingen bedenken.[1]
Tien jaar geleden sloeg plots de scheppingsdrang bij hem in. Je mag het God of een mystieke ervaring noemen. Voor mij kwam het gewoon uit de lucht vallen. Eigenlijk betekenen die woorden allemaal hetzelfde.
Met zijn kunst wil hij niets bereiken. Maar als ik de wereld een beetje kan verfraaien is dat meegenomen. Zijn met oliepastelkrijt vervaardigde schilderijen geven blijk van een eigenaardige humor, zoals het portret van een kapper met twee scharen laat zien. Een ander kunstwerk van hem voorzag hij van een stukje velours. Het lukte hem namelijk niet om een bepaald voorbeeld goed na te schilderen. Uiteindelijk wist hij het artistieke probleem op deze manier op te lossen.[2]
Een praatje met Vincent van Gogh
Pico Bello, Wouter van der Loo, 2017
Met kunstgeschiedenis zegt hij weinig op te hebben. Ik lees bijna geen boeken hierover. Maar Vincent van Gogh is een schilder die hij diep bewondert.Al zijn brieven heb ik gelezen.Ik praat ook af en toe met hem. De legendarische negentiende-eeuwse schilder gaat overigens nimmer met hem in gesprek. Dit laatste mogelijk tot opluchting van menig lezeres.
Dat Don McLeans Vincent een van Van der Loo’s lievelingsnummers is, mag niemand verrassen.[3] Deze song is immers een ode aan Van Goghs schilderijen. Evenals zijn artistieke held heeft de Leidse kunstenaar veel met bloemen.[4] Bijna dagelijks plukt hij ze en maakt daarvan een boeketje. Vervolgens fotografeert en filmt hij dit ruikertje. Het gaat mij om de kleurencombinaties. In bloemen zelf, of de namen ervan, ben ik niet geïnteresseerd. Na gedane arbeid geeft hij zijn bloemstukjes cadeau. Met enig recht kan men hem dus ook een weggeefkunstenaar noemen.
Mijn kunst betekent niets.Toch doe ik het graag. Waardering zegt hij niet te zoeken. Ik geniet van het scheppen en roei met de riemen die ik heb.[5]En bloemen zijn me in alles het dierbaarst.
De symboliek van de bloem is een veel beschreven onderwerp in de kunstgeschiedenis.[6] Zij staat onder meer voor vergankelijkheid, een fatale vrouw en passie.[7]Huysmans literaire schepping Jean des Esseintes zocht zijn geluk in bloemen die zoveel mogelijk leken op kunstbloemen. Apart genoeg wordt in deze roman voorspeld dat de toekomst aan de floristen is.[8]
Van der Loo wil van al deze verhalen en betekenissen niets weten. Bloemen zijn er om te plukken en weg te geven.Verwelkt nu de millennialange symboliek in de kunst en verwijst een bloem in deze nieuwe tijd echt alleen maar naar een bloem?
Korfu Beauty, Wouter van der Loo, 2017
Een gevangenis voor kunstenaars
Zonder vrijheid zegt Van der Loo niet te kunnen leven. Das Leben der Anderen beschouwt hij als een van de meest aangrijpende films over vrijheid en het gemis ervan.[9]
Haagweg 4 noemt hij een gevangenis voor kunstenaars. Over de hoge huren die de artiesten aldaar dwingen tot het geven van steeds meer workshops, spreekt hij meewarig. Veranderen vrije geesten zo niet in boekhouders, in de greep van schulden en vele verplichtingen?, laat hij als vraag niet zozeer onderzoekend maar eerder retorisch rollen.
In Ferreri’s film Tales of ordinary madness zien we een aan drankzucht lijdende poëet die er niet in slaagt om in een kantoortuin, onder toezicht van een leidinggevende die mensen als activa ziet, te dichten.[10] Deze tot lyriek geneigde man kan gewoonweg niet mee met zijn tijd!
Het vreemde aan het huidige economische systeem is dat er geen alternatieven meer schijnen te zijn. Daarbuiten bestaan louter illusies. Binnen dit denken wordt keuzevrijheid echter verheerlijkt, alsmede de vele mogelijkheden van de mens in zijn rol als consument. In deze werkelijkheid vol bejubelde ondernemerszin blijven verbeeldingsrijke schilders hun genres trouw en zoeken naarstig naar modellen. Ik laat dit door Van der Loo aangekaarte thema nu verder rusten, want zelf weet ik er te weinig van.
Ik ben een buitenbeentje in het Leidse kunstleven. Ik heb ook niet bar veel met dat wereldje. Toch is Van der Loo over sommige schilders in de sleutelstad buitengewoon lovend. Zo mag bijvoorbeeld (de naar het symbolisme neigende!) Justus Dick Bakhuizen van den Brink op zijn enthousiaste waardering rekenen.[11]
Een blind proces?
Stanversta’s wit, Wouter van der Loo, 2017
Evolutiebiologen gaan ervan uit dat het leven een blind en toevallig proces is. Is de kunst dit ook, met criteria die voortdurend aan verandering onderhevig zijn?[12] Deze vraag laat zich gemakkelijk stellen! Een overtuigend antwoord hierop kan ik niet geven.
Is kunst bij uitstek een communicatief proces waarbij bruikbare netwerken en sociale handigheid voorop staan? [13]
De vraag naar kwaliteit dringt zich tevens op. Robert Pirsig heeft in Zen en de kunst van het motoronderhoud op grootse wijze verslag gedaan van zijn zoektocht naar kwaliteit. En als ik deze roman goed heb begrepen is dit begrip allerminst een hersenschim. Verdere verwijzingen laat ik evenwel achterwege. De indruk dat ik in filosofische kwesties een VVV-functie ambieer, voorkom ik graag.[14]
Millennialang was in de westerse geschiedenis sprake van een verdubbelde werkelijkheid, waarbij de spirituele wereld door Nietzsche uiteindelijk als fantoom werd weggezet. Metafysica is in verlichte kringen min of meer afgeschaft.[15] Hierbij is het mensbeeld veranderd in een biochemische veelheid zonder centrale regelkamer.
Verliest hierdoor ook de kunst veel aan betekenissen en symboliek zoals eerder met de bloem naar voren kwam? Rest ons slechts een loom vakantiegevoel terwijl we naar schilderijen vol pittoreske landschappen kijken?
Leidse Kareltje
Leidse Kareltje, Marnix Reub
In het begin van deze eeuw verklaarde de taalkundige Dick Wortel het Leidse dialect voor uitgestorven.[16] Een paar jaar later werd het Leids dictee geïntroduceerd.[17] Daarna zag ook Leidse Kareltje, een door Van der Loo bedachte stripfiguur, het licht.
Zijn in het Leids geschreven commentaren gaan hem gemakkelijk af, dit in tegenstelling tot het tekenen. Ik ben op zoek naar een cartoonist.Mij lukt het niet om emoties uit te beelden bij zo’n stripfiguur. Daarom is Leidse Kareltje, hoe veelbelovend ook, tot nu vooral in goede bedoelingen blijven steken.Wel zijn zo nu en dan enkele uitspraken van deze Leidse Glibber via Facebook te volgen.[18]
Terug naar de echte wereld! Van der Loo’s muziekliefde beperkt zich geenszins tot de pop. Ook naar jazz gaat mijn hart uit. Zijn passie hiervoor blijkt uit zijn schilderij waarop een vrouw staat afgebeeld die verdacht veel lijkt op Caro Emerald.[19] En een gedichtje van hem siert bovendien de cd-cover van saxofonist Ruud de Vries. [20]
Van der Loo zegt zich nu al te verheugen op een plaatselijk festival dat binnenkort plaatsvindt. Want daar zal de jazz verschijnen in de ravissante gedaante van zangeres Vivienne Aerts. In het gezelschap van Leidse Kareltje weet hij vast hiervan te genieten![21]
Door zijn volstrekte eigenzinnigheid is Van der Loo bijkans uitgegroeid tot een literair aandoende figuur. In de roman Aanwezig van Jerzy Kosinksi worden letterlijke uitspraken van zijn belangrijkste personage almaar figuurlijk uitgelegd. Daardoor groeit de man uit tot een waar orakel. Gecertificeerde exegeten buitelen over elkaar heen om hem te begrijpen.[22] Het antwoord op de vraag of dit lot ook voor Van der Loo is weggelegd, ligt in de toekomst.
Le parfumeur, Wouter van der Loo, 2013
Parodie op de Temptation of Saint Andrew van Salvador Dali, Wouter van der Loo, 2011
Noten
[1] Exposities van Wouter van der Loo zijn, in combinatie met atelier Koloriet, in het Leiderdorpse Alrijne ziekenhuis (afdeling Radiologie) te zien. Sinds kort zijn ook in de Warmondse Oude School enkele schilderijen van hem te bewonderen. Deze tentoonstelling is georganiseerd door galerie Beeldschoon. Een aantal bij deze galerie aangesloten schilders exposeren daar eveneens. Zie ook http://atelierkoloriet.nl/; http://galeriebeeldschoon.nl/de%20kunstenaars/Paco-Art/index.html en op Facebook: https://www.facebook.com/PACOVERBEGNA/.
[12]Een pakkend citaat over kunst wil ik de lezeres niet onthouden!
(…) and he who contemplates a work of art, inhabit a world with an intense and peculiar significance of its own; that significance is unrelated to the significance of life. In this world the emotions of life find no place. It is a world with emotions of its own. Uit: Clive Bell, Art, (1914) pagina 25.
[13] Latour excelleert in netwerk-theorieën. Beuys benutte tijdens zijn ondoorgrondelijke gesprekken over kunst nog een poffertjeskraam van marxistische makelij, passend bij de jaren zeventig van de vorige eeuw. In het begin van diezelfde eeuw meende Lloyd Wright dat de toekomst van de kunst aan de machine was. Vijftig jaar eerder hield Tolstoj er nog erg verheven denkbeelden op na en zag kunst in relatie tot God en de menselijke broederschap.
Zijn eigen opvattingen wil hij verdiepen en verder uitwerken. Hierbij wil hij zo min mogelijk worden gehinderd door ontstane verwachtingen, sociale conventies en maatschappelijke wenselijkheden. De Leidse cineast Frank de Rooij zoekt aldus vol overgave zijn vrijheid.[1]
Deze hunkering naar vrijheid was voor hem een belangrijke reden om een film te wijden aan zijn schilderende stadsgenoot Justus Donker. Dit bezorgde hem de prijs van beste Nederlandse documentaire uit 2016.[2] Het is onmiskenbaar dat hij aanvankelijk behoorlijk opkeek tegen deze schilder. Hij koos voor vrijheid; iets wat ik niet zo zou durven,hoor je De Rooij in het begin bewonderend zeggen.
In zijn documentaire blijft de drugsverslaving van Justus Donker allerminst buiten beeld. Daarnaast werkt Donkers geobsedeerde belustheid op een terugkeer als gevierd kunstenaar vervreemdend in de context van diens dakloosheid en doorgesnoven warboel.
Baudelaire noemt in Kunstmatige paradijzen iemand die, ondanks zijn verzwakte innerlijk, van drugs weet af te komen een ontsnapte gevangene.[3] Vanuit dit perspectief komt de vrijheid van Donker in een ander licht te staan.
Donkers verlangen naar zijn gloriejaren in de jaren negentig wordt onverbloemd geregistreerd. In die periode maakte hij, samen met zijn twee broers, als kunstenaar furore. Diverse exposities in Europa en zelfs een in New York viel het werk van de gebroeders ten deel.[4]De filmmaker brengt Donkers huidige werkelijkheid in beeld zonder in voorspelbaar gemoraliseer te vervallen. Ogenschijnlijk wordt de schilder door zijn familie gekoesterd. Tevens geniet hij het voorrecht nog steeds omringd te zijn door behulpzame vrienden.
Inmiddels heeft de man vier kinderen die nimmer bij hem woonden, maar door hun moeder werden opgevoed. Ook jeugdzorg schijnt nog een tijdje zijn kroost onder haar hoede te hebben genomen. Zijn tegenwoordige vriendin is eveneens verslaafd; aan welke middelen precies kon ik niet allemaal onthouden. De kunstenaar maakt al jarenlang gebruik van gemeentelijke bijstand, maar droomt van grote rijkdom, feesten vol beroemdheden en chicks for free. De Rooij toont dit indringend en onversneden.[5]
Er zijn vrijgezellen die zouden tekenen voor een partner en een steunend sociaal netwerk. Dit zou voor hen welhaast al iets paradijselijks zijn! Justus Donker ziet dit klaarblijkelijk niet, of anders. Wat mensen eigenlijk zien, is een vraag die blijft boeien.
Angst voor de vrijheid
Angst voor de vrijheid, Frank de Rooij
Vrijheid trek ik nu als thema graag in het algemene, met behulp van het bijkans vergeten toneelstuk De rinoceros,geschreven door Eugène Ionesco. In dit verhaal veranderen mensen allengs in het gepantserde dier uit de titel. Naar de worsteling van degenen die deze transformatie nog niet hebben ondergaan, gaat alle aandacht uit. Tot ook zij bezwijken aan de begeerte erbij te willen horen. Slechts één man weet dit allemaal te weerstaan. Ik zal niet capitulerenzijn diens laatste woorden.
Dat de zucht tot conformisme hierin wordt gehekeld, is zonneklaar. Opmerkingen van de schrijver bevestigen dit bovendien. Tijdens een in 1960 afgenomen interview kwam hij terug op zijn toneelstuk dat een jaar voordien was verschenen. Hierin zegt hij gaandeweg zijn leven verbijsterd te zijn geraakt door de snelle en veelal bizarre kenteringen in de publieke opinie. Hij vergelijkt dit proces met een besmetting, een epidemie zelfs. People allow themselves invaded by a new religion, a doctrine, a fanaticism. They would kill you with the best of consciences.[6]
De in Frankfurt geboren psycholoog Erich Fromm veroordeelde in zijn Angst voor de vrijheid al eerder de drang tot conformisme en beschreef de autoritaire, destructieve en sadomasochistische karakteristieken ervan.[7]Fromm heeft veel invloed op me gehad. Het lezen van zijn boeken heeft mij veranderd, aldus De Rooij. Bovenstaand schilderij behoeft, naar mijn smaak, dan verder ook geen toelichting.
De dorst naar authenticiteit
De documentairemaker zoekt bevlogen naar authenticiteit. Ook dit zal hem zonder twijfel tot een portret van Donker hebben gedreven. Niettemin is een kanttekening op zijn plaats gezien De Rooij’s nadruk op echtheid en emotie. Is Justus Donker wel zo authentiek en puur als de cineast doet voorkomen? Deze vraag kwam tijdens het kijken naar de documentaire bij me op, maar kon ik toen niet goed beantwoorden. Aangezien ik weinig wist over deze schilder en evenmin iets over zijn familie besloot ik Google in te schakelen om mij van mijn onwetendheid te verlossen.
Justus Donkers vader is eigenaar van een uitgeverij. De opa van Justus was de oprichter ervan. Bij deze firma is al een boek over Aad Donker gepubliceerd. Volgend jaar verschijnt daar bovendien nog een biografie over hem. Deze broer van Justus beroofde zich na zijn golden years van het leven. De Rooij verwijst overigens in zijn filmisch portret ook naar dit drama.[8] Gijs, de andere broer van Justus, leeft en schildert nog.
Voordat dit edele drietal aan hun studie aan de Haagse kunstacademie begon, verbleven Aad en Gijs een aantal maanden in Zuid-Afrika. Aldaar werden ze opgevangen en onderricht door een oom die in dat land een uitgeverij bezat. De bedoeling was dat Aad bij zijn oom het uitgeversvak zou leren. Dat een sterk ontwikkeld gevoel voor publiciteit in een dergelijk milieu aanwezig zal zijn, lijkt me moeilijk te ontkennen. Justus Donker weet zich in ieder geval met zijn verslavingen als kunstenaar behoorlijk in de markt te zetten!
Jij moet een film over me maken, sprak de schilder tegen De Rooij toen ze elkaar bij toeval leerden kennen. Daarna raakten ze min of meer met elkaar bevriend, met de nu besproken documentaire als gevolg.[9]Er is nog een andere documentaire waarin Justus een rol speelt, namelijk die over zijn broer Aad.[10] Zoveel media-aandacht valt niet elke Nederlandse schilder ten deel, hoe getalenteerd hij verder ook moge zijn. De kwaliteit van Donkers kunst laat ik als kwestie liever rusten. Het is me nu al ingewikkeld genoeg.[11]
De vraag naar Donkers authenticiteit ben ik niet vergeten! Het antwoord moet ik echter schuldig blijven. Ik weet het niet. Wel weet ik dat dandy’s geenszins het privilege bezitten om over een uiterst gelaagd bewustzijn te beschikken. En voor de onderzoekend ingestelde lezeres is er altijd nog de website van Justus Donker om tot een dieper inzicht te komen over deze kleurrijke kunstenaar.[12]
Volgens de filosoof Charles Taylor is het verlangen naar authenticiteit een kind van de Romantiek. In The ethics of authenticity noemt hij dit streven een gevolg van de maatschappelijke onbetrokkenheid en het verregaande individualisme dat het rationalisme in de achttiende eeuw kenmerkt.[13]Dat kan! Maar voor mij is nu vooral de vraag van belang of authenticiteit geen luchtspiegeling is. Hierop heeft Cindy Sherman een boeiend antwoord gegeven. In haar werk is zij zowel fotografe als model. De kunstenares heeft een eindeloze reeks portretten van zichzelf gemaakt. Volgens haar zijn dit echter geen zelfportretten! Sherman gaat er vanuit dat mensen samenvallen met hun rollen. Ook is ze van mening dat gezichten façades zijn. En dat laat ze met haar kunst zien. Authenticiteit is een illusie. Dat is haar boodschap.[14]
De Rooij gelooft, zoals gezegd, evenwel in authenticiteit. Met voorgeschreven denken en doen heeft hij niets. Zijn graalmotief is de echtheid. Het emotionele leven staat bij hem centraal. Dat hij zichzelf in dit opzicht in alle kwetsbaarheid durft te laten zien, bewees hij in een documentaire (2011) over het stervensproces van zijn vader.[15]
Het vlot van de Medusa, Théodore Géricault
Het vlot van de Medusa
Ik kijk regelmatig naar de sterren om op een bepaalde manier toch even contact met hem te maken. Ik weet niet of hij daar iets van mee krijgt, maar ik hoop het soms. De Rooij zegt het verlies van zijn vader inmiddels te hebben verwerkt, maar vergeten is hij hem niet.
De dood is het collectieve lot der mensheid. In de kunst bestaan over dit fatum uiterst fraaie stileringen. Zeker negentiende-eeuwse romantici werden door de sterfelijkheid geobsedeerd. It makes them feel towards their fellow men much as you might feel like towards fellow survivors on a raft. Het door Géricault gemaakte schilderij Het vlot van de Medusa is een rake uitbeelding van dit besef.[16]
De Engelse romantische dichters zijn nu niet meer te mijden, gezien het aangesneden thema. In de Leidse Breestraat staat op een muur poëzie van Keats over de dood. Ook Byron en Shelley lieten zich in dezen niet onbetuigd. Zo heeft Shelley bijvoorbeeld een gedicht geschreven over Keats naar aanleiding van diens overlijden op zeer jonge leeftijd.
De in Wenen geboren romantische componist Franz Schubert heeft er eveneens iets moois van weten te maken. Zijn liedDe dood en het meisje werd in 1821 uitgebracht. Tien jaar later overleed hij op 31-jarige leeftijd.[17]
Mijn duistere drang om Dark romanticism als kunststroming te bespreken heb ik tot nu weten te bezweren, ook al heeft dit veel van mijn krachten gevergd. Wel moet het mij van het hart dat de negentiende-eeuwse vertolkers van dit levensgevoel bepaald geen verheven gedachten over de mens koesterden.Door hun zwarte kijk op het bestaan werd soms zelfs de dood als uitweg ervaren.[18]
Gelukkig zorgt de sterfelijkheid ook voor luchtige geluiden. We kunnen bijna alles tegenwoordig overleven, behalve de dood. Deze zin van Wilde wordt tegenwoordig overigens betwist door transhumanisten.[19]
Verre verrukkingen
Fine wind, clear morning, Hokusai
In de documentaire waaraan De Rooij momenteel werkt wil hij laten zien dat het leven niet om succes draait, maar veeleer om mededogen. Hij onderzoekt hierbij ook antwoorden op de vraag waarom wij zo naar waardering smachten. De leer van het taoïsme en boeddhisme vergelijkt hij met de westerse egocultuur en het gebrek aan spiritualiteit. We zijn hopeloos verslaafd aan waardering en succes. En we willen vooral dat anderen ons als succesvol zien. We leven teveel voor de waardering van anderen zonder dit eigenlijk nog in te zien.[20]
Het is de vraag of dit verlangen geen algemeen gegeven is. Hangt de hunkering naar waardering en status niet samen met de mens en zijn existentie als roedeldier? En een hogere status is sinds de dageraad der mensheid doorgaans een probaat middel gebleken om (gerieflijk) te overleven! Dit alles laat ik graag ter overdenking aan de lezeres. Ik spoed mij nu liever naar de verrukkingen van verre culturen.
Exotische verleidingen zijn de westerse cultuur niet vreemd. In de zeventiende eeuw ontstonden er al chinoiserieën. Het begon met keramiek, daarna werd alles dat uit China kwam nagemaakt.[21]Verlichtings- filosofen schreven met verve over de wijsheid van vreemde volkeren.[22] Romantici zoals Cooper en Chateaubriand dweepten met de indianen als natuurvolk.[23]Volgens De Rooij beschouwt Justus Donker zichzelf als een indiaan. Iemand die puur en echt leeft. Een antwoord op de vraag of de eerder genoemde romantici ook met Donker hadden gedweept, gaat mijn fantasie helaas te boven.
In deze grove schets vermeld ik met genoegen Van Gogh en zijn liefde voor de inwoners van Japan, die in de natuur leven alsof ze zelf bloemen waren.[24] Daarnaast was de Japanner Hokusai een door hem bewonderde schilder.[25]Tegelijkertijd lieten veel kunstenaars uit het land van de rijzende zon zich inspireren door Europese schrijvers. Aanvankelijk waren dat vooral Franse auteurs zoals Rousseau en Zola, later kwamen ook Duitse literatoren in de mode.[26]
In de twintigste eeuw heeft Allen Watts in Europa veel zendingswerk verricht. Met zijn boeken presenteerde hij het oosters gedachtegoed aan een groot publiek.[27] Ook de beatniks en hippies dreven gedurende die periode, geregeld gedrogeerd, mee in de spirituele stroom van oost naar west. Zelfs de kroonjuwelen van de westerse wetenschap moesten eraan geloven. Schrijvers zoals Capra en Zukav herkenden in de kwantummechanica de wijsheid uit het oosten. The Tao of physics en The dancing Wu Li masterswerden in de jaren zeventig van de vorige eeuw wereldwijd bestsellers.[28]
Met deze boeken zegt De Rooij niet veel op te hebben. Daarentegen boeitDe weg van Michael Puett hem mateloos. [29] Erg enthousiast is hij ook over Zhuang Zi. Deze taoïstische geleerde heeft diepe sporen in de Europese literatuur achtergelaten. Volgens bepaalde geesteswetenschappers heeft hij Wilde The picture of Dorian Gray ingefluisterd. Wilde op zijn beurt schreef lovende recensies over Zhuang Zi.[30]
Hunkeren naar harmonie met de natuur
Ik denk dat we nog steeds erg kortzichtig zijn over de toestand van de natuur en de gevolgen ervan voor onze eigen gezondheid. Het besef deel te zijn van de natuur dringt onvoldoende door. Om een ecologische catastrofe te voorkomen acht De Rooij een collectief ontwaken noodzakelijk.Gelukkig denk ik meestal dat het ons toch gaat lukken!
Zijn angst voor een ecologische ramp is begrijpelijk. De onstuimig groeiende wereldbevolking, de stijgende zeespiegel en de vooral in Afrika toenemende verwoestijning zijn inderdaad niet bijster hoopgevend. Zelfs getrainde of beroepsmatige wegkijkers kunnen hieraan moeilijk voorbij gaan.
De huidige consumptieve fixatie stemt De Rooij, ondanks zijn optimistische grondtoon, weleens somber. Af en toe zou ik in het niets willen wegkruipen. De machteloosheid en absurditeit van het leven overmeesteren hem regelmatig. Ik verander dan in een melancholieke cynicus.
Het draait volgens De Rooij om de spirituele kern van het bestaan. Eenvoudig leven betekent naar zijn idee minder afgeleid worden door de materiële werkelijkheid. Het aantrekkelijke van veel inheemse volkeren is ook dat ze harmonieus in de natuur staan. Ik denk dat we veel van hen kunnen leren.[31]
Toch is het maar de vraag of zij wel in harmonie met de natuur leven. De uitroeiing van meer dan tweeduizend vogelsoorten in Polynesië had te maken met het gedrag van volkeren daar, lang voor de komst der Europeanen. Ook het uitsterven van de Japanse zeeleeuw en de Nieuw-Zeelandse moa heeft weinig van doen met de westerse beschaving. We like to think of indigenous people as living in harmony with nature. But this is rarely the case. Humans everywhere will take what they need to survive. That’s how it works, stelt de bioloog Morten Allentoft.[32]
Het besef om op een planeet te leven, was er lange tijd niet. Aardwetenschappen, evolutiebiologie en ecologie zijn in Europa ontwikkelde vakgebieden. Schept kennis moraal omdat pas dan de keuzemogelijkheden kunnen worden overzien? Is De Rooij’s idee van in harmonie met de natuur levende volkeren een romantische illusie, ingegeven door ongenoegen over zijn eigen cultuur?[33] Ketenen mensen zich aan paradijselijke visioenen zonder dit te beseffen? Werken hoogstaande denkbeelden soms drogerend? Misschien verschilt Justus Donker, met al zijn verslavingen, minder van ons dan op het eerste gezicht lijkt!
De dansende Woe-Li meester
Nietzsche!, Frank de Rooij
Ik hou van alle films van David Lynch, in het bijzonder Mulholland drive. Deze film uit 2001 heeft inmiddels een cultstatus en is uitermate geschikt voor liefhebbers van diepzinnige duidingen. A love story in a city of dreams is de prikkelende tagline uit deze neo noire, waarin sprake is van een echte femme fatale![34]
Naar zijn zeggen heeft Into the wild veel indruk op hem gemaakt. Dat is echt een van mijn favorieten, laat De Rooij weten. Happiness is real only when shared with others is een vaak geciteerde zin uit deze film van Sean Penn. Die uitspraak betekent een breuk met het gedachtegoed à la Henry Thoreau waarbij vooral het streven naar autonomie centraal staat. Mensen hebben elkaar nodig. Aldus kan de boodschap van Into the wild worden samengevat.[35]
De Rooij is vol lof over zijn vakgenoten Roy Dames en Sunny Bergman.[36]Ze zijn voorbeelden voor mij, ook in maatschappijkritisch opzicht. Gert de Graaff, met name diens dromerige documentaire De zee die denkt, mag evenzeer op zijn geestdriftige waardering rekenen.[37] Het werk van Michael Moore daarentegen vindt hijvooral linkse propaganda.[38]
Pas als de videofilms van Pipolotti Rist ter sprake komen, gaat De Rooij helemaal los. Haar invalshoek is speels en erg verrassend. Zij is echt fantastisch! Deze in Zwitserland geboren kunstenares maakte tot 1994 deel uit van de muziekgroep Les reines prochaines. In onderstaande videoclip Sip my ocean is haar stem te horen op de melodie van Wicked game, de wereldberoemde hit van Chris Isaak.[39]
Naast documentaires maken, schildert De Rooij ook graag. Dit doet hij meestal in een abstracte, expressionistische stijl.[40]Ik hou van dat felle kleurgebruik. De emoties spatten er vanaf. Ik kan mezelf dan tijdens het schilderen lekker laten gaan.
De Rooij hongert overduidelijk naar passie. Bovendien blaakt hij van vitaliteit. Het is daarom vast niet toevallig dat Friedrich Nietzsche zijn meest geliefde wijsgeer is. In Aldus sprak Zarathoestra verkondigt deze denker de noodzaak om te dansen.[41] Dit doet De Rooij dan ook van harte! Het liefste in Rotterdam, Amsterdam en in Berlijn, de hoofdstad van de techno.[42] Dat Moby tot deze muziekstroming behoort, behoeft ongetwijfeld geen betoog. Ooit omschreef deze popster zichzelf in een interview als een taoist, buddhist, atheist and christian who loves quantum mechanics.[43]
Uit deze woorden spreekt de wens om geen vaste metafysische positie in te willen nemen. Althans, zo kan zijn uitspraak worden uitgelegd. Er is namelijk geen verplichting of noodzaak om te kiezen! De menselijke kennis schiet op dit vlak immers tekort. Waarom zouden we ons vastleggen in een terra incognita? Laten we niet verdwalen in het oneindige; we zijn er niet voor geschapen om daar ook maar het minste benul van te krijgen. Deze uitspraak van de achttiende-eeuwse schrijver Lamettrie leverde verhitte beschuldigingen van atheïsme op.[44] Overigens studeerde deze Franse arts enige tijd in Leiden, waar hij colleges volgde bij Boerhaave.
Wellicht komt eerder genoemd citaat van Moby ook overeen met de zienswijze van John Cage. Diens Music of changes is getoonzet in de geest van het taoïsme. Uit ander werk blijkt evenzeer zijn voorkeur voor verandering waarbij vaste posities worden geschuwd. Cage introduceerde ook het toeval in zijn composities. Dat De Rooij veel op heeft met deze componist mag niemand verbazen.[45]
Ook naar Steve Reich gaat zijn hart uit. Zeker in de auto luister ik vaak naar zijn muziek. Soms gaat het geluid dan op de max. Dat is gaaf.[46]Popartiesten als Eddie Vedder, Sixto Rodriquez en Childish Gambino doen het eveneens goed bij de documentairemaker uit Leiden. Bovendien spreekt het schilderachtige levensverhaal van Rodriquez erg tot zijn verbeelding.[47]
Als het om zijn levenspad gaat danst De Rooij misschien op muziek die alleen hij hoort. In ieder geval wil hij zich niet door andermans oordeel of agenda laten leiden. Hij probeert de moed op te brengen om anders te zijn en als het moet alleen te staan. Nietzsche zal hem daarbij vast en zeker helpen!
De denkbeelden van De Rooij zijn vergelijkbaar met die van de Engelse vrijdenker John Stuart Mill. Het nu volgende citaat uit Mills On liberty lijkt me daarom van groot belang: The only freedom which deserves the name is that of pursuing our own good in our own way, so long as we do not attempt to deprive others of theirs. Zie: J. Mill, On liberty (Harmondsworth 1978) pagina 72.
[8]Tentoonstellingscatalogus van Aad Donkers werk. Ziehttp://www.uitgeverijdonker.nl/aad/autobiografie.html; http://www.uitgeverijdonker.nl/aad/gentle_giant.html; Menno Voskuil werkt momenteel met behulp van een beurs van het Letterenfonds aan een biografie over Aad Donker. Naar verwachting wordt dit boek in 2018 door uitgeverij Donker gepubliceerd. De eerder in dit blog besproken kunstenaar Milan Roeterink schilderde een paar maanden in een groep waartoe ook Gijs, de oudste broer van Justus, behoorde. Ik werk niet met amateurs, beet die Roeterink al snel toe. Gijs Donker twijfelt kennelijk allerminst aan het talent dat het toeval of de goden hem geschonken hebben! En hij houdt dit zeker niet voor zichzelf. Zoiets heeft wel wat. Bovendien pakken journalisten dergelijke uitspraken graag op. Gelet op de huidige kunstbergen kan naamsbekendheid geen kwaad. Of deze zelfverzekerde houding van hem een bewuste mediastrategie is, kan ik niet beoordelen. Een gepassioneerde indruk maakt het in ieder geval zeker!http://www.galeries.nl/mnkunstenaar.asp?artistnr=17314&vane=1&em=&meer=&sessionti=686215635;Golden years, David Bowie. Ziehttps://youtu.be/wd2clb5T8JA.
[33] Zijn snijdende kritiek op een bepaalde religie haalt doorgaans pijlsnel de media. Maar Houellebecq schrijft ook vlijmscherp over de leegte in de westerse samenleving. Zie M. Houellebecq, Onderwerping (2015).
De slaoliestijl, decadente illustratoren en de bekentenissen van een Leids model
Het is de enige kunstuiting die de krul tot sacrament verhief. Schoonheid werd een wedloop van een aantal gebogen lijnen. Deze kunststroming staat onder meer bekend als jugendstil en art nouveau.[1]
In de Lage Landen wordt ook de term slaoliestijl veelvuldig benut. In 1894 maakte Jan Toorop, in opdracht van een Delftse oliefabriek, een promotieposter. De term slaoliestijl raakte nadien snel in zwang.[2]
Hierbij laat ik het, want ik wil de grens over. De drang om twee Engelstalige illustratoren, die als apostelen de decadentie dienden, te bespreken kan ik namelijk niet langer bedwingen.[3]
Om nu de gedachte te voorkomen dat in dit artikel de samenhang totaal ontbreekt, voeg ik er gauw aan toe dat beiden tot de parels der jugendstil behoren.
De beeltenissen van de in het Engelse Brighton geboren Aubrey Beardsley bezitten veel golvende lijnen. De inkttekeningen die hij maakte waren (bijna) uitsluitend in zwart wit. Zijn strijd tegen de rechte lijn is evident.[4] Beardsley verluchtigde boeken van Pope, Poe en zijn tijdgenoot Wilde.
Salome, Aubrey Beardsley
Salome is de bijbelse femme fatale die Wilde dreef tot het schrijven van het gelijknamige toneelstuk. De illustraties bij dit treurspel bezorgden de tekenaar wereldfaam.[5]
Beardsley doorbrak de Victoriaanse zelfvoldaanheid. Hij wees op de geestelijke en emotionele armoede die schuilde onder de rijkdommen die driftig werden verzameld.[6]
Van kinds af aan tobde hij met tuberculose. Aan deze ziekte is hij in 1898 op vijfentwintigjarige leeftijd uiteindelijk ook bezweken. Hij stierf in de armen van de kerk valt te lezen in een aan hem gewijd overzichtswerk.[7]
Geruchten over zijn homoseksuele geaardheid waren er alom. Ook deed het verhaal de ronde dat hij een stormachtige verhouding had met zijn oudere zus Mabel, die als actrice door het leven ging. Dat zij voor hem als naaktmodel poseerde, is zo goed als zeker.
Desalniettemin werd Beardsley ook weleens aseksualiteit toegedicht. Dit laatste heeft hem echter geenszins weerhouden een stel uiterst scabreuze tekeningen te maken.[8]
Majeska was een Amerikaanse kunstenares die ik tot voor kort niet eens van naam kende.[9] Zij verzorgde nochtans de illustraties bij de romans van Daudet, Wilde en Louÿs.[10] De door haar vervaardigde tekeningen voor het legendarische modeblad Vanity fair vallen vooral op door hun verfijndheid.[11]
Ook al kon ik in universiteitsbibliotheken niets over haar vinden, dankzij Google books en Google heb ik toch iets over haar leven weten te achterhalen.
Psyche, Majeska
Majeska werd geboren als Henriette Stern. Haar loopbaan begon ze als danseres. Daarna werkte ze als kledingontwerpster voor The Ziegfeld Follies, waar volgens ingewijden de mooiste meisjes van Amerika dansten.[12] In Hollywood moet ze filmregisseur Cecile B. DeMille als decorbouwster hebben bijgestaan.[13]
Een journalist van The Berkeley Daily Gazette schreef in 1936 dat ze sinds een paar jaar als binnenhuisarchitecte werkzaam was. Het heeft er alle schijn van dat ze voor elk nieuw beroep een andere naam aannam.[14]
Als illustratrice had ze een onmiskenbare voorkeur voor erotische gedichten en romans. Zo voorzag ze onder meer Psyche en Drie zusters en hun moeder van Pierre Louÿs van beeltenissen.[15]
Deze in het Belgische Gent geboren sensuele schrijver trouwde twee keer, maar zijn huwelijken weerhielden hem niet van talloze avontuurtjes.[16] Na zijn dood liet deze zinnelijke krachtpatser bovendien vierhonderd kilo erotica na.
Zijn streven was om populariteit te mijden en zo immoreel mogelijk te leven. Dit laatste is hem ontegenzeggelijk goed gelukt! [17]
Majeska maakte ook illustraties voor de autobiografie van Isadora Duncan. Deze Amerikaanse balletdanseres en choreografe blonk uit door haar buitengewoon vrijzinnige levensstijl. In haar werk streefde Duncan de bevrijding van het vrouwelijk lichaam na.[18]
Op latere leeftijd tekende en schilderde Majeska vooral in bed. Ook als ze bezoek ontving, ging ze hier mee door.[19] Ze stierf op achtenzestigjarige leeftijd. Majeska was toen getrouwd met Ephraim Adirs en had drie kinderen uit een eerder huwelijk.[20]
De slaoliestijl en de sleutelstad
Den Haag heeft Couperus als pronkjuweel als het om decadente schrijvers gaat. Haarlem kan bogen op Meijsing en Reve zag het levenslicht in Amsterdam.[21] Of Leiden zich mag beroepen op decadente auteurs, weet ik niet. Ik heb dit niet onderzocht en eventuele geruchten hierover hebben me nimmer bereikt.
Evenmin is het mij bekend of Leiden destijds illustratoren heeft gehad die hun werk dompelden in de slaoliestijl, eventueel ter ondersteuning van decadente schrijvers.[22]
Mischa on her way, Itsme Marks 2017
Wel weet ik dat in de sleutelstad pop-up model Mischa leeft en streeft. Met haar vervoerend silhouet voorziet ze deze oudste Hollandse studentenstad dagelijks van kleur en fleur.
De oogverblindende blondine heeft veel weg van een ontwerp in art nouveau. Het is echt alsof ze uit een werk van Majeska is gestapt. Zoals de beeltenissen laten zien heeft de Leidse kunstenares Itsme Marks haar er evenwel weer in geholpen!
Tijdens mijn gesprek met het model werd ik overweldigd door het verlangen de femme fatale in relatie tot de slaoliestijl haar als kwestie voor te leggen. Om hiertoe te geraken wilde ik allereerst haar onderdanen en ranke gestalte indirect te berde brengen. De vraag of Venus lange benen had, schotelde ik haar daarom bedachtzaam formulerend voor.[23]
Ik ben juriste, geen femme fatale. Met mijn benen loop ik niet weg; maar wandelen doe ik graag. Voor mij draait het leven veeleer om gerechtigheid. Het leven bestaat niet alleen uit lust en zintuiglijke sensatie. En kunst is trouwens meer dan schoonheid en decoratie!
Onder het genot van een glas wijn werd de dialoog nog een tijdje voortgezet. Ik was in mijn nopjes met het zojuist genoemd citaat. Zo’n cliffhanger had ik zelf nooit weten te verzinnen!
The Yellow Book, Aubrey Beardsley Twins, Aubrey Beardsley Sappho, Majeska
[3] Richard Gilman heeft een boeiend boek geschreven met als titel Decadentie. Een citaat hieruit wil ik de lezeres niet onthouden. Over Des Esseintes schreef Forster: ‘Was hij decadent? Ja, goddank wel. Ja, hier was tenminste weer iemand die de tijd nam om te voelen en te experimenteren met zijn gevoelens, om te proeven en te ruiken en boeken te rangschikken en bloemen in elkaar te zetten, en zelfzuchtig te zijn: zichzelf te zijn. R. Gilman, Decadentie (Amsterdam 1981) pagina 184-185.
[6] Osbert Burnett in: R. Gilman, Decadentie (Amsterdam 1981) pagina 147.
[7] A. Symons, The collected drawings of Aubrey Beardsley (New York 1968) pagina VIII. Ofschoon ik de uitdrukking hij stierf in de armen van de kerk prachtig vind, wil ik die toch relativeren. Ik zie de bekering van decadente kunstenaars eerder als een gebaar van excentrieke individualisten die pas tijdens hun ziekbed de collectiviteit omhelsden! Bovendien was deze geste bijna een garantie om als decadent kunstenaar in de geschiedschrijving te worden bijgezet.
[9] De index van The romantic agony heb ik nauwgezet nageplozen. Zelfs in deze bijbel der decadenten wordt Majeska niet genoemd! Mario Praz,The romantic agony (Londen 1979).
Milan Roeterink, kunst en de cultuur van het wegkijken
Sinds de dageraad der mensheid wordt het door schilders in beeld gevat.[1] Al millennialang weten dichters zich erdoor in vervoering gebracht.[2] Maar wat het eigenlijk is, valt lastig te benoemen.[3]
De vergoddelijking van schoonheid heeft volgens de Leidse schilder Milan Roeterink afsluiting als consequentie. Het wordt onbereikbaar en verdwijnt daarmee achter de horizon.[4]Voor hem draait kunst niet zozeer om schoonheid, maar om het betekenissenspel. Hij wil daarbij kwetsen noch verontrusten. Mijn kunst is geen martelwerktuig, aldus Roeterink. Daarom mijdt hij de uitbeelding van opzichtig naakt, verminkte kinderen of wereldschuwe vrouwen, verstikt door religieus gedachtegoed. Dat leidt alleen maar af van datgene waar het werkelijk om gaat.
Roeterink kiest voor onnadrukkelijkheid. Zijn schilderijen ziet hij als suggestiestroken die leiden naar verstilde vluchtigheid. Door deze ervaring ontstaat een besef van de broosheid van het bestaan. Het gevoel van kwetsbaarheid dringt door. De kijker verinnerlijkt; hij is geraakt. Om dit emotionele proces is het hem te doen.
Blootstelling en openheid
Observatory Leyden, Milan Roeterink, 2016
Naar zijn zeggen gaat het in het leven als in de kunst om blootstelling en openheid. Tijdens het portretteren opent het model zich voor de blik van de kunstenaar. Nadien stelt de kunstenaar zich met zijn werk bloot aan beoordeling en veroordeling.
Het onafgebroken geklets in bepaalde kringen over subsidiekunstenaars ervaart hij als wegkijken. Het besef van de menselijke kwetsbaarheid wordt volgens hem zo handig vermeden. Afgeleid door details, rekensommen en stemmingmakerij blijft het zodoende op geriefelijke afstand.[5]
Dat Roeterink de gave bezit zich liefdevol open te stellen voor stad, streek en landschap blijkt vooral uit zijn aquarellen. Leiden typeert hij, vanwege de vele grachten, bruggetjes en molens, als ideaal voor een aquarel.[6]
In Leiden heeft hij sinds jaar en dag een atelier. In de sleutelstad waren tot nu ook de meeste exposities van zijn werk. Het is bovendien de stad waar hij ooit wijsbegeerte studeerde.
Floris Verster is een door hem bewonderde stadsgenoot.[7] Vooral zijn besneeuwde landschappen acht hij een lust voor het oog. Over hedendaagse Leidse kunstenaars als Marjolein van Haasteren, Louise Schamper en Fred Cohen is hij eveneens vol lof.
Roeterink schildert graag op popmuziek. Het liefste luistert hij naar Anohni, Moby en Nick Cave.[8] Ook dandyeske artiesten vallen door hun betekenissenacrobatiek bij hem in de smaak. De persoonlijkheidscultus van dandy’s, zoals Bryan Ferry’s faam als vrouwenverleider, neem ik daarbij voor lief.[9] Dat is mooi, natuurlijk. En hopelijk zal Ferry deze genereuze geste weten te waarderen!
Canal De Does, Milan Roeterink, 2012
De verstreken houdbaarheidsdatum der eeuwigheid
Naast gecanoniseerde kunstenaars als Rembrandt en Vermeer, laat Roeterink zich ook inspireren door onbekende schilders, zoalsDolf Henkes en Jan-Willem Maronier. Een anonieme status is volgens hem lang niet altijd het voortvloeisel van weinig kwaliteit, maar geregeld ook een kwestie van toeval, een zwak sociaal netwerk of een gebrek aan publicitair benul.
Het eeuwigheidsverlangen dat zo lang de westerse cultuur domineerde, heeft duidelijk aan aantrekkingskracht ingeboet.[10] De houdbaarheidsdatum van de eeuwigheid is verstreken! Onsterfelijkheid lijkt als hoop en visioen verlaten, zoals eerder ook al uit mijn artikel over Itsme Marks bleek.[11] Ook Roeterink is hierin geen uitzondering; hij glijdt mee in dit proces.
Ik streef roem noch onsterfelijkheid na. Ik ben content met mijn relatieve anonimiteit. Ik leef in het moment en schilder de vluchtigheid. En als mens en schilder ben ik zonder meer ook erg vluchtig, veronderstelt de geschoolde denker. Of deze Leidse kunstenaar zich met zijn uitspraken voor de eeuwigheid heeft vastgelegd, is vermoedelijk voor menigeen een zinloze gedachte.
After the training, Milan Roeterink, 2010
Church-at-twilight, Milan Roeterink, 2010TX55, Milan Roeterink, 2010
Noten
[1] Iconisch in dezen is natuurlijk Het meisje met de parel van Vermeer.
[2] John Keats is met zijn gedicht A thing of beauty is a joy forever, een schitterend voorbeeld van dichterlijke vervoering als het om schoonheid gaat. Zie http://www.online-literature.com/keats/463/. Jacques Perk ruilde God daadwerkelijk in voor schoonheid, zoals blijkt uit zijn gedicht Deinè Theos. Zie http://cf.hum.uva.nl/dsp/ljc/perk/math106.htm en http://www.dbnl.org/tekst/kort006isvo01_01/kort006isvo01_01_0037.php. De geëxalteerde staat van deze negentiende-eeuwse dichters wijt ik aan hun jeugd. Deze jong gestorven lyrici waren in de twintig toen ze dit schreven en op die leeftijd is menigeen nog niet tot bezinning gekomen. Maar wellicht spreek ik nu te zeer uit eigen ervaring.