De Leidse kunstenares Sylph Barrett lijkt weggelopen uit een film van Tim Burton.[1] Ze oogt zo etherisch dat de neiging moet worden onderdrukt om te kijken of haar schoenen wel met lood zijn verzwaard om te voorkomen dat ze in de wolken verdwijnt.[2]
Er was eens een meisje op de kleuterschool dat niet van de tekentafel viel te weerhouden, is derhalve een passende zin om dit artikel mee te beginnen. De juf probeerde me weleens naar andere tafeltjes te loodsen, maar dat liet ik niet gebeuren. Dat de nog (af en toe) naar de naam Sylvia Borreman luisterende latere artieste een kunstzinnige opleiding zou gaan volgen, zal destijds niemand hebben verbaasd.[3]
Kunst en literatuur
Tijdens haar studies aan die Haagse academies werden Delvaux, Dali en Margritte haar lievelingsschilders.[4]Mondriaan wil ik ook nog noemen, met name zijn schilderij Evolutie.[5] Algemener gesproken ontwikkelde ze een zwak voor het symbolisme, expressionisme en magisch realisme.[6]
Het is opvallend dat een aantal Leidse kunstenaars met de sticker magisch-realist kan worden beplakt, zoals Theo Lohman, Fred Hansen en Willem Breddels.[7] Vanzelfsprekend past Sylph Barrett ook in dit illustere rijtje!
Gedurende haar kunstonderricht nam Barrett tevens de tijd om zich te verdiepen in literatuur. Ze raakte verslingerd aan Nederlandse auteurs zoals Van Eeden, Adema van Scheltema en Gorter.[8]
Engelse schrijvers als Dickens, Austen en Carroll stalen echter haar hart.[9]Die literatuur raakte me.Ik had op jonge leeftijd al iets met Engeland gekregen. Als pubertje wist ik zeker dat ik er naartoe zou gaan. En Londen was mijn stad!
Londen
Na haar studies in Nederland vertrok Barrett naar Londen. Aldaar deed ze een vervolgopleiding aan de Heatherley School of Fine Art. Aan deze beroemde kunstacademie studeerden onder meer Burne-Jones, Rossetti en Millais.[10]
Ik ben verzot op het werk van Rackham die ik tijdens mijn opleiding in Engeland begon te bestuderen.[11]Deze kunstenaar verzorgde in het begin van de twintigste eeuw onder meer de illustraties voor een heruitgave van Alice’s adventures in wonderland.
Ik heb iets met de eerste decades van de twintigste eeuw, met name de roaring twenties.[12]Was er maar een tijdmachine waarmee ik even terug kon gaan naar die tijd. Wat zou het mooi zijn al die kunstenaars te kunnen spreken en aan het werk te zien!
The roaring twenties
Barrett ontwikkelde in die tijd een fascinatie voor kleding.[13]Ik werd zo nu en dan voor Fancy dress parties uitgenodigd. Ik hield ervan om op die feesten in Charleston stijl te verschijnen.
In de Engelse hoofdstad werd ze al gauw een vaste bezoeker van The Marquee.[14] In deze legendarische muziekclub debuteerde niemand minder dan David Bowie! Tegen het eind van de jaren zeventig werd deze club de bakermat voor new-wave en punk.
Ik heb daar ook een tijdje gewerkt. Het was de gemakkelijkste baan die ik ooit heb gehad. Ik moest er alleen op letten dat niemand stiekem naar binnen glipte.
Ik heb er The Lovin’ Spoonfull en The Cure regelmatig zien optreden. Later heb ik daar ook mijn man ontmoet.[15] Met haar grote liefde zou ze uiteindelijk terugkeren naar Leiden.
Barrett probeerde destijds ook al aan animatiefilms mee te werken. In Londen ging ik vaak langs studio’s, waar de animatiefilms nog met de hand werden gemaakt. Het was dikwijls zonder resultaat, maar ik gaf de moed niet op. Dat haar doorzettingsvermogen tenslotte toch vruchten zou afwerpen, zal blijken tegen het eind van dit artikel.
Terug in Leiden
In Leiden ging Barrett snel op zoek naar een werkruimte. Ik leerde gelukkig Fred Hansen kennen en in zijn atelier mocht ik schilderen.[16]Toen ik op zijn atelier werkzaam was, maakte hij grote werken, vaak in pastelachtige kleuren. Surrealistisch en meestal heel spiritueel.
Volgens Barrett schilderden ze af en toe ook samen, vaak op muziek van de Carmina Burana.[17] Hij werkte soms nachtenlang door, alsof hij in trance was. Ik hou vooral van zijn meditatieve schilderijen. Die zijn van grote invloed geweest op mijn eigen ontwikkeling.
Beweging en kleur kenmerken het werk van Barrett. Ik hou erg van paars, zeegroen en blauw. Deze kleuren zie je geregeld terug in mijn schilderijen. Ik begin te werken zonder een vastomlijnd beeld. Ik wil er ook niet veel over nadenken. Het gebeurt terwijl ik schilder. Als mijn schilderijen worden begrepen is dat mooi, maar niet belangrijk.
Het belang van Egyptische en Japanse kunst in haar werk onderstreept ze. Ik heb geruime tijd prenten gemaakt naar Japans voorbeeld en misschien ga ik dit weer doen.
Als kind ging ze graag naar De Lakenhal om Het laatste oordeel van Lucas van Leyden te bewonderen. Leny Noyen is een Leidse kunstenares uit de huidige tijd waarvoor ze veel lof heeft.[18] Ik hou van haar portretten en haar menselijke figuren. Ook over de gebroeders Donker steekt ze de loftrompet.[19]Ik heb Gijs en zijn twee broers ooit samen zien schilderen in De Lakenhal. Dat was geweldig!
Animatiefilms
Naast schilderen en het illustreren van boeken heeft Barrett haar talenten per slot van rekening toch ook weten te verzilveren in animatiefilms! Zo werkte ze onder meer mee aan Back to the Inkwell van Bijlsma. In deze korte film uit 1992 wordt een tekenfiguurtje tot leven gebracht. Vanzelfsprekend vergt het heel wat inspanningen om dit figuurtje weer terug in de inktpot te krijgen.
Ook aan Dada (1994) van Kroon leverde Barrett een artistieke bijdrage. Dit geldt eveneens voor Holy smoke (2000) van de in Rennes geboren Renault.[20]
Animatiefilms uit de jaren dertig vind ik nog steeds heel mooi, zoals Betty Boop en Popeye. Maar ook Disneys Sneeuwwitje en de zeven dwergen blijf ik bijzonder vinden. Daarna liet de kunstenares met een glimlachje weten dat ze ook met plezier kijkt naar hedendaagse animaties als Wallace & Gromit en Shaun het schaap.[21]
Neo-realistische klassiekers en film noir
In haar persoonlijk leven zegt Barrett toch vooral een voorkeur te hebben voor neo-realistische films zoals Ladri di byciclette en La Strada.[22]Verder hou ik erg van film noir. The big sleep is een lievelingsfilm van me.[23] Maar ik ben geen femme fatale. Dat ben ik ook nooit geweest, voegde Barrett er vreemd gehaast aan toe.
In deze door Hawks gemaakte klassieker uit 1946 zijn Bacall en Bogart elkaars tegenspelers, waarbij Bacall de rol vervult van een uiterst verleidelijke vrouw. Een jaar tevoren was de actrice op 21-jarige leeftijd in het huwelijk getreden met filmicoon Bogart. Vervolgens groeiden ze uit tot het onbetwistbare sterrenechtpaar van de Verenigde Staten.
The big sleep werd vanaf het begin gekritiseerd vanwege het nogal onbegrijpelijk verhaal, zoals ook de regisseur en de scriptschrijvers zelf beaamden.[24]
De fameuze Amerikaanse filmcriticus Crowther omschreef Bacall in deze film bovendien als een dangerous looking female. Na dit bangelijk gejammer verzuchtte hij: she generates pressure.[25] En om zijn smart in de stijl van Schopenhauer te voltooien: het ergste moet nog komen![26]
Sprookjesbos en dansende elfjes
Momenteel werkt Barrett voor het Amsterdamse Eye Filmmuseum. Ik voer daar stills in en verwerk de persoonlijke correspondentie van belangrijke filmregisseurs. Natuurlijk is het boeiend om de handgeschreven brieven van Haanstra, Verhoeven en Rademakers te lezen, of de familiekiekjes van De la Parra te zien.[27]
Barrett benadrukt tevens de invloed van de natuur op haar werk. Het fijne is dat ik al in de vroege ochtend naar het museum ga. Om half zeven zit ik in de trein en geniet onderweg van de oranje en blauw-gele luchten. En soms hangt er mist boven het water en de weilanden. Dit natuurfenomeen dreef haar tot het maken van Magic wood with dancing fairies.[28]
Soms wordt op een erg grappige manier aan mij gevraagd of ik in een sprookjesbos woon. Ik hou van sprookjes. Ze inspireren me tot op de dag van vandaag. Ik genoot als kind al van werelden vol elven.
Het is geenszins mijn bedoeling mensen uit hun droom te halen. Want het is evident dat Barrett kleur en magie geeft aan kunst en leven. Niettemin leeft ze gewoon in Leiden!
[3] Op 16-jarige leeftijd begon zij lessen te volgen in tekenen en schilderen. Jan Sierhuis en Nol Kroes waren onder meer haar docenten aan de Vrije Academie in Den Haag. Daarna volgde een 5-jarige studie aan de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten, eveneens in Den Haag.
In 2011 is een aantrekkelijke roman verschenen die deels in Leiden speelt, getiteld De denker en de droomster. Dit door Jongsma geschreven verhaal heeft overduidelijk magisch realistische kenmerken en bovendien wordt er heel wat af gedroomd! Een grapje uit dit verhaal wil ik de lezeres niet onthouden. “Je kent misschien wel het grapje waarbij de aarde tegen een andere planeet zegt: “Ik heb last van homo sapiens”, waarop die antwoordt: “Dat gaat vanzelf weer over.” Uit De denker en de droomster (Amsterdam 2011), pagina 101.
[15] Conn Barrett! Behalve door zijn luitspel is hij ook enigszins bekend door zijn inventarisaties en foto’s van zandhagedissen in de Katwijkse duinen.
Maurice Abcarius, kunst en de kracht van het noodlot
Op zeer jonge leeftijd speelde hij al viool en saxofoon. Gedurende zijn adolescentie verruilde hij deze muziekinstrumenten voor de graffiti spuitbus en voorzag onder de namen Sky en Vesuvius tunnels, fabrieksmuren en aquaducten graag van een kleurtje. Soepel slaagde hij erin deze activiteiten te combineren met de opleiding International business and management, die hij succesvol wist af te ronden.
Met de kennis van nu valt eenvoudig te constateren dat deze studie slechts een korte dwaling was in een van kunst doordrenkt bestaan. Want na zijn opleiding ontvlamde bij de Leidse kunstenaar Maurice Abcarius al snel een onstuitbare passie voor de schilderkunst. Ik ging voortdurend naar musea om onder meer het werk van Karel Appel en Herman Brood te bekijken.[1]Dat inspireerde mij! Een kunstopleiding heb ik echter nooit gevolgd. Daarom mag men mij gerust een autodidact noemen.
Over de honderd schilderijen heeft hij inmiddels gemaakt.[2] En sinds 2004 vinden er ook exposities van zijn werk plaats, veelal onder de moederlijke vleugels van pop-up galerie Beeldschoon.[3]Mijn kleurcombinaties worden geprezen. Daar ben ik trots op. Maar in wezen beleef ik mijn kunstwerken toch als een probeersel, meer niet.
Jacob Kanbier en Angela Robson zijn Leidse kunstenaars die hij zegt te bewonderen.[4]Zo schilderen als Kanbier gaat me nooit lukken, maar mooi is het wel! Als Robsons zeegezicht Bestemming onbekend ter sprake komt, wordt hij ronduit lyrisch. Dat bootje! Met dat bootje erop! Daarmee maakt ze dat doek helemaal af.[5]
De kunst der kunsten
En toen prangde plots het verlangen naar de liefde van zijn jeugd… De hunkering om muziek te maken, bedwelmde hem. Het valt, naar mijn smaak, allerminst uit te sluiten dat de muze Euterpe hieraan debet is geweest.[6]
Dankzij haar heeft Abcarius intussen meer dan vijfentwintig albums gemaakt, allemaal in het dance-genre.[7]Het is misschien apart om tegen je te zeggen. Maar in Noordwijk is er de meeste belangstelling voor mijn muziek. Het kan dat de disco’s daar een rol in hebben.
Zonder muziek zou het leven een dwaling zijn. En ik geloof alleen in een God die kan dansen.[8] Deze bekende uitspraken van Friedrich Nietzsche legde ik hem vol verwachting voor. Hij beaamde ze met een veelzeggend, ironisch knikje en vervolgde daarna zijn verhaal.
Mijn muziek is al in veel landen op de radio te horen geweest. Sinds januari 2018 sta ik onder contract bij de Amerikaanse muziekmaatschappij Rehegoo. Van hen heb ik de toezegging gekregen dat ze mijn albums wereldwijd gaan promoten. [9] Ik ben zo benieuwd wat dat gaat opleveren.
Depeche Mode, Moby en Boris Brejcha beschouwt hij als zijn belangrijkste inspiratiebronnen.[10]Perfectionisme is me in muzikaal opzicht bepaald niet vreemd. Misschien luister ik daarom weinig naar mijn eigen muziek, op het nummer Southern comfort na. Want dat is lekker zwoel. Muziek moet trouwens op zijn tijd ontregelen. Er moet ook iets vreemds gebeuren. Het mag zelfs iets lugubers hebben.
Volgens Arthur Schopenhauer is muziek de kunst der kunsten. [11] Het wezenlijke van het bestaan wordt naar zijn idee door de muziek geraakt en valt zelfs daarmee samen. Alle andere artistieke uitingen waren in zijn ogen slechts schaduwen. Dit klinkt allemaal prachtig en diepzinnig, natuurlijk! Ik moet echter verder met dit artikel en beperk me met behulp van een noot derhalve tot enkele verwijzingen over dit onderwerp.
Fatum en vergankelijkheid
De digitale muziekmaker zegt een fascinatie voor het fatum te hebben. De noodlottigheid wist de dichtende Leidse hoogleraar Pieter van Eyk, iets minder dan een eeuw geleden, fraai vorm te geven gezien zijn fameuze De tuinman en de dood. In dit gedicht probeert namelijk iemand uit alle macht zijn levenseinde te ontlopen. Het vergeefse van dit streven zal evenwel geen sterveling verrassen.[12]
Volgens Abcarius kan het thema der vergankelijkheid ook in zijn eigen kunstuitingen worden terug gevonden. In zekere zin is het leven een ziekte tot de dood.[13]Maar ik laat me niet makkelijk klein krijgen. Zo lang het gaat, werk ik gewoon stug door!
Ik aanbid de natuur. Ik ben gefascineerd door haar pracht en kracht. In de natuur ervaar ik ook de magie en het mysterie van het bestaan. Dat is ook allemaal terug te zien in mijn werk.
De Leidse kunstenares Angela Robson schildert voornamelijk landschappen, zeegezichten en aan fantasy ontsnapte wezens. [1] Haar doeken zijn zonder meer klinkklare kleurenbommen. De majestueuze macht van de natuur toont zich daarbij in alles. Een vage angst voor naderend onheil maakt zich bovendien geregeld van de kijker meester.[2]
Op mijn vraag of bovenstaande zinnen haar werk goed typeren, reageert Robson met een citaat. Draw strength from the earth and repay her with beauty. Dat is ook mijn levensmotto. Je weet vast niet welk nummer ik nu citeer. Die band lijkt me namelijk niks voor jou. [3]
Geef mij maar een emotionele bom!
Robson vertelt weinig met realisme te hebben. Ik weet eigenlijk ook niet wat dat is. Kan jij het definiëren? Schilderen naar het leven soms? Als dat realisme is, geef mij dan maar een emotionele bom. Mijn schilderijen laten vooral ook zien dat er meer is tussen hemel en aarde dan menigeen bevroedt. Een spiritueel levensgevoel ligt aan mijn werk ten grondslag.
Hierna bracht ze enthousiast haar romantische inborst ter sprake. Als klein meisje droomde ik er al van te worden weggevoerd door de prins op het witte paard. Mijn tienertijd bracht ik goeddeels lezend op bed door. Ik raakte verslaafd aan fantasy. Ik dweepte met David Eddings, Charles de Lint en John Tolkien.[4]
In die periode leerde Robson ook het werk van de Prerafaëlitische Broederschap kennen.[5]Hun manier van schilderen, die fraaie vrouwelijke modellen en natuurlijk hun uitbeelding van allerlei legenden. Ik kreeg daar toen geen genoeg van.
Een boeiende toevalligheid is dat de later door een jury, vanwege zijn middelmatige vertelkunst en pover proza, voor de Nobelprijs afgewezen Tolkien in zijn jeugd in de ban geraakte van Rossetti en zijn bentgenoten.[6]
Lady Lilith
Het meest iconische prerafaëlitische schilderij is naar mijn idee Lady Lilith van Dante Gabriel Rossetti.[7] Met dit werk schiep hij een veelbesproken femme fatale. Vooral haar weelderige haardos werd door menigeen gevreesd; het zou mannen tot haar slaven maken.
Lilith paste niet in de gebruikelijke negentiende-eeuwse zoetheid waarbij al snel termen als engel en morele zuiverheid vielen als een vrouw ter sprake kwam. Lilith is machtig, duister en door haar schoonheid levensgevaarlijk. Zij is een genadeloze femme fatale die otherness symboliseert.[8]
Degenen die The mists of Avalon als boek of verfilming kennen weten dat de vrouwen in deze Arthur legende vaak opvallend lang rood haar hebben.[9] Ik vraag me af of Rossetti’s Lady Lilith hieraan debet is. Hoe beeldbepalend is zijn schilderij nadien geworden? Ik heb dit echter niet onderzocht; ik kan er dus weinig zinnigs over zeggen.
Leiden
Robson is overduidelijk gericht op de internationale markt. Haar websites zijn grotendeels in het Engels geschreven. Mijn kunst wordt wereldwijd verkocht, maar in het bijzonder toch in Australië, Nieuw-Zeeland een de Verenigde Staten. Achter deze internationale oriëntatie schuilt een intrigerend verhaal.
Er was namelijk eens een peuter die met haar uit Australië afkomstige ouders naar Leiden verhuisde omdat haar vader aan de universiteit aldaar een baan aangeboden had gekregen. In de sleutelstad promoveerde hij ook en nadien doceerde hij er een aantal jaren Javaanse talen. Na zijn academische loopbaan in Leiden werd Robson (assistant) professor aan de in Melbourne gevestigde Monash university.[11]
Ook Robsons moeder is als vertaalster nauw verbonden met de Leidse universiteit. Zo werkte ze onder meer mee aan Leiden Oriental Connections 1850-1940, onder leiding van Willem Otterspeer.[12]
De hoogleraarsdochter werkt momenteel eveneens voor de Leidse universiteit, na de succesvolle afronding van haar studie Engelse literatuur. Aanvankelijk wilde ik mijn thesis over Jean Rhys schrijven, maar dit werd me ontraden. Er is namelijk al zoveel over haar geschreven.
Rhys is onder meer bekend van Wide Sargasso sea, een prequel van Jane Eyre.[13] Met deze roman werpt Rhys een geheel ander licht op het wereldberoemde verhaal van Charlotte Brontë. Een aantal critici beschouwen het als een postkoloniaal antwoord op Jane Eyre.
Literatuur en zelfbeeld
Uiteindelijk studeerde Robson af op het werk van Jamaica Kincaid. Etniciteit, identiteit en zelfbeeld zijn onderwerpen die me namelijk al lang bezighouden. In mijn eigen leven heeft dit ook gespeeld, nog steeds eigenlijk.
Google leerde me dat Kincaid al jarenlang als hoogleraar aan Harvard is verbonden en oorspronkelijk uit Antigua komt. Postkolonialisme, ras en identiteit zijn haar grote onderwerpen. Kincaid woont al geruime tijd in Vermont en bloemen kweken is een van haar passies waar ze ook geregeld over schrijft.[14]
Ik heb me altijd anders gevoeld. Ik ben gepest en heb last van allerlei jeugdtrauma’s. Ik bezit de Australische en Nederlandse nationaliteit, maar door mijn (Javaanse) biologische moeder voel ik me vooral exotic. I’m certainly exotic!
De aan de Leidse universiteit verbonden Liesbeth Minnaard citeert in haar bespreking van Lodewijk van Deyssels Blank en geel Graham Huggan. Deze denker beschouwt exotisme als een esthetische manier van waarnemen die otherness produceert.[16] Exotisme maakt mensen en landschappen vreemd en anders terwijl de indruk wordt gewekt dat ze liefdevol worden binnen gesloten.
De negentiende-eeuwse roman Carmen van Prosper Mérimée is eveneens een interessant voorbeeld van het scheppen van otherness.[17] In dit verhaal speelt een zigeunerin de hoofdrol, met Spanje als exotisch decor. Door de schrijver wordt ze als anders neergezet. Bovendien is Carmen een femme fatale, ongebreideld bovendien in haar vrijheidszin. Zij staat in contrast met het eigene en vertrouwde. Carmen symboliseert otherness!
Achterstelling
Wie is achtergesteld en wie niet? Wat zijn eigenlijk de argumenten waarmee iemand zich een exoot mag noemen? Wie hoort erbij en wie wordt buitengesloten? Deze vragen drongen zich tijdens mijn interview met Robson geleidelijk op. Tegelijkertijd begon het nummer The ‘in’ Crowd van Bryan Ferry door mijn hoofd te spoken.[18]
De geschiedenis van Nederland trok in gedachten in ijltempo aan me voorbij. Volstrekt willekeurig schoten me twee evident achtergestelde groepen te binnen. Allereerst de kinderen van ouders met onvoldoende financiële middelen voor wie lange tijd studeren niet was weggelegd.
Pas dankzij de invoering van de studiebeurs in de jaren vijftig van de vorige eeuw konden ook deze kinderen colleges volgen bij professor Robson, om maar een Leidse geleerde te noemen. Eindelijk konden zij zich laven aan de tempel der wijsheid, iets dat daarvoor zo goed als onmogelijk was.[19]
Een andere achtergestelde groep zijn de rooms-katholieken geweest. Na de invoering in 1575 van het calvinisme als staatsgodsdienst werd het grootste deel van de Nederlandse bevolking gekneveld. Zo was het bijvoorbeeld voor katholieken verboden om hoogleraar te worden. Omstreeks 1900 waren er in Nederland slechts twee katholieke professoren.[20] Pas na de oprichting van de Nijmeegse universiteit (1923) nam het aantal hoogleraren met deze religieuze achtergrond toe.[21]
Artistieke verbondenheid
Op mijn vraag of ze iets heeft met het neosymbolisme van toonaangevende Leidse kunstenaars als Jacob Kanbier en Justus Bakhuizen van den Brink antwoordt ze ontkennend.[22]De Haagse School boeit me evenmin. Dit geldt ook voor De Stijl. Eigenlijk heb ik weinig met kunststromingen in Nederland.[23]
Georgia O’Keeffe en Frida Kahlo bewonder ik niet zozeer om hun kunst, maar vanwegen hun moed.[24] Met de impressionisten voel ik affiniteit, zeker ook met Australische schilders zoals Arthur Streeton en Tom Roberts.[25] Hoe zij het landschap wisten te vatten! Je voelt de hitte; je ziet de weidsheid. Ik probeer hun schilderstijl na te volgen, die vind ik prachtig.
Tot mijn verrassing begon Robson ongevraagd plots aan een opsomming van een aantal Leidse kunstenaressen. Ik vind het werk van Joke Elzinga, Fenny van de Wal, Annemarie van der Vlist en Eva de Visser heel mooi. Hun natuurweergave, hun kleurgebruik en zeker de techniek van Eva vind ik erg knap.[26]
De vraag naar het eigene
Roger Scruton en Thierry Baudet hebben het nodige over de afkeer van het eigene geschreven.[27] Beide denkers hebben niets op met multiculturalisme. Ze verzetten zich tegen de uitholling van de nationale autonomie en zijn beducht voor groepsvorming waarbij de etniciteit van de betrokkenen alles bepalend is. Het volstrekt op zichzelf gericht zijn van bepaalde groepen associëren ze met cliëntelisme en een gebrek aan interesse en empathie voor mensen buiten de eigen sfeer. Het is de angst voor de terugkeer van het stamdenken op Europese bodem, als ik hun denkbeelden eventjes mag samenvatten.
Dat kan allemaal zo zijn, maar het eigene acht ik toch vooral een ideologisch bedenksel, alle nationale en regionale canoniseringen ten spijt. Het is in ieder geval allerminst een gegeven, maar veeleer een sociale constructie.
Scruton heeft etniciteit vervangen door containerbegrippen als traditie en geschiedenis. De tradities zijn bepalend, niet het individu. Hiermee schaart Scruton zich in het kamp der collectivisten!
Er zijn echter zoveel identiteiten die een mens heeft, dit alles afhankelijk van de invalshoek. Onze identiteiten scheppen we zelf wel. Wij zeker! [28] Met deze zinnen uit Nachtengeltjes en driehoekjes heeft Scruton helemaal niks. Een zelfbewust individu is namelijk al snel ontworteld in zijn ogen.[29]
Gelukkig is er een mogelijkheid om de heerschappij van de roedelriedel en het clubjesgekakel te voorkomen, of dat nu via etnische achtergronden gaat of door het celebreren van een geïdealiseerd verleden, zoals bij Scruton het geval is. Gert Jan Geling pleit in een artikel, dat tot nu onvoldoende aandacht heeft gekregen, voor de belangen van vrijzinnige individuen die zich niet willen laten ringeloren door de roedelriedel. Geling kiest voor kosmopolitisme en diversiteit, maar niet voor multiculturaliteit. Hokjes hunkering op grond van geschiedenis of huidskleur is hem een gruwel. Het gaat Geling om het nieuwsgierige individu dat zich niet wil laten knevelen door groepsgeest.[30]
Dort wo Du nicht bist
Het levensgevoel van Robson is dat van een romantische zoeker. Bij tijd en wijle kreeg ik tijdens mijn interview met haar het idee dat ze eventjes was weggelopen uit Schuberts magistrale Die Winterreise. De hoofdpersoon in deze liederen voelt zich een buitenstaander. Hij is iemand die anders is, naar zijn idee. Vanzelfsprekend kan de luisteraar niet anders dan met hem meeleven.[31]
Mijn indruk is dat Robson zich alleen in de wereld van de kunst waarlijk thuis voelt. In de alledaagse werkelijkheid wordt ze al snel overvallen door het verlangen elders te zijn. Om uit Schuberts Der Wanderer te citeren: Dort, wo Du nicht bist, Dort ist das Glück.[32]
Of dit laatste ook geldt voor de nu volgende uitspraken van Robson, laat ik ter beoordeling aan de lezeres. Ik wil eigenzinnig blijven; een eenling die nog erg mooie schilderijen zal gaan maken. Toch verlang ik er ook naar erbij te horen. Voor een lidmaatschap van Ars en een atelier aan Haagweg 4 zou ik tekenen. Ik heb het dan gehaald. Dan ben ik iemand. Dan ben ik one of them.[33]
Noten
[1] Een tentoonstelling exclusief gewijd aan het werk van Robson is van 9 tot 30 september te zien in The ABC Treehut, Lange Poten 23 in Den Haag. Van 5 tot 29 oktober exposeert zij samen met andere aan Galerie Beeldschoon verbonden kunstenaars in de Old school, Pieterskerkhof 4a te Leiden.
Angela Robson volgde tussen 2008 en 2017 diverse cursussen bij Ars aemula naturae en kreeg les van onder meer Peter Duivenvoorden (De Werkplaats) en Barthel Brussee (Koninklijke academie van Beeldende Kunsten te Den Haag).
[20] De namen van deze geleerden wist ik niet te achterhalen. Eigenaardig genoeg loodste Google me gelijk naar de eerste vrouwelijke hoogleraar in Nederland. Dankzij Google weet ik inmiddels dat dit Johanna Westerdijk is geweest. Waarom ik aldoor naar haar werd verwezen, weet ik niet.
Ik moet wel bekennen dat ik vaak vrouwen googel; uitsluitend om beroepsmatige redenen natuurlijk. Of dit de ‘behulpzaamheid’ van Google verklaart, betwijfel ik echter. Zie https://nl.m.wikipedia.org/wiki/Johanna_Westerdijk.
[28] Uit Nachtengeltjes en driehoekjes. Dorian d’Oliveira. Met illustraties van Itsme Marks. Uitgeverij Aspekt 2018.
[29] Roger Scruton weet zijn pessimistische mensvisie indrukwekkend te verwoorden. Een veelzeggende bijkomstigheid hierbij is dat hij dit pessimisme niet op zichzelf toepast. Scruton houdt bijvoorbeeld van de vossenjacht. Deze zucht tot jagen billijkt hij met verwijzingen naar het belang van samenwerken (jagers, honden en drijvers!). Ook tradities roept hij graag te hulp om de vossenjacht te rechtvaardigen. Betekent dit dat hij ook in is voor de herintroductie van ganstrekken en palingtrekken? Of vallen deze activiteiten buiten het zicht en de interesse van de groep waartoe hij zich rekent en wier belangen hij verdedigt? Verder benut hij nog als argument dat dieren in de natuur ellendig aan hun eind komen. De vossenjacht is dan geheel hiermee in overeenstemming! Dat dit allemaal drogredenen zijn om wreedheid en bloeddorst te verhullen zou een pessimistische denker snel veronderstellen. Maar Scruton lijkt opmerkelijk weinig introspectief te zijn in dezen.
Aangezien in Virginia (USA) de jacht op vossen wel legaal is, maakt hij van de gelegenheid gebruik om zijn ’traditie’ buiten Engeland voort te zetten. Met enig recht kan men dit ook ontworteld individualisme noemen!
Van zijn afkeer voor individualisme en geldzucht maakt hij geen geheim. Zijn aanname van een fikse som geld van een Japanse tabaksfirma met de verplichting om reclame te maken voor rookgerei mag hij dan in een nieuw boek eens haarfijn uit de doeken doen om te voorkomen dat de indruk onstaat dat de vos de passie preekt!
Femke Bender en de sirenenzang van weemoed en schoonheid
Ik wil graag mooie dingen maken. En tijdens het schilderen geniet ik met volle teugen van de arbeid zelve. Bedachtzaam een beeld opbouwen is volgens de Leidse kunstenares Femke Bender een uiterst sensuele ervaring.[1]
Bender studeerde aan de Willem de Kooning Academie en specialiseerde zich in vormgeving en illustreren. Dit past het beste bij me. Ik zal namelijk niet zo snel verbaal mijn mening geven. Met mijn illustraties lukt dat veel beter. Bender werkt in opdracht en maakte onder meer affiches voor het Rotterdams filmfestival.
Alphonse Mucha is mijn grote voorbeeld. Hij blijft me verrassen, vooral door zijn kleurgebruik. [2] Deze Tsjechische kunstenaar wordt gerekend tot een der iconen van de Jugendstil. Bloemen en beeldschone vrouwen, soms voorzien van een halo, bevolken zijn artistieke wereld.
Ik vind mijn voormalige studiegenote Denise van Leeuwen trouwens ook erg goed. Haar werk volg ik nauwgezet. Over Van Leeuwen zelf kon ik via Google weinig te weten komen. Wel werd me duidelijk dat ze voor het modetijdschrift Elle illustraties heeft gemaakt.[3]
Geen mens te zien!
Vogels en bomen sieren Benders schilderijen. Geen mens valt er te zien! De woekering der beschaving wordt zorgvuldig buiten beeld gehouden.
Het boekje Leidse Longen prikkelde mij om een aantal bomen in het Plantsoen te schilderen.[4]Maar mijn portretten van vogels verkopen het beste. Veel hiervan is inderdaad verkocht. Dit was ik al nagegaan voor ik haar sprak. Vogels vind ik vaak nogal truttig afgebeeld. Ik schilder ze met een kleurige achtergrond. Daardoor gaat alle aandacht naar het vogeltje uit, lichtte Bender toe.[5]
Bij Jeroen Bosch stonden vogels voor wat in zijn tijd als menselijke ondeugden werden beschouwd. Zo symboliseerde de lepelaar losbandigheid en drankzucht. De prachtig gekuifde hop verbeeldde een dweepzieke volgeling van Venus; een vrouwengek dus.[6]
Wat is een vogel? Een mechaniek, nietwaar.[7] Dit antwoord gaf Leonardo da Vinci op deze door hem zelf gestelde vraag. Wat een wereld van verschil klinkt hierin door, vergeleken met zijn tijdgenoot Bosch!
Een ellenlange, chronologische opsomming van de vogel in de schilderkunst ga ik liever uit de weg. Evenals de onvolprezen misantroop Emil Cioran ben ik immers veeleer een homme de fragment.[8] Wel wil ik nog kwijt dat De ontsnapte vogel van de achttiende-eeuwse Leidse schilder Willem van Mieris door kunstkenners wordt uitgelegd als een verwijzing naar verloren kuisheid.[9] Deze zwaarwichtige problematiek laat ik nu graag achter me. We travel light!
Onbevlekte landschappen
Landschappen trekken me aan als ik melancholisch ben. Ik kan er dan in wegdromen; hoe het leven anders kan, of beter. Ook geeft het me kracht en nieuwe moed voor de toekomst.
In Benders landschapsschilderijen schittert de mens door afwezigheid.[10] Bij Friedrich, Böcklin en Munch valt daarentegen vaak nog een gecultiveerde eenling te zien, verzonken in het uitzicht en gegrepen door bespiegelingen over het bestaan.[11] Eerder genoemde romantici kleurden het landschap echter evenzeer naar hun weemoedige of eenzame gevoelens.[12]
Bij Bender is het landschap ongerept en onbevlekt. Het toont slechts de schoonheid van de natuur. Althans, zo oogt het. Haar landschappen zijn echter niet van deze wereld; ze zijn fictief! Het lijken eerder toneeldecors met een oosters tintje. Dit laatste wordt door Bender beaamd. Ik heb me jarenlang verdiept in de Japanse prentkunst. Grappig dat jij die invloed terugziet in mijn werk.[13]
Ik schilder graag op muziek. White Lies, Maxïmo Park, Editors en Depeche Mode, mijn lievelingsband.[14] Ik val op hun illusieloze, inktzwarte teksten. Ken je Master and servant, Suffer well, Lie to me en Sister of night? Daar valt trouwens ook lekker op te dansen, hoor!
The Raven is poëzie waar ik vreselijk veel van hou. Ik luister er ook graag naar, gewoon via YouTube. Ik kan er dan helemaal in verdwijnen. In dit gedicht van Edgar Allen Poe wordt een gestorven geliefde betreurd. Volgens Poe is de dood van een prachtige, jonge vrouw een ideaal onderwerp voor dichters. Lenore! Lenore! Darkness there, nothing more. Dit is de metafysische boodschap van deze negentiende-eeuwse schrijver in een notendop.[15]
De femme fatale en de dandy
Na zoveel weemoed en tragiek was de stap naar de film noir en de femme fatale een peulenschil. Niets hoefde ik te forceren! Daar waar de natuur verdwijnt, verschijnt de femme fatale.[16] Dit citaat van Camille Paglia legde ik haar om te beginnen voor. Aangezien ze dit onbeantwoord liet, vroeg ik door.
Op mijn vraag of ik haar als femme fatale mocht inboeken, reageerde ze met een knipoog. Ik weet niet of ik dat ben. Echt, geen idee. Dat laat ik liever aan jou. Haar look van de dag leek enigszins geïnspireerd door de Amerikaanse actrice Jean Harlow, een mythische mannenverslindster.[17] Benders schoonheid dreef mij gaandeweg het gesprek bijkans tot waanzin. Het vergde veel, zo niet alles, van mijn krachten om een beroepshouding te bewaren.
Wat vind je van dandy’s? Op een zo’n zakelijk mogelijke toon doorbrak ik met deze vraag de ontstane stilte. Na een lange, indringende blik stak ze eindelijk van wal. Onlangs heb ik Robert van Raffe’s Zonder filter gelezen.[18] Zijn roman gaat over een man die besluit dandy te worden. Ik ken Robert nog uit de tijd dat ik met hem studeerde aan de Rotterdamse kunstacademie. Eerlijk gezegd heb ik over dandy’s nog geen mening gevormd. Het lijkt me wel een behoorlijk ingewikkelde geestesgesteldheid.
Uit eigen ervaring kan ik zeggen dat dit laatste een misverstand is, als ik zo terugkijk op mijn eigen leven. De boutades, dubbelzinnigheden en het frivole spel der verhullingen had ik razendsnel onder de knie. Op den duur wist ik ook niet beter. Het grote voordeel was dat ik nauwelijks nog nadacht over mezelf en derhalve veel tijd kon uittrekken voor lust, liefde, muziek, kunst en wetenschap.[19]
Melancholia & de magische hut
Back to Bender! Lars von Trier is een regisseur die me diep heeft geraakt, met name Melancholia. Wat een tragisch verhaal.En wat een wreedheid!
De wreedheid van de natuur wordt in deze film inderdaad fraai verbeeld. Een planeet, niet toevallig Melancholia geheten, ligt op ramkoers met de Aarde.
We leven mee vanuit het perspectief van twee zussen, Justine en Claire. Eerstgenoemde zus is al enige tijd neerslachtig en lijkt zich bijna te verlustigen in de naderende ondergang. Life on earth is evil. Nobody will miss it, houdt ze haar zus, moeder van een zoontje, voor.[20]
Als de botsing met Melancholia onvermijdelijk blijkt, besluit Justine om met haar neefje een magische hut te bouwen, met de bedoeling om angstig lijden van het ventje te voorkomen. Samen met Claire en haar neefje wacht ze in deze hut het einde af.
Deze magische hut zou zomaar de kunst kunnen symboliseren.[21] Volgens Nietzsche is de functie van kunst om niet aan de waarheid ten onder te gaan.[22] Dit is een prachtige zin, maar gezien zijn ontmanteling van het begrip waarheid veel te ingewikkeld om dit in drie trefzekere zinnen te analyseren.
Kunst kan ook worden uitgelegd als een expressie van ons utopisch verlangen.[23] Maar het mag, wat mij betreft, ook worden beschouwd als een autonome wereld, een spel met eigen regels, hoe veranderlijk ook.
Een verdiept besef van de broosheid van het bestaan zou volgens diverse psychologische onderzoeken bevorderd worden door de kunst.[24] Dat Melancholia de fragiliteit des levens op indrukwekkende wijze laat zien, is onmiskenbaar.
Enjoy the silence van Depeche Mode zal gedurende mijn uitvaart worden gedraaid. Tot mijn verbazing liet Bender dit plotsklaps met een eigenaardig lachje weten, verdwaald in gedachten als ik was. En zo ben ik je voor, sprak ze, want ik merkte aan alles dat je zocht naar een aangrijpend slot.
Noten
[1] Sinds 2009 zijn schilderijen van Femke Bender geregeld op tentoonstellingen te zien. Recent exposeerde ze nog in de Oude School te Warmond, samen met een aantal andere aan Galerie Beeldschoon verbonden kunstenaars.
De dandy neemt niets serieus! Een prachtige zin uit Van Raffe’s proeve van academisch kunnen. Serieus commentaar hierop laat ik achterwege, want ik weet over dit onderwerp te weinig. Ik ben onvoldoende erin geschoold. Wat het dandyisme betreft ben ik veeleer een road scholar.
Haar hele leven is verweven met de kunst. Bij mijn ouders thuis in Haarlem kwamen Anton Heyboer, Kees Verwey en Mari Andriessen over de vloer. Mijn vader was namelijk kunstschilder.[1] Na haar jeugd zocht Ineke de Vries haar heil in Leiden. Inmiddels is ze al meer dan dertig jaar als kunstenares en model werkzaam in de sleutelstad.[2]
Zeegezichten, boslandschappen en pittoreske, mediterraan aandoende dorpjes kenmerken haar met een speciale olieverf vervaardigde schilderijen. Mensen en dieren zijn zo goed als afwezig.[3]Toch hou ik van mensen, hoor. En net als jij vind ik vogels prachtig. Maar het is nooit bij me opgekomen ze te schilderen.
De religieuze symboliek en innerlijke ontwrichting waarmee de schilderijen van Caspar David Friedrich zijn doortrokken, ontbreken bij haar.[4] De Vries blinkt uit in het scheppen van idyllen. Haar kunst is kijkgenot.
De natuur is voor tevredenen of legen.[5] Met deze dichtregel van Bloem zegt ze niets te kunnen. Ik wil landschappelijke schoonheid laten zien. De natuur is mijn inspiratiebron. Hierbij gaat het mij om compositie, kleur en vorm.
Waardoor worden de thema’s en genrekeuzen van de kunstenares bepaald? Geen paniek! Deze vraag ga ik niet uitgebreid beantwoorden. Maar de sturing van de artistieke conceptie en waarneming wil ik graag eventjes contextualiseren, zonder al te vermoeiend te willen worden.
De wereldwijde verstedelijking dringt de natuur steeds verder terug. Er is nog nauwelijks ruimte voor, behalve op het linnen doek. Staat de natuur symbool voor een onbestemd verlangen, een dagdroom van de stedeling? De Vries is de stad trouw gebleven maar zocht de schoonheid daarbuiten. Iets vergelijkbaars valt te constateren bij landelijke politici. Met behulp van Google wist ik de woonplaatsen te achterhalen van degenen onder hen die zich met overgave als natuurminnaars profileren. Bijna allemaal bleken ze in een grote stad te wonen! [6]
Met haar schilderij Leidse Hout heeft De Vries dit park in herfsttooi afgebeeld. De begeerte om er gelijk naartoe te gaan overmande me toen ik haar kunstwerk in me opnam. Het oogt immers als een utopie, een nabij gelegen paradijs! Door het voortdurend hoorbaar autogeraas kan de Leidse Hout evenwel ook worden ervaren als een dystopie.[7] Althans, voor degenen die met gevoelige oren zijn behept.[8]
De film Soylent green wordt gerekend tot de dystopieën.[9] In dit verhaal heeft de mensheid de natuur verwoest. Landbouw is niet meer mogelijk. Dankzij de verstrekking van voedsel door een bedrijf, Soylent green geheten, weten mensen zich toch min of meer te redden. Euthanasie wordt bij volwassenen dwingend toegepast; dit is uit nood geboren. In deze laatste levensfase mag men naar een beeldscherm kijken waarop bossen, beken en wuivend graan zijn te bewonderen. Op muziek van Beethoven en later Grieg wordt afscheid genomen. Deze toekomstnachtmerrie wordt overigens nog versterkt omdat iemand iets heeft ontdekt: Soylent green is people!
Het draait allemaal om vormen
Terug naar het heden. Naast de natuur zijn ook andere kunstenaars een inspiratiebron voor De Vries. Ik hou van een losse stijl. Sierk Schröder en Yolanda Philippens spreken me erg aan.[10] Ook over haar Leidse vakgenoten Clazien Juffermans en Itsme Marks is ze behoorlijk enthousiast.[11]Vooral Itsme’s portretten zijn fantastisch. Die zijn zo levendig.
De Vries is ook etsend en beeldhouwend actief. Haar ets Dansende vrouw is een en al roesverwekkende beweeglijkheid. Ook haar sculpturen zijn een lust voor het oog. Ik doe dit nu al meer dan twintig jaar. En het draait allemaal om vormen.
Na deze zin was een overstapje naar de film gauw gemaakt. Hitchcock is een van mijn favoriete regisseurs. North by Northwest is bloedstollend, net als die zwart-rode jurk van Eva Maria Saint. Je kent haar vast wel. Jij hebt toch een boek geschreven over platinablonde actrices?
Over de elegantie van Audrey Hepburn raakt De Vries niet uitgepraat. Helaas heeft deze heldin van het witte doek nooit een film met Hitchcock gemaakt. Ik vond haar een adembenemende vrouw. Haar verzonnen verzetsverleden boeit me niet.[12] En jij verzint toch ook weleens wat?
In Charade schittert Hepburn, met Cary Grant als tegenspeler. Deze film wordt weleens omschreven als the best Hitchcock movie Hitchcock never made.[13] Hierin gaat Hepburn elegant gekleed zoals bioscoopbezoekers haar in die tijd het liefste zagen. Ook door deze actrice ben ik nu van een stijlvol slot verzekerd! Want evenals de kunstwerken van De Vries stond zij garant voor fabelachtig kijkgenot.
[2] Exposities van door Ineke de Vries gemaakte kunstwerken vinden op dit moment plaats in de Warmondse Oude School en het Golden Tulip Hotel te Noordwijk.
Natuur is voor tevredenen of legen.
En dan: wat is natuur nog in dit land?
Een stukje bos, ter grootte van een krant,
Een heuvel met wat villaatjes ertegen.
Geef mij de grauwe, stedelijke wegen,
De’ in kaden vastgeklonken waterkant,
De wolken, nooit zo schoon dan als ze, omrand
Door zolderramen, langs de lucht bewegen.
Alles is veel voor wie niet veel verwacht.
Het leven houdt zijn wonderen verborgen
Tot het ze, opeens, toont in hun hogen staat.
Dit heb ik bij mijzelven overdacht,
Verregend, op een miezerigen morgen,
Domweg gelukkig, in de Dapperstraat.
Ik kan niet tekenen. En de Leidse kunstenaar Wouter van der Loo wil het ook niet leren. Om schilderijen te maken die hem voor ogen staan moet hij dus creatieve oplossingen bedenken.[1]
Tien jaar geleden sloeg plots de scheppingsdrang bij hem in. Je mag het God of een mystieke ervaring noemen. Voor mij kwam het gewoon uit de lucht vallen. Eigenlijk betekenen die woorden allemaal hetzelfde.
Met zijn kunst wil hij niets bereiken. Maar als ik de wereld een beetje kan verfraaien is dat meegenomen. Zijn met oliepastelkrijt vervaardigde schilderijen geven blijk van een eigenaardige humor, zoals het portret van een kapper met twee scharen laat zien. Een ander kunstwerk van hem voorzag hij van een stukje velours. Het lukte hem namelijk niet om een bepaald voorbeeld goed na te schilderen. Uiteindelijk wist hij het artistieke probleem op deze manier op te lossen.[2]
Een praatje met Vincent van Gogh
Met kunstgeschiedenis zegt hij weinig op te hebben. Ik lees bijna geen boeken hierover. Maar Vincent van Gogh is een schilder die hij diep bewondert.Al zijn brieven heb ik gelezen.Ik praat ook af en toe met hem. De legendarische negentiende-eeuwse schilder gaat overigens nimmer met hem in gesprek. Dit laatste mogelijk tot opluchting van menig lezeres.
Dat Don McLeans Vincent een van Van der Loo’s lievelingsnummers is, mag niemand verrassen.[3] Deze song is immers een ode aan Van Goghs schilderijen. Evenals zijn artistieke held heeft de Leidse kunstenaar veel met bloemen.[4] Bijna dagelijks plukt hij ze en maakt daarvan een boeketje. Vervolgens fotografeert en filmt hij dit ruikertje. Het gaat mij om de kleurencombinaties. In bloemen zelf, of de namen ervan, ben ik niet geïnteresseerd. Na gedane arbeid geeft hij zijn bloemstukjes cadeau. Met enig recht kan men hem dus ook een weggeefkunstenaar noemen.
Mijn kunst betekent niets.Toch doe ik het graag. Waardering zegt hij niet te zoeken. Ik geniet van het scheppen en roei met de riemen die ik heb.[5]En bloemen zijn me in alles het dierbaarst.
De symboliek van de bloem is een veel beschreven onderwerp in de kunstgeschiedenis.[6] Zij staat onder meer voor vergankelijkheid, een fatale vrouw en passie.[7]Huysmans literaire schepping Jean des Esseintes zocht zijn geluk in bloemen die zoveel mogelijk leken op kunstbloemen. Apart genoeg wordt in deze roman voorspeld dat de toekomst aan de floristen is.[8]
Van der Loo wil van al deze verhalen en betekenissen niets weten. Bloemen zijn er om te plukken en weg te geven.Verwelkt nu de millennialange symboliek in de kunst en verwijst een bloem in deze nieuwe tijd echt alleen maar naar een bloem?
Een gevangenis voor kunstenaars
Zonder vrijheid zegt Van der Loo niet te kunnen leven. Das Leben der Anderen beschouwt hij als een van de meest aangrijpende films over vrijheid en het gemis ervan.[9]
Haagweg 4 noemt hij een gevangenis voor kunstenaars. Over de hoge huren die de artiesten aldaar dwingen tot het geven van steeds meer workshops, spreekt hij meewarig. Veranderen vrije geesten zo niet in boekhouders, in de greep van schulden en vele verplichtingen?, laat hij als vraag niet zozeer onderzoekend maar eerder retorisch rollen.
In Ferreri’s film Tales of ordinary madness zien we een aan drankzucht lijdende poëet die er niet in slaagt om in een kantoortuin, onder toezicht van een leidinggevende die mensen als activa ziet, te dichten.[10] Deze tot lyriek geneigde man kan gewoonweg niet mee met zijn tijd!
Het vreemde aan het huidige economische systeem is dat er geen alternatieven meer schijnen te zijn. Daarbuiten bestaan louter illusies. Binnen dit denken wordt keuzevrijheid echter verheerlijkt, alsmede de vele mogelijkheden van de mens in zijn rol als consument. In deze werkelijkheid vol bejubelde ondernemerszin blijven verbeeldingsrijke schilders hun genres trouw en zoeken naarstig naar modellen. Ik laat dit door Van der Loo aangekaarte thema nu verder rusten, want zelf weet ik er te weinig van.
Ik ben een buitenbeentje in het Leidse kunstleven. Ik heb ook niet bar veel met dat wereldje. Toch is Van der Loo over sommige schilders in de sleutelstad buitengewoon lovend. Zo mag bijvoorbeeld (de naar het symbolisme neigende!) Justus Dick Bakhuizen van den Brink op zijn enthousiaste waardering rekenen.[11]
Een blind proces?
Evolutiebiologen gaan ervan uit dat het leven een blind en toevallig proces is. Is de kunst dit ook, met criteria die voortdurend aan verandering onderhevig zijn?[12] Deze vraag laat zich gemakkelijk stellen! Een overtuigend antwoord hierop kan ik niet geven.
Is kunst bij uitstek een communicatief proces waarbij bruikbare netwerken en sociale handigheid voorop staan? [13]
De vraag naar kwaliteit dringt zich tevens op. Robert Pirsig heeft in Zen en de kunst van het motoronderhoud op grootse wijze verslag gedaan van zijn zoektocht naar kwaliteit. En als ik deze roman goed heb begrepen is dit begrip allerminst een hersenschim. Verdere verwijzingen laat ik evenwel achterwege. De indruk dat ik in filosofische kwesties een VVV-functie ambieer, voorkom ik graag.[14]
Millennialang was in de westerse geschiedenis sprake van een verdubbelde werkelijkheid, waarbij de spirituele wereld door Nietzsche uiteindelijk als fantoom werd weggezet. Metafysica is in verlichte kringen min of meer afgeschaft.[15] Hierbij is het mensbeeld veranderd in een biochemische veelheid zonder centrale regelkamer.
Verliest hierdoor ook de kunst veel aan betekenissen en symboliek zoals eerder met de bloem naar voren kwam? Rest ons slechts een loom vakantiegevoel terwijl we naar schilderijen vol pittoreske landschappen kijken?
Leidse Kareltje
In het begin van deze eeuw verklaarde de taalkundige Dick Wortel het Leidse dialect voor uitgestorven.[16] Een paar jaar later werd het Leids dictee geïntroduceerd.[17] Daarna zag ook Leidse Kareltje, een door Van der Loo bedachte stripfiguur, het licht.
Zijn in het Leids geschreven commentaren gaan hem gemakkelijk af, dit in tegenstelling tot het tekenen. Ik ben op zoek naar een cartoonist.Mij lukt het niet om emoties uit te beelden bij zo’n stripfiguur. Daarom is Leidse Kareltje, hoe veelbelovend ook, tot nu vooral in goede bedoelingen blijven steken.Wel zijn zo nu en dan enkele uitspraken van deze Leidse Glibber via Facebook te volgen.[18]
Terug naar de echte wereld! Van der Loo’s muziekliefde beperkt zich geenszins tot de pop. Ook naar jazz gaat mijn hart uit. Zijn passie hiervoor blijkt uit zijn schilderij waarop een vrouw staat afgebeeld die verdacht veel lijkt op Caro Emerald.[19] En een gedichtje van hem siert bovendien de cd-cover van saxofonist Ruud de Vries. [20]
Van der Loo zegt zich nu al te verheugen op een plaatselijk festival dat binnenkort plaatsvindt. Want daar zal de jazz verschijnen in de ravissante gedaante van zangeres Vivienne Aerts. In het gezelschap van Leidse Kareltje weet hij vast hiervan te genieten![21]
Door zijn volstrekte eigenzinnigheid is Van der Loo bijkans uitgegroeid tot een literair aandoende figuur. In de roman Aanwezig van Jerzy Kosinksi worden letterlijke uitspraken van zijn belangrijkste personage almaar figuurlijk uitgelegd. Daardoor groeit de man uit tot een waar orakel. Gecertificeerde exegeten buitelen over elkaar heen om hem te begrijpen.[22] Het antwoord op de vraag of dit lot ook voor Van der Loo is weggelegd, ligt in de toekomst.
Noten
[1] Exposities van Wouter van der Loo zijn, in combinatie met atelier Koloriet, in het Leiderdorpse Alrijne ziekenhuis (afdeling Radiologie) te zien. Sinds kort zijn ook in de Warmondse Oude School enkele schilderijen van hem te bewonderen. Deze tentoonstelling is georganiseerd door galerie Beeldschoon. Een aantal bij deze galerie aangesloten schilders exposeren daar eveneens. Zie ook http://atelierkoloriet.nl/; http://galeriebeeldschoon.nl/de%20kunstenaars/Paco-Art/index.html en op Facebook: https://www.facebook.com/PACOVERBEGNA/.
[12]Een pakkend citaat over kunst wil ik de lezeres niet onthouden!
(…) and he who contemplates a work of art, inhabit a world with an intense and peculiar significance of its own; that significance is unrelated to the significance of life. In this world the emotions of life find no place. It is a world with emotions of its own. Uit: Clive Bell, Art, (1914) pagina 25.
[13] Latour excelleert in netwerk-theorieën. Beuys benutte tijdens zijn ondoorgrondelijke gesprekken over kunst nog een poffertjeskraam van marxistische makelij, passend bij de jaren zeventig van de vorige eeuw. In het begin van diezelfde eeuw meende Lloyd Wright dat de toekomst van de kunst aan de machine was. Vijftig jaar eerder hield Tolstoj er nog erg verheven denkbeelden op na en zag kunst in relatie tot God en de menselijke broederschap.
Zijn eigen opvattingen wil hij verdiepen en verder uitwerken. Hierbij wil hij zo min mogelijk worden gehinderd door ontstane verwachtingen, sociale conventies en maatschappelijke wenselijkheden. De Leidse cineast Frank de Rooij zoekt aldus vol overgave zijn vrijheid.[1]
Deze hunkering naar vrijheid was voor hem een belangrijke reden om een film te wijden aan zijn schilderende stadsgenoot Justus Donker. Dit bezorgde hem de prijs van beste Nederlandse documentaire uit 2016.[2] Het is onmiskenbaar dat hij aanvankelijk behoorlijk opkeek tegen deze schilder. Hij koos voor vrijheid; iets wat ik niet zo zou durven,hoor je De Rooij in het begin bewonderend zeggen.
In zijn documentaire blijft de drugsverslaving van Justus Donker allerminst buiten beeld. Daarnaast werkt Donkers geobsedeerde belustheid op een terugkeer als gevierd kunstenaar vervreemdend in de context van diens dakloosheid en doorgesnoven warboel.
Baudelaire noemt in Kunstmatige paradijzen iemand die, ondanks zijn verzwakte innerlijk, van drugs weet af te komen een ontsnapte gevangene.[3] Vanuit dit perspectief komt de vrijheid van Donker in een ander licht te staan.
Donkers verlangen naar zijn gloriejaren in de jaren negentig wordt onverbloemd geregistreerd. In die periode maakte hij, samen met zijn twee broers, als kunstenaar furore. Diverse exposities in Europa en zelfs een in New York viel het werk van de gebroeders ten deel.[4]De filmmaker brengt Donkers huidige werkelijkheid in beeld zonder in voorspelbaar gemoraliseer te vervallen. Ogenschijnlijk wordt de schilder door zijn familie gekoesterd. Tevens geniet hij het voorrecht nog steeds omringd te zijn door behulpzame vrienden.
Inmiddels heeft de man vier kinderen die nimmer bij hem woonden, maar door hun moeder werden opgevoed. Ook jeugdzorg schijnt nog een tijdje zijn kroost onder haar hoede te hebben genomen. Zijn tegenwoordige vriendin is eveneens verslaafd; aan welke middelen precies kon ik niet allemaal onthouden. De kunstenaar maakt al jarenlang gebruik van gemeentelijke bijstand, maar droomt van grote rijkdom, feesten vol beroemdheden en chicks for free. De Rooij toont dit indringend en onversneden.[5]
Er zijn vrijgezellen die zouden tekenen voor een partner en een steunend sociaal netwerk. Dit zou voor hen welhaast al iets paradijselijks zijn! Justus Donker ziet dit klaarblijkelijk niet, of anders. Wat mensen eigenlijk zien, is een vraag die blijft boeien.
Angst voor de vrijheid
Vrijheid trek ik nu als thema graag in het algemene, met behulp van het bijkans vergeten toneelstuk De rinoceros,geschreven door Eugène Ionesco. In dit verhaal veranderen mensen allengs in het gepantserde dier uit de titel. Naar de worsteling van degenen die deze transformatie nog niet hebben ondergaan, gaat alle aandacht uit. Tot ook zij bezwijken aan de begeerte erbij te willen horen. Slechts één man weet dit allemaal te weerstaan. Ik zal niet capitulerenzijn diens laatste woorden.
Dat de zucht tot conformisme hierin wordt gehekeld, is zonneklaar. Opmerkingen van de schrijver bevestigen dit bovendien. Tijdens een in 1960 afgenomen interview kwam hij terug op zijn toneelstuk dat een jaar voordien was verschenen. Hierin zegt hij gaandeweg zijn leven verbijsterd te zijn geraakt door de snelle en veelal bizarre kenteringen in de publieke opinie. Hij vergelijkt dit proces met een besmetting, een epidemie zelfs. People allow themselves invaded by a new religion, a doctrine, a fanaticism. They would kill you with the best of consciences.[6]
De in Frankfurt geboren psycholoog Erich Fromm veroordeelde in zijn Angst voor de vrijheid al eerder de drang tot conformisme en beschreef de autoritaire, destructieve en sadomasochistische karakteristieken ervan.[7]Fromm heeft veel invloed op me gehad. Het lezen van zijn boeken heeft mij veranderd, aldus De Rooij. Bovenstaand schilderij behoeft, naar mijn smaak, dan verder ook geen toelichting.
De dorst naar authenticiteit
De documentairemaker zoekt bevlogen naar authenticiteit. Ook dit zal hem zonder twijfel tot een portret van Donker hebben gedreven. Niettemin is een kanttekening op zijn plaats gezien De Rooij’s nadruk op echtheid en emotie. Is Justus Donker wel zo authentiek en puur als de cineast doet voorkomen? Deze vraag kwam tijdens het kijken naar de documentaire bij me op, maar kon ik toen niet goed beantwoorden. Aangezien ik weinig wist over deze schilder en evenmin iets over zijn familie besloot ik Google in te schakelen om mij van mijn onwetendheid te verlossen.
Justus Donkers vader is eigenaar van een uitgeverij. De opa van Justus was de oprichter ervan. Bij deze firma is al een boek over Aad Donker gepubliceerd. Volgend jaar verschijnt daar bovendien nog een biografie over hem. Deze broer van Justus beroofde zich na zijn golden years van het leven. De Rooij verwijst overigens in zijn filmisch portret ook naar dit drama.[8] Gijs, de andere broer van Justus, leeft en schildert nog.
Voordat dit edele drietal aan hun studie aan de Haagse kunstacademie begon, verbleven Aad en Gijs een aantal maanden in Zuid-Afrika. Aldaar werden ze opgevangen en onderricht door een oom die in dat land een uitgeverij bezat. De bedoeling was dat Aad bij zijn oom het uitgeversvak zou leren. Dat een sterk ontwikkeld gevoel voor publiciteit in een dergelijk milieu aanwezig zal zijn, lijkt me moeilijk te ontkennen. Justus Donker weet zich in ieder geval met zijn verslavingen als kunstenaar behoorlijk in de markt te zetten!
Jij moet een film over me maken, sprak de schilder tegen De Rooij toen ze elkaar bij toeval leerden kennen. Daarna raakten ze min of meer met elkaar bevriend, met de nu besproken documentaire als gevolg.[9]Er is nog een andere documentaire waarin Justus een rol speelt, namelijk die over zijn broer Aad.[10] Zoveel media-aandacht valt niet elke Nederlandse schilder ten deel, hoe getalenteerd hij verder ook moge zijn. De kwaliteit van Donkers kunst laat ik als kwestie liever rusten. Het is me nu al ingewikkeld genoeg.[11]
De vraag naar Donkers authenticiteit ben ik niet vergeten! Het antwoord moet ik echter schuldig blijven. Ik weet het niet. Wel weet ik dat dandy’s geenszins het privilege bezitten om over een uiterst gelaagd bewustzijn te beschikken. En voor de onderzoekend ingestelde lezeres is er altijd nog de website van Justus Donker om tot een dieper inzicht te komen over deze kleurrijke kunstenaar.[12]
Volgens de filosoof Charles Taylor is het verlangen naar authenticiteit een kind van de Romantiek. In The ethics of authenticity noemt hij dit streven een gevolg van de maatschappelijke onbetrokkenheid en het verregaande individualisme dat het rationalisme in de achttiende eeuw kenmerkt.[13]Dat kan! Maar voor mij is nu vooral de vraag van belang of authenticiteit geen luchtspiegeling is. Hierop heeft Cindy Sherman een boeiend antwoord gegeven. In haar werk is zij zowel fotografe als model. De kunstenares heeft een eindeloze reeks portretten van zichzelf gemaakt. Volgens haar zijn dit echter geen zelfportretten! Sherman gaat er vanuit dat mensen samenvallen met hun rollen. Ook is ze van mening dat gezichten façades zijn. En dat laat ze met haar kunst zien. Authenticiteit is een illusie. Dat is haar boodschap.[14]
De Rooij gelooft, zoals gezegd, evenwel in authenticiteit. Met voorgeschreven denken en doen heeft hij niets. Zijn graalmotief is de echtheid. Het emotionele leven staat bij hem centraal. Dat hij zichzelf in dit opzicht in alle kwetsbaarheid durft te laten zien, bewees hij in een documentaire (2011) over het stervensproces van zijn vader.[15]
Het vlot van de Medusa
Ik kijk regelmatig naar de sterren om op een bepaalde manier toch even contact met hem te maken. Ik weet niet of hij daar iets van mee krijgt, maar ik hoop het soms. De Rooij zegt het verlies van zijn vader inmiddels te hebben verwerkt, maar vergeten is hij hem niet.
De dood is het collectieve lot der mensheid. In de kunst bestaan over dit fatum uiterst fraaie stileringen. Zeker negentiende-eeuwse romantici werden door de sterfelijkheid geobsedeerd. It makes them feel towards their fellow men much as you might feel like towards fellow survivors on a raft. Het door Géricault gemaakte schilderij Het vlot van de Medusa is een rake uitbeelding van dit besef.[16]
De Engelse romantische dichters zijn nu niet meer te mijden, gezien het aangesneden thema. In de Leidse Breestraat staat op een muur poëzie van Keats over de dood. Ook Byron en Shelley lieten zich in dezen niet onbetuigd. Zo heeft Shelley bijvoorbeeld een gedicht geschreven over Keats naar aanleiding van diens overlijden op zeer jonge leeftijd.
De in Wenen geboren romantische componist Franz Schubert heeft er eveneens iets moois van weten te maken. Zijn liedDe dood en het meisje werd in 1821 uitgebracht. Tien jaar later overleed hij op 31-jarige leeftijd.[17]
Mijn duistere drang om Dark romanticism als kunststroming te bespreken heb ik tot nu weten te bezweren, ook al heeft dit veel van mijn krachten gevergd. Wel moet het mij van het hart dat de negentiende-eeuwse vertolkers van dit levensgevoel bepaald geen verheven gedachten over de mens koesterden.Door hun zwarte kijk op het bestaan werd soms zelfs de dood als uitweg ervaren.[18]
Gelukkig zorgt de sterfelijkheid ook voor luchtige geluiden. We kunnen bijna alles tegenwoordig overleven, behalve de dood. Deze zin van Wilde wordt tegenwoordig overigens betwist door transhumanisten.[19]
Verre verrukkingen
In de documentaire waaraan De Rooij momenteel werkt wil hij laten zien dat het leven niet om succes draait, maar veeleer om mededogen. Hij onderzoekt hierbij ook antwoorden op de vraag waarom wij zo naar waardering smachten. De leer van het taoïsme en boeddhisme vergelijkt hij met de westerse egocultuur en het gebrek aan spiritualiteit. We zijn hopeloos verslaafd aan waardering en succes. En we willen vooral dat anderen ons als succesvol zien. We leven teveel voor de waardering van anderen zonder dit eigenlijk nog in te zien.[20]
Het is de vraag of dit verlangen geen algemeen gegeven is. Hangt de hunkering naar waardering en status niet samen met de mens en zijn existentie als roedeldier? En een hogere status is sinds de dageraad der mensheid doorgaans een probaat middel gebleken om (gerieflijk) te overleven! Dit alles laat ik graag ter overdenking aan de lezeres. Ik spoed mij nu liever naar de verrukkingen van verre culturen.
Exotische verleidingen zijn de westerse cultuur niet vreemd. In de zeventiende eeuw ontstonden er al chinoiserieën. Het begon met keramiek, daarna werd alles dat uit China kwam nagemaakt.[21]Verlichtings- filosofen schreven met verve over de wijsheid van vreemde volkeren.[22] Romantici zoals Cooper en Chateaubriand dweepten met de indianen als natuurvolk.[23]Volgens De Rooij beschouwt Justus Donker zichzelf als een indiaan. Iemand die puur en echt leeft. Een antwoord op de vraag of de eerder genoemde romantici ook met Donker hadden gedweept, gaat mijn fantasie helaas te boven.
In deze grove schets vermeld ik met genoegen Van Gogh en zijn liefde voor de inwoners van Japan, die in de natuur leven alsof ze zelf bloemen waren.[24] Daarnaast was de Japanner Hokusai een door hem bewonderde schilder.[25]Tegelijkertijd lieten veel kunstenaars uit het land van de rijzende zon zich inspireren door Europese schrijvers. Aanvankelijk waren dat vooral Franse auteurs zoals Rousseau en Zola, later kwamen ook Duitse literatoren in de mode.[26]
In de twintigste eeuw heeft Allen Watts in Europa veel zendingswerk verricht. Met zijn boeken presenteerde hij het oosters gedachtegoed aan een groot publiek.[27] Ook de beatniks en hippies dreven gedurende die periode, geregeld gedrogeerd, mee in de spirituele stroom van oost naar west. Zelfs de kroonjuwelen van de westerse wetenschap moesten eraan geloven. Schrijvers zoals Capra en Zukav herkenden in de kwantummechanica de wijsheid uit het oosten. The Tao of physics en The dancing Wu Li masterswerden in de jaren zeventig van de vorige eeuw wereldwijd bestsellers.[28]
Met deze boeken zegt De Rooij niet veel op te hebben. Daarentegen boeitDe weg van Michael Puett hem mateloos. [29] Erg enthousiast is hij ook over Zhuang Zi. Deze taoïstische geleerde heeft diepe sporen in de Europese literatuur achtergelaten. Volgens bepaalde geesteswetenschappers heeft hij Wilde The picture of Dorian Gray ingefluisterd. Wilde op zijn beurt schreef lovende recensies over Zhuang Zi.[30]
Hunkeren naar harmonie met de natuur
Ik denk dat we nog steeds erg kortzichtig zijn over de toestand van de natuur en de gevolgen ervan voor onze eigen gezondheid. Het besef deel te zijn van de natuur dringt onvoldoende door. Om een ecologische catastrofe te voorkomen acht De Rooij een collectief ontwaken noodzakelijk.Gelukkig denk ik meestal dat het ons toch gaat lukken!
Zijn angst voor een ecologische ramp is begrijpelijk. De onstuimig groeiende wereldbevolking, de stijgende zeespiegel en de vooral in Afrika toenemende verwoestijning zijn inderdaad niet bijster hoopgevend. Zelfs getrainde of beroepsmatige wegkijkers kunnen hieraan moeilijk voorbij gaan.
De huidige consumptieve fixatie stemt De Rooij, ondanks zijn optimistische grondtoon, weleens somber. Af en toe zou ik in het niets willen wegkruipen. De machteloosheid en absurditeit van het leven overmeesteren hem regelmatig. Ik verander dan in een melancholieke cynicus.
Het draait volgens De Rooij om de spirituele kern van het bestaan. Eenvoudig leven betekent naar zijn idee minder afgeleid worden door de materiële werkelijkheid. Het aantrekkelijke van veel inheemse volkeren is ook dat ze harmonieus in de natuur staan. Ik denk dat we veel van hen kunnen leren.[31]
Toch is het maar de vraag of zij wel in harmonie met de natuur leven. De uitroeiing van meer dan tweeduizend vogelsoorten in Polynesië had te maken met het gedrag van volkeren daar, lang voor de komst der Europeanen. Ook het uitsterven van de Japanse zeeleeuw en de Nieuw-Zeelandse moa heeft weinig van doen met de westerse beschaving. We like to think of indigenous people as living in harmony with nature. But this is rarely the case. Humans everywhere will take what they need to survive. That’s how it works, stelt de bioloog Morten Allentoft.[32]
Het besef om op een planeet te leven, was er lange tijd niet. Aardwetenschappen, evolutiebiologie en ecologie zijn in Europa ontwikkelde vakgebieden. Schept kennis moraal omdat pas dan de keuzemogelijkheden kunnen worden overzien? Is De Rooij’s idee van in harmonie met de natuur levende volkeren een romantische illusie, ingegeven door ongenoegen over zijn eigen cultuur?[33] Ketenen mensen zich aan paradijselijke visioenen zonder dit te beseffen? Werken hoogstaande denkbeelden soms drogerend? Misschien verschilt Justus Donker, met al zijn verslavingen, minder van ons dan op het eerste gezicht lijkt!
De dansende Woe-Li meester
Ik hou van alle films van David Lynch, in het bijzonder Mulholland drive. Deze film uit 2001 heeft inmiddels een cultstatus en is uitermate geschikt voor liefhebbers van diepzinnige duidingen. A love story in a city of dreams is de prikkelende tagline uit deze neo noire, waarin sprake is van een echte femme fatale![34]
Naar zijn zeggen heeft Into the wild veel indruk op hem gemaakt. Dat is echt een van mijn favorieten, laat De Rooij weten. Happiness is real only when shared with others is een vaak geciteerde zin uit deze film van Sean Penn. Die uitspraak betekent een breuk met het gedachtegoed à la Henry Thoreau waarbij vooral het streven naar autonomie centraal staat. Mensen hebben elkaar nodig. Aldus kan de boodschap van Into the wild worden samengevat.[35]
De Rooij is vol lof over zijn vakgenoten Roy Dames en Sunny Bergman.[36]Ze zijn voorbeelden voor mij, ook in maatschappijkritisch opzicht. Gert de Graaff, met name diens dromerige documentaire De zee die denkt, mag evenzeer op zijn geestdriftige waardering rekenen.[37] Het werk van Michael Moore daarentegen vindt hijvooral linkse propaganda.[38]
Pas als de videofilms van Pipolotti Rist ter sprake komen, gaat De Rooij helemaal los. Haar invalshoek is speels en erg verrassend. Zij is echt fantastisch! Deze in Zwitserland geboren kunstenares maakte tot 1994 deel uit van de muziekgroep Les reines prochaines. In onderstaande videoclip Sip my ocean is haar stem te horen op de melodie van Wicked game, de wereldberoemde hit van Chris Isaak.[39]
Naast documentaires maken, schildert De Rooij ook graag. Dit doet hij meestal in een abstracte, expressionistische stijl.[40]Ik hou van dat felle kleurgebruik. De emoties spatten er vanaf. Ik kan mezelf dan tijdens het schilderen lekker laten gaan.
De Rooij hongert overduidelijk naar passie. Bovendien blaakt hij van vitaliteit. Het is daarom vast niet toevallig dat Friedrich Nietzsche zijn meest geliefde wijsgeer is. In Aldus sprak Zarathoestra verkondigt deze denker de noodzaak om te dansen.[41] Dit doet De Rooij dan ook van harte! Het liefste in Rotterdam, Amsterdam en in Berlijn, de hoofdstad van de techno.[42] Dat Moby tot deze muziekstroming behoort, behoeft ongetwijfeld geen betoog. Ooit omschreef deze popster zichzelf in een interview als een taoist, buddhist, atheist and christian who loves quantum mechanics.[43]
Uit deze woorden spreekt de wens om geen vaste metafysische positie in te willen nemen. Althans, zo kan zijn uitspraak worden uitgelegd. Er is namelijk geen verplichting of noodzaak om te kiezen! De menselijke kennis schiet op dit vlak immers tekort. Waarom zouden we ons vastleggen in een terra incognita? Laten we niet verdwalen in het oneindige; we zijn er niet voor geschapen om daar ook maar het minste benul van te krijgen. Deze uitspraak van de achttiende-eeuwse schrijver Lamettrie leverde verhitte beschuldigingen van atheïsme op.[44] Overigens studeerde deze Franse arts enige tijd in Leiden, waar hij colleges volgde bij Boerhaave.
Wellicht komt eerder genoemd citaat van Moby ook overeen met de zienswijze van John Cage. Diens Music of changes is getoonzet in de geest van het taoïsme. Uit ander werk blijkt evenzeer zijn voorkeur voor verandering waarbij vaste posities worden geschuwd. Cage introduceerde ook het toeval in zijn composities. Dat De Rooij veel op heeft met deze componist mag niemand verbazen.[45]
Ook naar Steve Reich gaat zijn hart uit. Zeker in de auto luister ik vaak naar zijn muziek. Soms gaat het geluid dan op de max. Dat is gaaf.[46]Popartiesten als Eddie Vedder, Sixto Rodriquez en Childish Gambino doen het eveneens goed bij de documentairemaker uit Leiden. Bovendien spreekt het schilderachtige levensverhaal van Rodriquez erg tot zijn verbeelding.[47]
Als het om zijn levenspad gaat danst De Rooij misschien op muziek die alleen hij hoort. In ieder geval wil hij zich niet door andermans oordeel of agenda laten leiden. Hij probeert de moed op te brengen om anders te zijn en als het moet alleen te staan. Nietzsche zal hem daarbij vast en zeker helpen!
De denkbeelden van De Rooij zijn vergelijkbaar met die van de Engelse vrijdenker John Stuart Mill. Het nu volgende citaat uit Mills On liberty lijkt me daarom van groot belang: The only freedom which deserves the name is that of pursuing our own good in our own way, so long as we do not attempt to deprive others of theirs. Zie: J. Mill, On liberty (Harmondsworth 1978) pagina 72.
[8]Tentoonstellingscatalogus van Aad Donkers werk. Ziehttp://www.uitgeverijdonker.nl/aad/autobiografie.html; http://www.uitgeverijdonker.nl/aad/gentle_giant.html; Menno Voskuil werkt momenteel met behulp van een beurs van het Letterenfonds aan een biografie over Aad Donker. Naar verwachting wordt dit boek in 2018 door uitgeverij Donker gepubliceerd. De eerder in dit blog besproken kunstenaar Milan Roeterink schilderde een paar maanden in een groep waartoe ook Gijs, de oudste broer van Justus, behoorde. Ik werk niet met amateurs, beet die Roeterink al snel toe. Gijs Donker twijfelt kennelijk allerminst aan het talent dat het toeval of de goden hem geschonken hebben! En hij houdt dit zeker niet voor zichzelf. Zoiets heeft wel wat. Bovendien pakken journalisten dergelijke uitspraken graag op. Gelet op de huidige kunstbergen kan naamsbekendheid geen kwaad. Of deze zelfverzekerde houding van hem een bewuste mediastrategie is, kan ik niet beoordelen. Een gepassioneerde indruk maakt het in ieder geval zeker!http://www.galeries.nl/mnkunstenaar.asp?artistnr=17314&vane=1&em=&meer=&sessionti=686215635;Golden years, David Bowie. Ziehttps://youtu.be/wd2clb5T8JA.
[33] Zijn snijdende kritiek op een bepaalde religie haalt doorgaans pijlsnel de media. Maar Houellebecq schrijft ook vlijmscherp over de leegte in de westerse samenleving. Zie M. Houellebecq, Onderwerping (2015).
Milan Roeterink, kunst en de cultuur van het wegkijken
Sinds de dageraad der mensheid wordt het door schilders in beeld gevat.[1] Al millennialang weten dichters zich erdoor in vervoering gebracht.[2] Maar wat het eigenlijk is, valt lastig te benoemen.[3]
De vergoddelijking van schoonheid heeft volgens de Leidse schilder Milan Roeterink afsluiting als consequentie. Het wordt onbereikbaar en verdwijnt daarmee achter de horizon.[4]Voor hem draait kunst niet zozeer om schoonheid, maar om het betekenissenspel. Hij wil daarbij kwetsen noch verontrusten. Mijn kunst is geen martelwerktuig, aldus Roeterink. Daarom mijdt hij de uitbeelding van opzichtig naakt, verminkte kinderen of wereldschuwe vrouwen, verstikt door religieus gedachtegoed. Dat leidt alleen maar af van datgene waar het werkelijk om gaat.
Roeterink kiest voor onnadrukkelijkheid. Zijn schilderijen ziet hij als suggestiestroken die leiden naar verstilde vluchtigheid. Door deze ervaring ontstaat een besef van de broosheid van het bestaan. Het gevoel van kwetsbaarheid dringt door. De kijker verinnerlijkt; hij is geraakt. Om dit emotionele proces is het hem te doen.
Blootstelling en openheid
Naar zijn zeggen gaat het in het leven als in de kunst om blootstelling en openheid. Tijdens het portretteren opent het model zich voor de blik van de kunstenaar. Nadien stelt de kunstenaar zich met zijn werk bloot aan beoordeling en veroordeling.
Het onafgebroken geklets in bepaalde kringen over subsidiekunstenaars ervaart hij als wegkijken. Het besef van de menselijke kwetsbaarheid wordt volgens hem zo handig vermeden. Afgeleid door details, rekensommen en stemmingmakerij blijft het zodoende op geriefelijke afstand.[5]
Dat Roeterink de gave bezit zich liefdevol open te stellen voor stad, streek en landschap blijkt vooral uit zijn aquarellen. Leiden typeert hij, vanwege de vele grachten, bruggetjes en molens, als ideaal voor een aquarel.[6]
In Leiden heeft hij sinds jaar en dag een atelier. In de sleutelstad waren tot nu ook de meeste exposities van zijn werk. Het is bovendien de stad waar hij ooit wijsbegeerte studeerde.
Floris Verster is een door hem bewonderde stadsgenoot.[7] Vooral zijn besneeuwde landschappen acht hij een lust voor het oog. Over hedendaagse Leidse kunstenaars als Marjolein van Haasteren, Louise Schamper en Fred Cohen is hij eveneens vol lof.
Roeterink schildert graag op popmuziek. Het liefste luistert hij naar Anohni, Moby en Nick Cave.[8] Ook dandyeske artiesten vallen door hun betekenissenacrobatiek bij hem in de smaak. De persoonlijkheidscultus van dandy’s, zoals Bryan Ferry’s faam als vrouwenverleider, neem ik daarbij voor lief.[9] Dat is mooi, natuurlijk. En hopelijk zal Ferry deze genereuze geste weten te waarderen!
De verstreken houdbaarheidsdatum der eeuwigheid
Naast gecanoniseerde kunstenaars als Rembrandt en Vermeer, laat Roeterink zich ook inspireren door onbekende schilders, zoalsDolf Henkes en Jan-Willem Maronier. Een anonieme status is volgens hem lang niet altijd het voortvloeisel van weinig kwaliteit, maar geregeld ook een kwestie van toeval, een zwak sociaal netwerk of een gebrek aan publicitair benul.
Het eeuwigheidsverlangen dat zo lang de westerse cultuur domineerde, heeft duidelijk aan aantrekkingskracht ingeboet.[10] De houdbaarheidsdatum van de eeuwigheid is verstreken! Onsterfelijkheid lijkt als hoop en visioen verlaten, zoals eerder ook al uit mijn artikel over Itsme Marks bleek.[11] Ook Roeterink is hierin geen uitzondering; hij glijdt mee in dit proces.
Ik streef roem noch onsterfelijkheid na. Ik ben content met mijn relatieve anonimiteit. Ik leef in het moment en schilder de vluchtigheid. En als mens en schilder ben ik zonder meer ook erg vluchtig, veronderstelt de geschoolde denker. Of deze Leidse kunstenaar zich met zijn uitspraken voor de eeuwigheid heeft vastgelegd, is vermoedelijk voor menigeen een zinloze gedachte.
Noten
[1] Iconisch in dezen is natuurlijk Het meisje met de parel van Vermeer.
[2] John Keats is met zijn gedicht A thing of beauty is a joy forever, een schitterend voorbeeld van dichterlijke vervoering als het om schoonheid gaat. Zie http://www.online-literature.com/keats/463/. Jacques Perk ruilde God daadwerkelijk in voor schoonheid, zoals blijkt uit zijn gedicht Deinè Theos. Zie http://cf.hum.uva.nl/dsp/ljc/perk/math106.htm en http://www.dbnl.org/tekst/kort006isvo01_01/kort006isvo01_01_0037.php. De geëxalteerde staat van deze negentiende-eeuwse dichters wijt ik aan hun jeugd. Deze jong gestorven lyrici waren in de twintig toen ze dit schreven en op die leeftijd is menigeen nog niet tot bezinning gekomen. Maar wellicht spreek ik nu te zeer uit eigen ervaring.
Itsme Marks beziet het leven als een lijnenspel.[1] Daar waar schrijvers met letters het universum van betekenis voorzien, is voor Marks de lijn zingevend en bepalend.
Het op zeer jonge leeftijd ontdekte tekentalent van haar zoon bracht de artistieke gave van Marks zelf ook aan het licht. Op latere leeftijd ging ze daarom naar de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag waar ze haar studies in onder meer schilderen en tekenen succesvol afrondde.
In het begin van haar kunstenaarschap was Pablo Picasso een door haar verafgode schilder. Niet voor niets heeft Marks Ode aan Picasso gemaakt, een schilderijenreeks als eerbetoon aan de man.[2] Haar bewondering gold echter uitsluitend voor zijn werk.[3]
Haar gevoelens voor de mens Picasso worden door David Bowie adequaat verwoord in zijn songtekst Pablo Picasso is an asshole. Voor Bowie heeft Marks daarentegen niets dan lof. Zowel als musicus, maar vooral ook als mens. Op haar achttiende jaar werd ze lid van diens fanclub en tot op de dag van vandaag luistert ze nog altijd graag naar zijn muziek. Haar liefde voor deze popster dreef Marks bovendien tot het maken van een aantal portretten van haar muzikale held.[4]
Marks heeft een voorliefde voor het schilderen van vrouwen. Niet zozeer in de stijl van Picasso; haar portretten zijn veeleer verwant aan de vrouwenfiguren zoals Kees van Dongen die vaak uitbeeldde.[5] Zo vertoont haar Vrouw met hoed een buitengewone gelijkenis met Van Dongens Vrouw met grote hoed.[6]
Van Dongen omschreef ooit schilderen als de allermooiste leugen.[7] Deze in Delfshaven geboren kunstenaar legde graag beeldschone vrouwen voor de eeuwigheid vast.[8] Ook de vrouwen van Marks zijn uitermate attractief, doorgaans met een erg levenslustige en artistieke uitstraling.
Ik ben geen isme, ik ben Kees van Dongen, was een reactie van hem toen gevraagd werd naar de kunststroming waartoe hij gerekend moest worden.[9]Het antwoord van Itsme Marks op deze vraag laat aan duidelijkheid eveneens niets te wensen over; ik ben een stijlloos mens!
Marks speelt met stijlen. Een blijk hiervan is bijvoorbeeld White dress.[10] De term postmodernisme valt in zulke gevallen snel. Kijk maar, daar hebben we het al!
Marksisme
De landschappen van Marks zijn abstract en kleurrijk.[11] De sfeer die van deze schilderijen afspat is raadselachtig, op het geheimzinnige af. De Leidse kunstenares lijkt bijkans de kijker uit te nodigen het landschap zelf in te vullen.
Zoals Bowie op onnavolgbare wijze kunst en leven wist te verweven, zo heeft Marks de gave om het abstracte en figuratieve te verbinden. Ook hier speelt de schilderes met genres, kleuren en stromingen. Dit zouden we Marksisme kunnen noemen. Een term die nogal tot mijn verbeelding spreekt. Ik speel nu ook, doch in tegenstelling tot Marks slechts met woorden.
In de eeuwigheid ziet ze weinig heil. Althans, die ligt buiten haar horizon. Haar kunst zijn de lijnen en de kleuren van het moment. Marks is een schilder van het hier en nu.
Schilderen is voor Marks ook een uitstekende bezwering van haar eigen demonen. Kunst als tegengif! Waarom menigeen de werkelijkheid onverdoofd nauwelijks kan verdragen, wordt als vraag in de langverwachte novelle Nachtengeltjes en driehoekjes uiterst speels gethematiseerd.[12]
De werkelijkheid komt Marks ontegenzeggelijk wel goed van pas! Het heeft tot een bijzonder kleurrijk lijnenspel geleid. Ook het leven zelve is dus deels de kraamkamer van haar kunst.
https://youtu.be/69Ro_QC2V9U
Noten
[1] Marks eerste tentoonstelling was in 1995. Nadien waren er exposities van haar werk in het hele land.